reset CITROEN C-ELYSÉE 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2018Pages: 260, PDF Size: 8.46 MB
Page 15 of 260

13
Bandenspanning
te laagPermanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het bandenspanningscontrole-
systeem
.
Knipperend en
vervolgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje Service.Er zit een storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem
(ABS)Permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van
de.airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties / Opmerkingen
1
Instrumentenpaneel
Page 23 of 260

21
Actieradiusindicatoren AdBlue®
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor
bij een te laag AdBlue®-
niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2.400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Nulstelling onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller. De onderhoudsinformatie wordt
enkele seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Voer dit als volgt uit:
F
Z
et het contact uit.
F
D
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
Z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen.
F
L
aat de knop los als het display
=0
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
1
Instrumentenpaneel
Page 29 of 260

27
Weergave van informatie op het
touchscreen
Permanente weergave:
Met CITROËN Connect Radio
F
S
electeer het menu " Applicaties" en
vervolgens " Boordcomputer ".
Met CITROËN Connect Nav
F
S
electeer het menu " Applicaties", dan het
tabblad " Voertuigapps " en ver volgens
" Boordcomputer ".
De informatie van de boordcomputer wordt
weergegeven op tabbladen.
F
D
ruk op een van de toetsen om het
gewenste tabblad te bekijken.
Tijdelijke weergave in een specifiek
venster:
F
D
ruk op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar om de informatie
te bekijken en de verschillende tabbladen
weer te geven. Tabblad actuele informatie met:
-
D e actieradius.
-
H
et actuele brandstofverbruik.
-
D
e teller van het Stop & Start-systeem.
Het tabblad "Traject 1 " met daarin:
-
G
emiddelde snelheid voor het eerste
traject.
-
G
emiddeld brandstofverbruik.
-
A
fgelegde afstand.
Het tabblad "Traject 2 " met daarin:
-
G
emiddelde snelheid voor het tweede
traject.
-
G
emiddeld brandstofverbruik.
-
A
fgelegde afstand.
Traject resetten
F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de toets voor
het resetten of op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar.
Trajecten "1 " en "2" zijn onafhankelijk en
kunnen op dezelfde manier worden gebruikt.
Via traject " 1" kunnen dagelijkse berekeningen
en via traject " 2" maandelijkse berekeningen
worden uitgevoerd.
1
Instrumentenpaneel
Page 93 of 260

91
Bandenspanningscontrole
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reser vewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit). Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto .
Controle van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden gecontroleerd
als de banden "koud" zijn (de auto staat langer dan
een uur stil of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden moet de
bandenspanning ten opzichte van de op de sticker
vermelde spanning met 0,3
bar worden verhoogd.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het
permanent branden van het lampje,
een geluidssignaal en een melding
op het display. F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien. Een visuele controle
is dus niet voldoende.
F
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is om
deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.Reset
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
6
Rijden
Page 94 of 260

92
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Zonder audiosysteem
F Open het dashboardkastje.
F
H
oud deze toets ingedrukt. Een hoge geluidstoon geeft aan dat het
resetten niet is uitgevoerd.
De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsgegevens worden door het
systeem als referentiewaarden beschouwd.
Met audiosysteem
Het resetten wordt bevestigd door een lage
geluidstoon.
F
D
ruk op de toets MENU
om het algemene
menu weer te geven.
F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het menu
Persoonlijke instelling – configuratie te
selecteren en bevestig uw keuze door op de
centrale toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het menu
Configuratie auto instellen te selecteren
en bevestig uw keuze door op de centrale
toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het menu
Rijhulpsysteem te selecteren en bevestig
uw keuze door op de centrale toets te
drukken. F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het menu
Bandenspanning en vervolgens het menu
" Resetten " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de centrale toets te drukken.
Het resetten wordt bevestigd door een melding.
Met touchscreen
Het resetten van het systeem moet
gebeuren via het menu Rijden/
Auto .
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Rijden
Page 95 of 260

93
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Ser vice, wijst dit op een storing in het systeem.
Er verschijnt een melding in combinatie met
een geluidssignaal.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.Controleer na werkzaamheden aan het
systeem altijd de spanning van de vier
banden en reset het systeem vervolgens.
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal met kracht in te trappen
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal ver volgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de rijsnelheid onder de
ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Stuurkolomschakelaars
1. Toets voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
Weergave op het instrumentenpaneelDe geprogrammeerde informatie wordt gegroepeerd
op het display van het instrumentenpaneel getoond.
5Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
6 Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
7 Ingestelde snelheid.
6
Rijden
Page 123 of 260

121
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto. F
Z
et het contact aan.
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte toets op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.Bandenspanningscontrolesysteem
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Het verklikkerlampje voor te
lage bandenspanning zal na
het repareren van een wiel
blijven branden tot het systeem
is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
8
Storingen verhelpen
Page 190 of 260

42
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt
de instelling van de equalizer opgeheven.
Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden de
instellingen van de bassen en de hoge tonen gereset.De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden
de instellingen van de balans uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen, die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt.
Het is raadzaam de audiofuncties (
Bass,
Tr e b l e , Balans ) in de middelste stand te zetten,
de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de
functie Loudness in de stand "Actief " te zetten
bij gebruik van de CD-speler en in de stand
"Inactief " bij gebruik van de radio.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem
na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-modus om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.Zet het contact aan om de laadstroom van de
accu te verhogen.
Ik kan de datum en tijd niet instellen. De datum en tijd kunnen alleen worden
ingesteld als u de synchronisatie met de
satellieten deactiveert.Menu instellingen / Opties / Datum en tijd
instellen. Selecteer het tabblad "Tijd" en
deactiveer de "GPS-synchronisatie" (UTC).
CITROËN Connect Nav
Page 219 of 260

25
Instellingen
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het instellen van de bassen en hoge tonen
wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Na het wijzigen van de instellingen voor de
equalizer wordt de instelling van de bassen en
hoge tonen gereset. De instelling van de equalizer is gekoppeld aan
de bassen en hoge tonen.
Wijzig de instelling van de bassen en de
hoge tonen of de equalizer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de balans wordt de
geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling
worden de instellingen van de balans
uitgeschakeld. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de
balans.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen. Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen
de audio-instellingen worden aangepast aan
verschillende geluidsbronnen die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.Controleer of de audio-instellingen zijn
afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Zet
de audiofuncties in de middelste stand.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem
na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-modus om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.Zet het contact aan om de laadstroom van de
accu te verhogen.
.
CITROËN Connect Radio
Page 253 of 260

147
Aanhanger...................................... 10 8, 142-143
Aanhangergewichten .................................... 141
Aansluiten MirrorLink
...........................19, 12-14
Aansluiting 12V
............................................... 49
Aansteker
........................................................ 49
Accessoires ..................................................... 57
Accu
.......................... 11, 107, 116, 135 -136, 138
Accu laden
............................................. 137-13 8
Achterbank
...............................
.......................39
Achterruitverwarming
...............................40, 46
Achteruitrijcamera
........................................... 99
Achteruitrijlicht
.............................................. 13 0
Actieradius AdBlue
.................................... 21-22
AdBlue
® ...................................... 1 5, 21, 103 -104
Afmetingen .................................................... 14 4
Afstandsbediening
.................................... 2
9, 31
Afstandsbediening, batterij vervangen
...........30
Afzonderlijk massapunt
................................ 113
Airbags
...............................
.................13, 65, 70
Airbags vóór
........................................ 6 5 - 6 7, 7 0
Airconditioning (handbediend)
..................47- 4 8
Airconditioning, automatische
...................47- 4 8
Alarmknipperlichten
........................................ 58
A
larmsysteem
................................................. 3
2
Algemeen menu
................................................ 3
Allesdragers
.................................................. 11 0
Antiblokkeersysteem (ABS)
................13, 6 0 - 61
Antispinregeling (ASR)
.......................14, 6 0 - 62
Apple
®-speler ............................................ 2 7, 11
Armleuning vóór .............................................. 49
Asbak (uitneembaar)
....................................... 48
ASR
........
......................................................... 14
Audio-aansluitingen
................................ 49, 7, 5
Audiokabel
................................................ 26, 10
Automatische airconditioning (met display)
........................................... 44-45
Automatische transmissie
... 8
4- 87, 89, 117, 136
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
...................................... 58
Automatisch inschakelen verlichting
..............53
AAutoradio, bedieningen aan stuurkolom ...3, 3, 2
AUX-aansluiting .................................... 26, 10, 7
AUX-aansluitingen
............................................ 5
AUX-ingang
..................................... 26-27, 10-11
Bagageruimte
............................................ 11, 3 4
Banden
................
.......................................... 145
Banden, noodreparatie
..........................11 8 -12 0
Bandenspanning
................................... 121, 14 5
Bandenspanningscontrole (met set)
...... 11
8 -12 0
Bandenreparatieset
...............................11 8 -12 0
Bandenspanning te laag (detectie)
...........13, 91
Batterij afstandsbediening
........................3 0 - 31
Bekerhouder
..............................
.....................48
Beladen
......................................................... 11 0
Benzinemotor
................................ 102, 113, 142
Bijvullen AdBlue
............................................ 10
5
Binnenspiegel
................................................. 41
BlueHDi
............................................. 16, 21, 103
Bluetooth (handsfree set)
..........28 -29, 15 -16, 9
Bluetooth (telefoon)
........................2 8 - 3 0, 15 -17
Bluetooth-verbinding
...........21-22, 28 -30, 15 -17
Boordcomputer
......................................... 26, 28
Brandstof
....................................................... 102
Brandstofniveaumeter
...................................10 0
Brandstofniveau
...................................... 12, 10 0
Brandstoftank
................................. 10 0 -101, 101
Brandstoftank (inhoud)
.................................10 0
Brandstof tanken
................................... 10 0 -102
Brandstoftank leeg (diesel)
...........................11 8
Brandstofvuldop
............................................ 10
0
Brandstofvulklep
...................................... 10 0 -101
Buitenspiegels ........................................... 4 0 - 41
B
CarPlay-verbinding ................................... 18, 13
CD .................................................... 26 -27, 11, 5
CD MP3
........................................ 26 -27, 11, 5 - 6
CD-/MP3-speler
...............................
.......26, 5 - 6
Centrale vergrendeling
...................................29
CITROËN Connect Nav
....................................1
CITROËN Connect Radio
................................. 1
C
laxon
............................................................. 58
Contact
...................................................... 83, 31
Controles
......................................... 11
3 , 11 6 -117
Controlelampjes
................................................ 9C
DAB (Digital Audio
Broadcasting) – Digitale radio ..................25, 9
Dagrijverlichting
...............................
...............52
Dagteller
.......................................................... 24
Dagteller resetten
........................................... 24
Dashboardkastje
............................................. 48
Datum instellen
............................. 24-25, 36, 20
Derde remlicht
............................................... 13 0
Detectie te lage bandenspanning
...... 9
1- 92, 121
Dieselfilter
..................................................... 113
Dieselmotor
............................. 1
2, 102, 118, 143
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
.................................25, 9
Dimlicht
............................................. 18, 51, 128
Display instrumentenpaneel
...........................88D
.
Trefwoordenregister