service BMW X5 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X5 M, Model: BMW X5 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 6 of 268
OpmerkingenBij deze handleidingSnel wegwijs
Het snelst kunnen bepaalde thema's met be‐
hulp van het trefwoordenregister worden ge‐
vonden.
Een overzicht van de auto vindt u in het eerste
hoofdstuk.
Aanvullingen en wijzigingen na
redactiesluiting
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting
zijn opgenomen in de bijlage bij de gedrukte
handleiding van de auto.
Handleiding over navigatie-,
entertainment- en
communicatiesysteem
Informatie over het navigatie-, entertainment,-
en communicatiesysteem en over de korte
commando's van het spraakgestuurd systeem
zijn in een afzonderlijke handleiding beschre‐
ven, die eveneens onderdeel uitmaakt van de
boorddocumentatie die in de auto aanwezig is.
Extra informatiebronnen
Voor verdere vragen kunt u altijd terecht bij de
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Informatie over BMW, bijv. over techniek, op
internet: www.bmw.com.
BMW Driver's Guide app In veel landen is de handleiding als app be‐
schikbaar. Meer informatie in het internet:
www.bmw.com/bmw_drivers_guideSymbolen en weergaven
Symbolen in de handleiding
duidt op waarschuwingen die u beslist
moet lezen in verband met uw veiligheid, de
veiligheid van anderen en om schade aan uw
auto te voorkomen.
◄ geeft het einde van een opmerking aan.
duidt op maatregelen die tot de
bescherming van het milieu bijdragen.
"..." geeft teksten op een display in de auto
voor de selectie van functies aan.
›...‹ geeft commando's voor het
spraakgestuurde systeem aan.
››...‹‹ geeft antwoorden van het
spraakgestuurde systeem aan.
Stappen
Uit te voeren stappen zijn als genummerde lijst
weergegeven. De volgorde van de stappen
moet worden aangehouden.
1.Eerste stap.2.Tweede stap.
Opsommingen
Opsommingen zonder dwingende volgorde of alternatieve mogelijkheden zijn als lijst met op‐
sommingspunten weergegeven.
▷Eerste mogelijkheid.▷Tweede mogelijkheid.
Symbool op onderdelen van de auto
wijst er bij onderdelen van de auto op dat
deze handleiding moet worden geraadpleegd.
Seite 6Opmerkingen6
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 7 of 268
Uitrusting van de autoDeze handleiding beschrijft alle modellen en
alle standaard, landspecifieke en speciale uit‐
rustingen, die in de modelserie aangeboden
worden. In deze handleiding zijn daarom ook
uitrustingen beschreven en afgebeeld, die in
uw auto, bijv. vanwege de andspecifieke of ge‐
kozen speciale uitrusting, niet aanwezig zijn.
Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante func‐
ties en systemen.
Bij gebruik van deze functies en systemen
moeten de in het land geldende voorschriften
worden nageleefd.
Als uitrustingen en modellen niet in deze hand‐
leiding zijn beschreven, dan evt. de bijge‐
voegde aanvullingen raadplegen.
Bij auto's met het stuur rechts zijn de bedie‐
ningselementen voor een deel anders ge‐
plaatst dan op de afbeeldingen.
Actualiteit van de
handleiding
BasisnormenHet hoge veiligheids- en kwaliteitsniveau van
onze auto's wordt gewaarborgd door ze con‐
tinu verder te ontwikkelen. In enkele gevallen
kunnen daardoor afwijkingen tussen de be‐
schrijving en de auto bestaan.
Aanvullingen en wijzigingen na
redactiesluiting
Aanvullingen en wijzigingen na redactiesluiting
zijn opgenomen in de bijlage bij de gedrukte
handleiding van de auto.
Eigen veiligheid
Garantie Uw auto is technisch afgestemd op de ge‐
bruiksomstandigheden en toelatingsvereistendie van toepassing zijn in het land waar de auto
eerst werd afgeleverd (typegoedkeuring). Als u
uw auto in een ander land wilt gebruiken, kan
het zijn dat uw auto vooraf moet worden aan‐
gepast aan de daar gebruikelijke en eventueel
afwijkende gebruiksomstandigheden en toela‐
tingsvereisten. Als uw auto niet voldoet aan de
goedkeuringsvereisten voor een bepaald land,
kunt u daar geen aanspraak maken op enige
garantie op de auto. Meer informatie is ver‐
krijgbaar bij een Service Partner of een gekwa‐
lificeerde specialist.
Onderhoud en reparatie
Vooruitstrevende techniek, bijv. de toepassing
van moderne materialen en geavanceerde
elektronica, vraagt aangepaste onderhouds-
en reparatiemethoden.
De fabrikant van uw auto beveelt daarom aan
de desbetreffende werkzaamheden door een
BMW Service Partner of een gekwalificeerde
specialist te laten uitvoeren. Met gekwalifi‐
ceerde specialist wordt in deze handleiding
een werkplaats bedoeld, die de desbetreffende
werkzaamheden, zoals onderhoud en repara‐
ties, uitvoert volgens BMW voorschriften en
werkt met personeel dat hiervoor is geschoold.
Als werkzaamheden zoals onderhoud en repa‐
raties ondeskundig worden uitgevoerd, be‐
staat het gevaar van gevolgschade en daarmee
verbonden veiligheidsrisico's.
Onderdelen en accessoires
BMW adviseert om alleen onderdelen en ac‐
cessoires te gebruiken, die door BMW zijn
goedgekeurd en daarmee als geschikt zijn
aangemerkt.
De fabrikant van uw auto beveelt aan om voor
de aanschaf van vervangingsonderdelen, be‐
drijfsstoffen of accessoires advies aan een
BMW Service Partner te vragen. De BMW Ser‐
vice Partner verschaft informatie over originele
BMW onderdelen, accessoires en andere door
BMW goedgekeurde producten en biedt het
bijbehorende ter zake kundige advies aan.Seite 7Opmerkingen7
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 8 of 268
Originele BMW onderdelen en accessoires zijn
door BMW op veiligheid en deugdelijkheid in
functioneel verband in BMW voertuigen ge‐
test.
BMW neemt daarvoor de productverantwoor‐
delijkheid op zich. Anderzijds kan BMW voor
niet geschikte onderdelen of accessoires van
welke aard dan ook geen verantwoordelijkheid
aanvaarden.
BMW beoordeelt niet van elk product van een
ander merk of het betreffende product zonder
veiligheidsrisico bij BMW automobielen kan
worden gebruikt. BMW beoordeelt ook niet de
geschiktheid van producten, zelfs wanneer
wettelijke goedkeuring in het betreffende land
is verleend. BMW kan niet beoordelen of deze
producten voor alle gebruiksomstandigheden
van BMW automobielen geschikt zijn.
Geheugen Veel elektronische componenten van uw auto
bevatten geheugens, die technische informatie
over de toestand van de auto, gebeurtenissen
en fouten tijdelijk of blijvend opslaan. Deze
technische informatie documenteert over het
algemeen de toestand van een component,
een module, een systeem of de omgeving:▷Bedrijfstoestanden van systeemcompo‐
nenten, bijv. vulpeilwaarden.▷Statusmeldingen van de auto en van de af‐
zonderlijke componenten hiervan, bijv.
wieltoerental/snelheid, bewegingsvertra‐
ging, dwarsversnelling.▷Storingen en defecten in belangrijke sys‐
teemcomponenten, bijv. verlichting en
remmen.▷Reacties van de auto in speciale rijsitua‐
ties, bijv. activeren van een airbag, ingre‐
pen van de stabiliteitsregelingssystemen.▷Omgevingstoestanden, bijv. temperatuur.
Deze gegevens zijn uitsluitend van technische
aard en zijn bedoeld voor het herkennen en
verhelpen van fouten alsmede het optimalise‐
ren van de functies van de auto. Bewegings‐
profielen over afgelegde trajecten kunnen uit
deze gegevens niet opgesteld worden. Indien
een beroep gedaan wordt op servicediensten,
bijv. bij reparatiediensten, serviceprocessen,
garantiegevallen, kwaliteitsbewaking, kan deze
technische informatie door medewerkers van
de Service Partner of een gekwalificeerde spe‐
cialist, inclusief fabrikant, uit de gebeurtenis-
en foutgeheugens met speciale diagnoseap‐
paraten uitgelezen worden. Daar krijgt u indien
nodig meer informatie. Na het verhelpen van
een fout wordt de informatie in het foutgeheu‐
gen gewist of doorlopend overschreven.
Bij het gebruik van de auto zijn situaties denk‐
baar, waarin deze technische gegevens in
combinatie met andere informatie, bijv. onge‐
valprotocol, schade aan de auto, getuigenver‐
klaringen etc. — evt. door een expert erbij te
halen — op privépersonen kunnen worden be‐
trokken.
Aanvullende functies, bijv. plaatsbepaling van
de auto in geval van pech, laten de overdracht
van bepaalde autogegevens uit de auto toe,
mits dat contractueel met de klant is overeen‐
gekomen.
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer bevindt zich
in de motorruimte.
Seite 8Opmerkingen8
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 33 of 268
Batterij vervangen1.Geïntegreerde sleutel uit de afstandsbe‐
diening nemen.2.Deksel van het batterijvak optillen, pijl 1.3.Deksel van het batterijvak verwijderen,
pijl 2.4.Batterij van hetzelfde type met de pluskant
naar boven plaatsen.5.Deksel terugdrukken.
Oude accu's door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten
afvoeren of op een verzamelpunt afge‐
ven.
Nieuwe afstandsbedieningen
Nieuwe afstandsbedieningen zijn verkrijgbaar
bij een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
Verlies van afstandsbedieningen De verloren afstandsbediening kan door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden geblokkeerd.
Noodherkenning van de
afstandsbediening
Ook in een van de volgende situaties kan het
contact worden ingeschakeld of de motor wor‐
den gestart:
▷Storing van de signaaloverdracht naar de
afstandsbediening door externe bronnen,
bijv. door zendmasten.▷Lege batterij van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door
draadloze apparatuur in directe nabijheid
van de afstandsbediening.▷Storing van de signaaloverdracht door la‐
der bij het opladen in de auto, bijv. voor
draadloze apparatuur.
Bij een poging tot inschakeling van het contact
of een start van de motor wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Motor starten bij noodherkenning van
de afstandsbediening
Bij Check-Control-melding de afstandsbedie‐
ning met de achterkant op de markering tegen
de stuurkolom houden. De achterkleptoets op
de afstandsbediening moet zich op de hoogte
van de markering bevinden. Binnen 10 secon‐
den, met ingetrapte rem, op de start/stop-knop
drukken.
Wanneer de afstandsbediening niet wordt her‐
kend: positie van de afstandsbediening in de
hoogte veranderen en de procedure herhalen.
Personal Profile
Principe Personal Profile stelt drie profielen beschik‐
baar waarin de persoonlijke auto-instellingen
worden opgeslagen. Aan iedere afstandsbe‐
diening is één van deze profielen toegewezen.
Als de auto met een afstandsbediening wordt
ontgrendeld, wordt het bijbehorende persoon‐
lijke profiel geactiveerd. Alle in het profiel op‐
Seite 33Openen en sluitenBediening33
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 41 of 268
De achterklep wordt gesloten.
Het sluiten wordt afgebroken:▷Bij het starten van de motor.▷Bij het abrupt wegrijden.
Handmatige bediening
WAARSCHUWING
Bij het handmatig bedienen van een ge‐
blokkeerde achterklep kan deze onverwacht
loskomen uit de blokkering. Er bestaat kans op
letsel of schade. Geblokkeerde achterklep niet
handmatig bedienen. Door de Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.◀
Bij een elektrisch defect de ontgrendelde ach‐
terklep langzaam en zonder abrupte beweging
handmatig bedienen.
BMW X5 M: Achterklep handmatig ontgrende‐
len, zie pagina 41.
BMW X5 M: handmatig ontgrendelen
Bij een elektrisch defect.
1.Achterbankleuning naar voren klappen.2.In de onderste achterklep de afdekking los‐
maken met behulp van het boordgereed‐
schap of een geschikt voorwerp en verwij‐
deren.3.De lus in de richting van het interieur trek‐
ken.
De achterklep wordt ontgrendeld.4.De bovenste achterklep openen, de lus er
opnieuw in drukken.5.De afdekking plaatsen en sluiten.
De achterklep is opnieuw vergrendeld zodra hij
wordt gesloten.
BMW X5 M: onderste achterklepOpenen
Aan de hendel trekken en achterklep naar on‐
deren kantelen.
De geopende achterklep kan belast worden
met maximaal 250 kg.
Sluiten
Achterklep naar boven kantelen en dichtdruk‐
ken.
Comforttoegang
Principe Toegang tot de auto is zonder gebruik van de
afstandsbediening mogelijk.
Het volstaat de afstandsbediening bij zich te
dragen, bijv. in de broekzak.
De auto herkent automatisch de afstandsbe‐
diening in de nabijheid of in het interieur.
Comforttoegang ondersteunt de volgende
functies:
▷Ontgrendelen/vergrendelen van de auto.▷Comfortsluiten.▷Achterklep afzonderlijk openen.Seite 41Openen en sluitenBediening41
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 57 of 268
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelherinnering voor de achterbank Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Veiligheidsfunctie In kritieke rij-omstandigheden, bijv. noodstop,
worden de voorste gordels automatisch voor‐
gespannen.
Wordt de rijsituatie afgesloten zonder ongeluk‐
ken, dan ontspant de gordel weer.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt dan moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:
▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
heidsgordels bij een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten controleren.◀
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
Veiligheidsgordels inclusief de gordelspanners
vervangen en gordelverankering laten contro‐
leren.
Hoofdsteun voorin
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel.
Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.▷Geen voorwerpen, zoals kleerhangers, di‐
rect aan de hoofdsteunen hangen.▷Alleen accessoires gebruiken die door de
fabrikant van de auto geschikt zijn bevon‐
den.▷Tijdens het rijden geen accessoires, bijv.
een kussen, gebruiken.◀Seite 57InstellenBediening57
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 64 of 268
GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoelAchterbank,
buitenste zit‐
plaatsen – b)Achterbank,
middenIII22 – 36 kgVanaf 7 jaarUUXU: geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
X: niet geschikt voor kindveiligheidssystemen van de universele categorie, die voor toepassing
in deze gewichtsgroep geschikt zijn.
b) Bij gebruik van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel aan‐
passen en de hoofdsteun van de achterbank aanpassen of verwijderen.Kinderen altijd achterin
WAARSCHUWING
Personen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen niet correct dragen.
De beschermende werking van de veiligheids‐
gordels kan beperkt zijn of wegvallen als deze
verkeerd worden gedragen. Een verkeerd ge‐
dragen veiligheidsgordel kan extra letsel ver‐
oorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Personen kleiner dan 150 cm
vastzetten in geschikte veiligheidssystemen.◀
Ongevallenanalyse toont aan dat de achter‐
bank de veiligste plek is voor kinderen.
Kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan
150 cm alleen achterin vervoeren in geschikte
kinderveiligheidssystemen die zijn afgestemd
op hun leeftijd, gewicht en lengte.
Kinderen op de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel erop letten dat front- en
zij-airbag aan passagierszijde uitgeschakeld
zijn. De deactivering van de passagiersairbag
kan alleen met de Spiegelomschakelaar sleu‐
telschakelaar voor de passagiersairbag, zie pa‐
gina 114, worden uitgevoerd.Opmerking
WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen Voor elke leeftijds- en gewichtsklasse zijn bij
een Service Partner of een gekwalificeerdeSeite 64BedieningKinderen veilig vervoeren64
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 65 of 268
specialist geschikte veiligheidssystemen voor
kinderen verkrijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledig
afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service geautoriseerde werkplaats of
een gekwalificeerde werkplaats laten controle‐
ren en eventueel vervangen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaatkans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 114.
Naar achteren gerichte
veiligheidssystemen voor kinderen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Stoelpositie en -hoogte Vóór montage van een universeel kinderveilig‐
heidssysteem de passagiersstoel indien mo‐
gelijk in de achterste en hoogste stand zetten,
om het beste verloop van de gordel en de
beste bescherming bij een ongeval te verkrij‐
gen.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtig
Seite 65Kinderen veilig vervoerenBediening65
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 77 of 268
StoringAuto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Met de hand ontgrendelen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Ingeval van een stroomonderbreking of elektri‐
sche storing kan de parkeerrem handmatig
worden ontgrendeld.
Ontgrendelen
Als de parkeerrem in verband met een defect
handmatig is ontgrendeld, kan deze alleen
door vakmensen weer in gebruik worden ge‐
nomen. Een storing door de Service Partner of een gekwalificeerde specialist laten verhelpen.
1.Linkerzijbekleding in de bagageruimte
openen.2.EHBO-tas en gevarendriehoek eruit ne‐
men.3.Schroevendraaier, in het boordgereed‐
schap onder de bagageruimtebodem, in de
lus van het ontgrendelingspunt, zie pijl,
steken.4.Schroevendraaier krachtig tegen de me‐
chanische weerstand in omhoog trekken
tot een duidelijke krachttoename te be‐speuren is en de parkeerrem goed hoor‐
baar ontgrendelt.5.Schroevendraaier, gevarendriehoek en
EHBO-tas opbergen en linkerzijbekleding
in de bagageruimte sluiten.
Na een stroomonderbreking
WAARSCHUWING
De werking van de parkeerrem is niet ge‐
waarborgd als deze handmatig is ontgrendeld
zonder dat zich een stroomonderbreking heeft
voorgedaan. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. Parkeerrem alleen in gebruik nemen als
deze vanwege een stroomonderbreking hand‐
matig is ontgrendeld.◀
Ingebruikneming
1.Contact inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukte rem of in‐
geschakelde transmissiestand P indruk‐
ken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Het controlelampje in het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 81 of 268
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen delen van
de auto worden beschadigd of lichaamsdelen
worden ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of
schade. Erop letten dat het contact is afgezet
als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Contact in- en opnieuw uitschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar boven tot
door het drukpunt drukken en ca. 3 secon‐
den ingedrukt houden tot de wissers onge‐
veer in verticale stand stilstaan.
Na het terugklappen van de wissers moet de
ruitenwisserinstallatie opnieuw worden geacti‐
veerd.
1.Contact inschakelen.2.Ruitenwisserschakelaar omlaag drukken.
De ruitenwissers gaan in de rustpositie en
zijn weer gebruiksklaar.
Sproeiervloeistof
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Sommige antivriesmiddelen kunnen stof‐
fen bevatten die schadelijk voor de gezondheid
zijn en brandbaar zijn. Er bestaat brandgevaar
of kans op letsel. Aanwijzingen op de verpak‐ kingen in acht nemen. Antivries uit de buurt
van ontstekingsbronnen houden. Bedrijfsstof‐
fen niet in andere flessen overgieten. Bedrijfs‐
stoffen buiten het bereik van kinderen bewa‐ ren.◀
WAARSCHUWING
Door ondeskundig uitgevoerde werk‐
zaamheden in de motorruimte kunnen onder‐
delen worden beschadigd en tot een veilig‐
heidsrisico leiden. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Werkzaamheden in de mo‐
torruimte door een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten uitvoeren.◀
Reservoir voor sproeiervloeistof
Alle ruitensproeiers maken gebruik van het‐
zelfde reservoir in de motorruimte.
Vullen met mengsel van geconcentreerde rui‐
tenreiniger en leidingwater, zo nodig met toe‐
voeging van antivries overeenkomstig de aan‐
wijzingen van de fabrikant.
Sproeiervloeistof voor het vullen mengen, zo‐
dat de juiste mengverhouding wordt verkre‐
gen.
Geconcentreerde ruitenreiniger en antivries
niet onverdund bijvullen en niet alleen vullen
met water; dit kan leiden tot schade aan de rui‐
tenwisserinstallatie.
Geen geconcentreerde ruitenreinigers van ver‐
schillende fabrikanten met elkaar mengen,
hierdoor kunnen de ruitensproeiers verstopt
raken.
Aanbevolen minimale vulhoeveelheid: 1 liter.
M Steptronic Sport-versnellingsbak
Algemeen
De M Steptronic Sport versnellingsbak wordt
bediend met de keuzehendel of twee schakel‐
paddels aan het stuurwiel.
Seite 81RijdenBediening81
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15