park assist BMW X5 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X5 M, Model: BMW X5 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 13 of 268

Dimlicht 106Automatische verlichtingsrege‐
ling 107
Grootlichtassistent 108Instrumentenverlichting 110Night Vision, warmtebeeld in-/
uitschakelen 1247Stuurkolomschakelaar, linksRichtingaanwijzers 78Grootlicht, lichtsignaal 78Grootlichtassistent 108Parkeerlicht 107Boordcomputer 998Toetsen op stuurwiel, linksM Drive 1 activeren 138M Drive 2 activeren 138Snelheidsbegrenzer 132Snelheid oproepen 145Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 145Tuimelschakelaar voor snelheidsrege‐
ling 1459Schakelpaddels 8410Instrumentenpaneel 8711Toetsen op stuurwiel, rechtsEntertainmentbronVolumeSpraakinvoer 25Telefoon, zie Handleiding over
navigatie-, entertainment- en
communicatiesysteemGekartelde knop voor selectielijsten 9912Stuurkolomschakelaar, rechtsRuitenwisser 78Regensensor 79Ruiten en koplampen reini‐
gen 78BMW X5 M: achterruitwis‐
ser 80BMW X5 M: achterruit reini‐
gen 8013Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 7114Automatische start-stop-func‐
tie 7215Claxon, gehele vlak16Stuurwielverwarming 62Seite 13BedieningsorganenOverzicht13
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 14 of 268

17Stuurwiel verstellen 6218Motorkap ontgrendelen 222
Rondom de middenconsole
1Control Display 162Dashboardkastje 1833Ventilatie 1644Waarschuwingsknipperlichtin‐
stallatie 238Intelligent Safety-toets 1185Automatische airconditioning 1616Radio/cd/multimedia, zie handleiding over
Navigatie, Entertainment, Communicatie7Controller met toetsen 178Drivelogic 849Parkeerrem 74Automatic Hold 7510Park Distance Control PDC 147
Achteruitrijcamera 150
Top View 153
Parkeerassistent 157Side View 155Hill Descent Control HDC 141Seite 14OverzichtBedieningsorganen14
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 137 of 268

RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.Wegrijassistent
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Dynamic Performance
Control DPC
De Dynamic Performance Control verhoogt zo‐
wel de souplesse van de auto als de koerssta‐ biliteit.
Het systeem zorgt voor een traploze verdeling
van de aandrijfkoppels over de beide achter‐
wielen.
Naargelang de situatie wordt het aandrijfkop‐
pel verplaatst van het wiel aan de binnenzijde
van de bocht naar het wiel aan de buitenzijde,
of omgekeerd.
Om de wendbaarheid te verhogen, wordt bij
een sportieve rijstijl het achterwiel aan de bui‐
tenzijde van de bocht versneld.
Er wordt directer gereageerd op het sturen, te‐
gelijk wordt de neiging tot ondersturen van de vierwielaandrijving gereduceerd.
Bij de neiging tot oversturen werkt het sys‐
teem stabiliserend, door het achterwiel aan de
binnenzijde van de bocht te versnellen.
Het systeem verbetert de tractie op voelbare
wijze en verhoogt tegelijk de rijveiligheid, met
Seite 137RijstabiliteitsregelsystemenBediening137
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 153 of 268

2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoor‐
lijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingen van de weergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Grenzen van het systeem
Herkenning van objecten Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruit‐
stekende objecten, bijv. uitspringende muren,
kunnen niet door het systeem worden waarge‐
nomen.
Assistentiefuncties houden ook rekening met
PDC-gegevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk PDC in acht ne‐
men, zie pagina 147.
De op het Control Display getoonde objecten kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objec‐
ten daarom niet vanaf het display.
Top View
Principe Top View biedt ondersteuning bij het inparke‐
ren en manoeuvreren. Hiertoe wordt het ge‐
bied rondom uw auto op het Control Display
weergegeven.
Algemeen
Voor de detectie worden twee in de buiten‐
spiegels geïntegreerde camera's gebruikt, de
achteruitrijcamera en een camera aan de voor‐
zijde van de auto.
De reikwijdte bedraagt zijdelings, voor- en ach‐
teraan ca. 2 m.
Obstakels binnen dit bereik worden zo in een
vroeg stadium weergegeven op het Control
Display.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Top View
Seite 153RijcomfortBediening153
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 157 of 268

Grenzen van het systeem
In de volgende situaties kan de waarschuwing
bij kruisend verkeer beperkt zijn:▷Bij slechte licht- en zichtomstandigheden.▷Bij vuile of bedekte camera.
Grenzen van het systeem
De op het Control Display getoonde objekten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. De afstand tot de objekten
daarom niet schatten op het display.
De gezichtshoek bedraagt ca. 180°.
Parkeerassistent
Principe
Het systeem biedt ondersteuning bij zijdelings
inparkeren parallel aan de weg.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale in‐
parkeerlijn en neemt tijdens het parkeren de
besturing, het accelereren en het remmen over
en wisselt zo nodig van versnelling. Houd ge‐
durende het inparkeren de toets van de par‐
keerassistent ingedrukt. Als de auto is gepar‐
keerd, wordt versnelling in stand P gezet.
Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Park Distance Control PDC, zie pagina 147,
maakt deel uit van de parkeerassistent.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.
Overzicht
Toets in de autoSeite 157RijcomfortBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 158 of 268

Parkeerassistent
Ultrasone sensoren
De ultrasone sensoren voor het opmeten van
parkeerruimte bevinden zich aan de zijkant van
de auto.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minder dan 30 cm op
de sensoren spuiten.▷Niets op de sensoren plakken.
Voorwaarden
Voor het opmeten van parkeerruimten
▷Recht vooruitrijden tot ca. 35 km/h.▷Maximale afstand tot de rij geparkeerde
auto's: 1,5 m.
Geschikte parkeerruimte
▷Ruimte tussen twee objecten die telkens
minstens 1,5 m lang zijn.▷Minimumlengte van de ruimte: eigen voer‐
tuiglengte plus ca. 1,2 m.▷Minimumdiepte: ca. 1,5 m.
Bij het parkeren
▷Portieren en achterklep gesloten.▷Parkeerrem vrijgezet.▷Autogordel omgedaan.In-/uitschakelen
Inschakelen met de toets Toets indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geac‐
tiveerd.
Inschakelen met de
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden gedeacti‐
veerd:
▷Toets indrukken.
Weergave op het Control Display
Systeem geactiveerd/gedeactiveerd
Sym‐
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.Seite 158BedieningRijcomfort158
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 159 of 268

Status van het systeem▷Gekleurde symbolen, zie Pijlen, aan de zij‐
kant bij de autoweergave. Parkeerassistent
is geactiveerd en Zoeken naar parkeer‐
ruimte actief.▷Geschikte parkeerruimten worden op het
Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij
actieve parkeerassistent worden de ge‐
schikte parkeerruimten gekleurd geaccen‐
tueerd.▷Parkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.▷Zoeken naar parkeerruimten is bij lang‐
zaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bij
gedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.
Inparkeren met de parkeerassistent
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
1.Parkeerassistent inschakelen en eventueel
activeren.De status van het zoeken naar parkeer‐
ruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.2.Aanwijzingen op het Control Display opvol‐
gen.
De voltooiing van de parkeerprocedure
wordt op het Control Display weergege‐
ven.3.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatig afbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mo‐
ment worden afgebroken:
▷ "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.▷Toets indrukken.
Automatisch afbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:
▷Bij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.▷Eventueel bij besneeuwde of gladde we‐
gen.▷Zo nodig bij moeilijk te overkomen obsta‐
kels, bijv. stoepranden.▷Bij plotseling verschijnende obstakels.▷Als de Park Distance Control PDC te ge‐
ringe afstanden weergeeft.▷Bij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.▷Bij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.▷Bij het loslaten van de toets.▷Bij geopende achterklep.▷Bij geopende portieren.▷Bij het vastzetten van de parkeerrem.▷Bij het accelereren.▷Bij het remmen.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.Seite 159RijcomfortBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 160 of 268

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Knipperende indicator op de
keuzehendel
In sommige situaties kan de feitelijke inge‐
voerde versnellingspositie van de keuzehen‐
delstand na een functiestoring afwijken. De in‐
dicator in de keuzehendel knippert.
In deze gevallen op de op de indicator op het
instrumentenpaneel letten, zie pagina 83.
Voortzetten
Een afgebroken parkeerprocedure kan eventu‐
eel worden voortgezet.
Daarvoor de aanwijzingen op het Control Dis‐
play aanhouden.
Grenzen van het systeem
Geen parkeerondersteuning
De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken en scherpe kan‐
ten.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden
herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge‐
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De parkeerassistent is uitgevallen. Systeem la‐
ten controleren.
Seite 160BedieningRijcomfort160
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 257 of 268

AUTO-programma, aircondi‐tioning 162
AUTO-programma, intensi‐ teit 163
Autosleutel, zie Afstandsbe‐ diening 32
Autowasinstallaties 244
B Bagagedrager, zie Dakdra‐ ger 200
Bagageruimte 178, 180
Bagageruimteafdek‐ king 178, 180
Bagageruimteafscheidings‐ net 180
Bagageruimte, opbergvak‐ ken 187
Bagageruimte vergro‐ ten 179 , 181
Bandbeschadiging 215
Bandenafdichtmiddel 217
Banden, alles over wielen en banden 214
Bandenpech verhelpen 217
Bandenpechwaarschuwing RPA 117
Bandenpech, waarschu‐ wingslampje 116, 118
Bandenprofiel 215
Bandenspanning 214
Bandenspanningbewaking, zie RPA 117
Bandenspanningscontrole RDC 115
Banden voor het gehele jaar, zie Winterbanden 216
Bedieningsorganen 12
Bedieningsprincipe iDrive 16
Beeldscherm, zie Control Dis‐ play 16
Begroetingsverlichting 107
Begroetingsverlichting bij ontgrendelen 35
Bekerhouder 186 Bekerhouder achterin 186
Bekerhouder voorin 186
Belangrijke zaken in de mo‐ torruimte 221
Benodigd onderhoud, Condi‐ tion Based Service
CBS 230
Benodigd onderhoud, weer‐ gave 95
Benzine 212
Benzinekwaliteit 212
Bergafrijhulp 141
Bergen, auto 247
Bestuurdersassistentie, zie Intelligent Safety 118
Beveiliging, portieren en rui‐ ten 69
Beveiligingsfunctie, glazen dak 50
Beveiligingsfunctie, ruiten 48
Beveiliging tegen bevriezing, sproeiervloeistof 81
Bevestigingsbanden, bagage vastzetten 199
Bevestigingsmateriaal, ba‐ gage vastzetten 199
Bevestigingsogen, bagage vastzetten 199
Bevestigingssignalen 45
Binnenspiegel, automatisch dimmend 62
Blikjeshouder, zie Bekerhou‐ der 186
Blokkeerrem, zie Parkeer‐ rem 74
Blokkering, ruitbediening 48
BMW diensten, zie Handlei‐ ding over navigatie-, enter‐
tainment- en communicatie‐
systeem
BMW Driver’s Guide app 6
BMW homepage 6
BMW internetpagina 6
BMW M Techniek 192
BMW onderhoudssys‐ teem 230 Bochtlijnen, achteruitrijca‐
mera 152
Bochtverlichting 108
Bodemvrijheid 197
Boordcomputer 99
Boordgereedschap 232
Boordmonitor, zie Control Display 16
Botsingswaarschuwing met City-remfunctie 119
Bovenbeensteun 53
Brandstof 212
Brandstof besparen 205
Brandstofkwaliteit 212
Brandstofmeter 92
Brandstof, tankinhoud 253
Brandstofverbruiksmeter 94
Brillenvak 185
Buiten bedrijf stellen, auto 247
Buitenlucht, zie AUC 163
Buitenspiegel assagierszijde omlaag kantelen 61
Buitenspiegel, automatisch dimmend 61
Buitenspiegels 60
Buitentemperatuurindica‐ tie 93
Buitentemperatuurwaarschu‐ wing 93
C
Camera, achteruitrijca‐ mera 150
Cameralenzen, verzor‐ ging 247
Camera, Side View 156
Camera, Top View 154
CBS Condition Based Ser‐ vice 230
CD/multimedia, zie Handlei‐ ding over navigatie-, enter‐
tainment- en communicatie‐
systeem Seite 257Alles van A tot ZOpzoeken257
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 259 of 268

Frontlampen 233
Functiestoring, niveaurege‐ ling 144
G
Garantie 7
Gebruikte symbolen 6
Gedeeld scherm, split‐ screen 22
Gegevens, technische 250
Geheugen, stoel, spiegel, stuurkolom 59
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 28
Geïntegreerde sleutel 32
Geïntegreerde universele af‐ standsbediening 171
Gemiddelde snelheid 100
Gemiddeld verbruik 100
Geparkeerde auto, condens‐ water 196
Gereedschap 232
Geschikte motoroliesoor‐ ten 226
Gesleept worden, zie Slepen/ wegslepen 241
Gevarendriehoek 239
Gewichten 251
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 93
Glazen dak, elektrisch 49
Glazen dak, zie Glazen pano‐ ramadak 49
Glazen panoramadak 49
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 233
Goedgekeurde motoroliën, zie Geschikte motorolie‐
soorten 226
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 56
Gordelherinnering voor de achterbank 57 Gordels, veiligheidsgor‐
dels 55
Grootlicht 78
Grootlichtassistent 108
H Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 151
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 61
Handmatige bediening, Park Distance Control PDC 148
Handmatige bediening, par‐ keerrem 77
Handmatige bediening, por‐ tierslot 37
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 210
Handmatige bediening, Top View 154
Handmatige luchthoeveel‐ heid 163
Handmatige luchtverde‐ ling 163
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 132
Handrem, zie Parkeerrem 74
Handzender, wisselende code 172
HDC Hill Descent Con‐ trol 141
Head-Up Display 103
Head-Up-Display, M-aan‐ zicht 104
Head-Up Display, Standaard aanzicht 104
Head-Up Display, verzor‐ ging 247
Heet uitlaatsysteem 195
Helderheid, van het Control Display 103
Hellingshoeksensor 46
Hill Descent Control HDC 141
Hoekverlichting 108 Homepage 6
Hoofdairbags 112
Hoofdsteunen 52
Hoofdsteunen, achterin 58
Hoofdsteunen, voorin 57
Hoogwater 195
Houder voor dranken 186
Hout, onderhoud 246
HUD Head-Up Display 103
Hulp bij het wegrijden 137
Hulp bij pechgeval 238
I
IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28
Identificatienummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 8
iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 93
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 108
Individuele instellingen, zie M Drive 138
Individuele instellingen, zie Personal Profile 33
Info display, zie Boordcompu‐ ter 99
Inhaalverboden 97
Inhaalverbodinfo 97
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 117
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 116
Inklembeveiliging, glazen dak 50
Inklembeveiliging, ruiten 48
Inparkeerassistent 157
Inrijden, rijaanwijzingen 194
Instellingen, M Drive 138
Instellingen op Control Dis‐ play 102
Instellingen opslaan van stoel, spiegel, stuurkolom 59 Seite 259Alles van A tot ZOpzoeken259
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15