CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: BERLINGO ELECTRIC, Model: CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2015Pages: 272, PDF Size: 9.3 MB
Page 251 of 272

13
ECO-COMFORT
ECO-COMFORT
Beperk het gebruik van elektrische
verbruikers
De verwarming en airconditioning
gebruiken energie van de
tractiebatterij. Als deze voorzieningen
intensief worden gebruikt, zal de
actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen. Gebruik ze daarom optimaal
zodra het gewenste comfortniveau
is bereikt en controleer voordat u
gaat rijden de instellingen om de
actieradius van de auto zo groot
mogelijk te houden. Probeer ook het
gebruik van de voorruitontwaseming,
de achterruitverwarming en de
stoelverwarming zoveel mogelijk te
beperken.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en ingeschakeld houden van
de ventilatie.
Uitschakelen van de
verwarming of airconditioning
en de ventilatie.
Als u op de toets ECO
drukt,
worden de verwarming en de
airconditioning uitgeschakeld
(maar blijft de ventilatie
ingeschakeld). De wijzer van de
energieverbruiksindicator van de
verwarming en airconditioning staat
dan in het gedeelte ECO
.
Als de knop van de
temperatuurregeling wordt
bediend, wordt de verwarming
of airconditioning weer
ingeschakeld en wordt de
stand ECO
uitgeschakeld.
Page 252 of 272

14
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING EN VERWARMING
ECO
(de verwarming en
airconditioning worden
uitgeschakeld).
OFF
(de verwarming,
airconditioning en ventilatie
worden uitgeschakeld).
Voorruitontwaseming.
Achterruitverwarming bij
uitvoeringen met ruiten in de
achterdeuren.
Luchtverdeling.
Luchtrecirculatie/toevoer van
buitenlucht.
Luchtopbrengstregeling.
Temperatuurregeling.
De ventilatie kan worden
gebruikt zodra dit
verklikkerlampje brandt.
Als de verwarming gedurende
een lange periode niet is gebruikt
en weer wordt ingeschakeld, kan
de eerste minuten een lichte stank
waarneembaar zijn.
Bijzonderheden van
het airconditionings- en
verwarmingssysteem
Het airconditionings- en
verwarmingssysteem regelt geen exacte
temperatuur in het interieur, maar zorgt voor
een constante temperatuur van de lucht die
via de uitstroomopeningen in het interieur
wordt geblazen (de temperatuur is afhankelijk
van de door de gebruikers ingestelde stand
van de temperatuurregeling).
Als u het interieur van de auto snel wilt
opwarmen of afkoelen, aarzel dan niet om de
temperatuurregeling tijdelijk op de koudste of
warmste stand te zetten.
Houd bovendien rekening met het volgende:
- De airconditioning (koeling van
de lucht) werkt uitsluitend als de
buitentemperatuur hoger is dan 15°C,
- De werking van de verwarming
wordt geleidelijk minder vanaf een
buitentemperatuur van 20°C.
Uitvoering met handbediende verwarming
Praktische tips
Verwarming en ventilatie
's Winters is het raadzaam de
luchtverdeling op de voeten te
richten, zodat de warme lucht
gelijkmatig over het interieur
wordt verdeeld.
's Zomers is de werking van de
ventilatie en airconditioning effectiever
als u de luchtverdeling op het gezicht
richt.
Als de verwarming is
ingeschakeld, is het raadzaam
een gemiddeld niveau voor de
ventilatie te kiezen, dat wil zeggen
minder dan 3 schoepen. Het systeem zorgt
dan voor de toevoer van warmere lucht.
Luchtverdeling
Page 253 of 272

15
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
De tractiebatterij kan worden geladen
door de auto aan te sluiten op het
normale lichtnet of een openbaar
laadpunt.
Controleer voordat u het
laadsnoer aansluit of de
elektrische installatie die u wilt
gebruiken aan de eisen voldoet en
geschikt is. Controleer in het bijzonder
of het stopcontact geschikt is. Er
bestaan speciale stopcontacten voor
het laden van elektrische auto's. Het is
in alle gevallen raadzaam uw installatie
vooraf en vervolgens periodiek door
een specialist te laten controleren.
Componenten voor het
aansluiten van de kabel voor
normaal laden in verschillende
landen:
Gebruik:
- de bij de auto geleverde
laadkabel,
- een stopcontact (geaard, schoon
en in goede staat).
Gebruik geen verlengsnoer,
stekkerblok of tijdklok.
In de meeste Europese landen
heeft de fabrikant van uw auto een
overeenkomst gesloten met een
bedrijf dat uw elektrische installatie kan
controleren en aanpassen. Neem voor
meer informatie contact op met het
netwerk van de fabrikant.
Duur van het normale laden
Het volledig laden van de tractiebatterij
duurt 7,5 tot 15 uur. Het laden kan
op elk moment worden onderbroken.
Het laden stopt automatisch als de
tractiebatterij volledig is geladen.
Linkse besturing
Stroomsterkte
Stekker
Denemarken (DK) 8 A K
Zwitserland (CH) 8 A J
Overige landen 8/14 A E/F
Rechtse besturing 10 A G
Page 254 of 272

16
Normaal stopcontact
Aansluiting "mode 3 - Type 2"
Aansluiting "mode 3 - Type 3"
Kabel "mode 2"
(geleverd bij uw auto)
Kabel "mode 3 - Type 2"
(verkocht als accessoire)
Kabel "mode 3 - Type 3"
(verkocht als accessoire)
Kabels voor normaal laden
Voor elektrische installaties van gebouwen gelden geen internationale normen. Controleer daarom voordat u met uw auto
naar het buitenland gaat of de bij uw auto geleverde laadkabel kan worden aangesloten op het stopcontact waarop u deze
wilt aansluiten.
Hetzelfde geldt voor openbare laadpunten, met dien verstande dat sommige daarvan zijn voorzien van een geïntegreerde
laadkabel.
Er zijn verschillende kabels voor het laden via een openbaar laadpunt of een stopcontact van het normale lichtnet leverbaar
als accessoire.
Raadpleeg voordat u naar het buitenland reist de onderstaande tabel om te controleren of uw laadkabels (die geschikt zijn
voor de stopcontacten in uw land) aangesloten kunnen worden op de in dat land gangbare stopcontacten en raadpleeg
indien nodig het netwerk van de fabrikant of een gekwalificeerde werkplaats om de benodigde laadkabel(s) aan te schaffen.
Page 255 of 272

17
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
Raak de metalen uiteinden van
de laadaansluiting voor normaal
laden en van de laadkabel
niet aan. Anders bestaat kans op
elektrocutie en/of storingen.
Gebruik het meegeleverde koord
voor het ophangen van het
controlepaneel, zodat het niet aan
de stekker hangt (hierdoor kunnen
de laadkabel en het stopcontact
beschadigd raken).
Voer het aansluiten of loskoppelen
van de kabel of de speciale
laadstekker nooit
uit met natte
handen
(kans op elektrocutie).
Het laden kan op elk moment
worden onderbroken door
de speciale laadstekker te
verwijderen.
In het geval dat u zich
genoodzaakt ziet om tijdens het
laden de stekker van de laadkabel
los te nemen uit het stopcontact, moet
u eerst op de knop Manual Stop
van
het controlepaneel drukken.
Het controlepaneel is voorzien van vier lampjes:
- STOP
: rood lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden is
onderbroken doordat op de knop Manual
Stop
is gedrukt. Het is raadzaam op deze
knop te drukken alvorens de stekker van de
laadkabel tijdens het laden uit het stopcontact
te halen.
- POWER
: groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat de elektrische
verbinding tot stand is gebracht. Als het lampje
niet gaat branden, controleer dan of alles
goed is aangesloten. Raadpleeg het netwerk
van de fabrikant of een gekwalificeerde
werkplaats als het probleem blijft bestaan.
- CHARGING
: groen lampje.
Dit lampje geeft aan dat het laden bezig is.
Als het lampje niet gaat branden, controleer
dan of alles goed is aangesloten. Raadpleeg
het netwerk van de fabrikant of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan.
- FAULT
: rood lampje.
Dit lampje brandt als er een storing is
geconstateerd. Controleer of alles goed
is aangesloten. Als dit lampje niet uitgaat,
raadpleeg dan het netwerk van de fabrikant of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controlepaneel
Dit type controlepaneel is voorzien van een
herkenningssysteem voor het stopcontact
(afhankelijk van het land). Het systeem
detecteert de stroomsterkte die uw stopcontact
kan verwerken en kiest de meest geschikte
stroomsterkte voor het veilig laden van de
tractiebatterij:
- 14 A
(FAST): wanneer uw elektrische
installatie dit kan verwerken.
- 8 A
(NORMAL): wanneer u over een
standaard elektrische installatie beschikt.
Page 256 of 272

18
Statussen van het controlepaneel
POWER
FA U LT
CHARGING
Normale werking
Zodra de laadkabel is aangesloten op het stopcontact, lichten alle lampjes
gedurende ongeveer 0,5 seconde op.
Nadat de initialisatie is voltooid:
●
als de laadkabel niet is aangesloten op de laadaansluiting van de auto,
●
als de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto, maar
de tractiebatterij niet wordt geladen.
Als het laden van de tractiebatterij bezig is.
Als het laden is voltooid.
POWER
FA U LT
CHARGING
Storingen en oplossingen
Als lekstroom is geconstateerd of als er iets mis is met de laadkabel.
- Stop onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het
netwerk van de fabrikant of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er iets mis is met de laadkabel.
- Stop onmiddellijk met de laadprocedure en neem contact op met het
netwerk van de fabrikant of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het lampje van het controlepaneel niet gaat branden als de laadkabel op het stopcontact wordt
aangesloten, controleer dan de desbetreffende stroomonderbreker in de meterkast:
●
als de stroomonderbreker is geactiveerd, is uw elektrische installatie mogelijk niet berekend op het
gebruik van de laadkabel:
- neem contact op met een specialist om uw elektrische installatie te laten controleren en repareren.
●
als de stroomonderbreker niet is geactiveerd:
- gebruik de laadkabel niet meer en neem contact op met het netwerk van de fabrikant of een
gekwalificeerde werkplaats.
Branden van het lampje in de
desbetreffende kleur. Knipperen van het lampje in de
desbetreffende kleur. Uit.
Page 257 of 272

19
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
PROCEDURE VOOR NORMAAL
L
ADEN
Aansluiten
- Controleer eerst of de
keuzeschakelaar in de stand P
staat en het contact is afgezet,
anders is het laden niet mogelijk,
- open de klep van de
laadaansluiting op het rechter
voorscherm van de auto,
- pak de laadkabel (voorzien van een
controlepaneel),
- sluit de laadkabel eerst aan de
zijde van het controlepaneel aan
op een geschikt stopcontact dat
aan de normen voldoet. Bij het
aansluiten lichten de 3 lampjes
POWER
, FAULT
en CHARGING
van het controlepaneel gelijktijdig
even op, waarna alleen het groene
lampje POWER
blijft branden,
- controleer of er geen vuil in de
laadaansluiting van de auto zit,
- verwijder de beschermkap van de
laadkabel,
- steek de speciale laadstekker in de
laadaansluiting tot deze vastklikt,
raak daarbij de knop niet aan,
- druk op de drukknop om het deksel
van de laadaansluiting te openen,
Page 258 of 272

20
Als dit niet het geval is, is het laden
niet begonnen. Herhaal de procedure
en controleer daarbij of u alles goed
hebt aangesloten.
Als de buitentemperatuur lager is
dan -25°C, is het laden wellicht
niet mogelijk.
- controleer of het
laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel en het groene
lampje CHARGING
van het
controlepaneel blijven branden.
De energievoorraadindicator van
de tractiebatterij wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven;
de wijzer geeft de voortgang van het
laden aan.
Als de laadkabel op de
laadaansluiting van de auto is
aangesloten, is het starten van
de motor om veiligheidsredenen niet
mogelijk. Als u de motor toch probeert
te starten, zal de laadprocedure
worden afgebroken. U moet in dat
geval de laadstekker losnemen en
opnieuw op de auto aansluiten om het
laden te hervatten.
Laad de tractiebatterij eens in de
14 dagen helemaal op; hiermee zorgt
u voor een optimale levensduur van
de tractiebatterij.
Om de tractiebatterij helemaal op te laden
moet u de procedure voor normaal laden
volgen zonder het laden te onderbreken,
tot het systeem automatisch wordt
uitgeschakeld. Dit wordt bevestigd door het
doven van het laadstroomcontrolelampje
op het instrumentenpaneel. Als het
bestuurdersportier wordt geopend,
wordt tijdelijk de laadtoestandindicator
weergegeven zodat u de laadtoestand van
de tractiebatterij kunt controleren.
Als het laden begint, wordt dit
bevestigd door het knipperen van
de richtingaanwijzers.
Page 259 of 272

21
LADEN VAN DE TRACTIEBATTERIJ
- Druk op de knop om de speciale
laadstekker los te nemen,
- plaats de beschermkap op de
laadkabel,
- sluit het deksel van de
laadaansluiting en vervolgens de
klep,
- haal de stekker van de laadkabel
aan de zijde van het controlepaneel
uit het stopcontact,
- berg de laadkabel op.
Loskoppelen
Het doven van het
laadstroomcontrolelampje op
het instrumentenpaneel en het
knipperen van het groene lampje
CHARGING
van het controlepaneel
duiden erop dat het laden is voltooid.
Na het laden
- Controleer of het deksel en de
klep van de laadaansluiting zijn
gesloten.
- Let er goed op dat er geen stof of
water in de laadaansluiting, onder het
deksel van de laadaansluiting of in
de speciale laadstekker terechtkomt
(kans op brand of elektrocutie).
- Laat de kabel na het laden niet
in het stopcontact zitten (kans
op kortsluiting of elektrocutie als
de kabel nat wordt of in water
terechtkomt).
- Demonteer de laadaansluiting van de
auto en de laadkabel niet en wijzig er
niets aan (kans op brand).
Ga zorgvuldig om met de kabel en
het controlepaneel
- Trap er niet op, zorg dat ze niet
in het water terechtkomen, trek er
niet aan en stel ze niet bloot aan
schokken. Als de laadkabel of het
controlepaneel is beschadigd, dient
u deze niet te gebruiken.
- Neem voor het vervangen van
de kabel of het controlepaneel
contact op met het netwerk van de
fabrikant of een gekwalificeerde
werkplaats.
- Doe dit ook bij een beschadiging
van het deksel of de klep van de
laadaansluiting, ook als het om
slechts een kleine beschadiging
gaat.
Als het laden is voltooid maar de
laadkabel nog is aangesloten,
wordt bij het openen van het
bestuurdersportier het laden voor een
duur van 20 seconden hervat.
Page 260 of 272

22
PROCEDURE VOOR SNELLADEN
- Controleer eerst of de
keuzeschakelaar in de stand P
staat en het contact is afgezet,
anders is het laden niet mogelijk,
Controleer of het snellaadapparaat
en de bijbehorende kabel geschikt
zijn voor uw auto.
Als de buitentemperatuur lager is
dan -25°C, is het laden wellicht
niet mogelijk.
- open de klep op het linker
voorscherm van de auto,
- druk op de vergrendeling om
het deksel van de aansluiting te
openen,
- sluit de kabel van het
snellaadapparaat aan op de
aansluiting van de auto en volg
daarbij de op het snellaadapparaat
vermelde aanwijzingen.
Raak de metalen uiteinden van de
snellaadaansluiting en de kabel
niet aan. Anders bestaat kans op
elektrocutie en/of storingen.
Als het laden begint, wordt dit
bevestigd door het knipperen van
de richtingaanwijzers.
Op het snellaadapparaat wordt
aangegeven wanneer het laden is
voltooid.