ECO mode CITROEN C3 AIRCROSS 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2021Pages: 244, PDF Size: 6.31 MB
Page 59 of 244

57
Ergonomie en comfort
3Opbergruimte 
 
► Til de vloerplaat van de bagageruimte zover 
mogelijk op voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat het 
opbergvak uit:
– een noodreparatieset voor een lekke band, met het boordgereedschap,– een noodreservewiel met het boordgereedschap.
Plafonniers
1.Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3.Plafonnier achter
4. Kaartleeslampjes achter
Plafonniers voor en achter
In deze stand gaat de interieurverlichting 
geleidelijk branden:
– als de auto wordt ontgrendeld,– als de sleutel uit het contact wordt verwijderd,– als een portier wordt geopend,– als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te 
lokaliseren.
De interieurverlichting dooft geleidelijk:
– als de auto wordt vergrendeld,– als het contact wordt aangezet,
– 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.Permanent uit. 
Permanent aan. 
Als de interieurverlichting permanent is 
ingeschakeld, blijft deze gedurende een 
bepaalde tijd branden:
– bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,– in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,– bij draaiende motor: onbeperkt.
Als de plafonnier vóór permanent is  ingeschakeld, zal de plafonnier achter 
ook branden tenzij deze op "permanent uit" 
staat.
Zet de plafonnier achter op "permanent uit" 
als u deze wilt uitschakelen.
Kaartleeslampjes vóór en 
achter
► Bedien bij aangezet contact de desbetreffende schakelaar.
Let op dat u niet tegen de plafonniers 
stoot.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte verlichting in het interieur verbetert 
het zicht in de auto wanneer deze zich in een 
donkere omgeving bevindt.
   
Page 60 of 244

58
Ergonomie en comfort
 
Als het buiten donker is, gaat de sfeerverlichting 
automatisch aan/uit als de parkeerlichten worden 
in-/uitgeschakeld.
Bagageruimteverlichting 
 
De bagageruimteverlichting gaat automatisch 
branden zodra de achterklep wordt geopend en 
dooft zodra deze wordt gesloten.
Er zijn verschillende verlichtingstijden:
– bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
– in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,– bij draaiende motor: onbeperkt.  
Page 62 of 244

60
Verlichting en zicht
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen; parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een 
geluidssignaal en gaat het controlelampje 
van de betreffende richtingaanwijzer op het 
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de parkeerlichten uit te schakelen.
Automatische verlichting
Wanneer de ring op de stand " AUTO" 
staat en door een lichtsensor onvoldoende 
omgevingslicht wordt gedetecteerd, worden de 
kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het 
dimlicht automatisch ingeschakeld zonder een 
handeling van de bestuurder. De verlichting kan 
ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het 
automatisch inschakelen van de ruitenwissers 
vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden en wordt dit pictogram 
weergegeven op het instrumentenpaneel in 
combinatie met een geluidssignaal en/of een 
melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Mistlampen vóór en 
mistachterlamp
 
 
Werken als de parkeerlichten of dimlichten zijn ingeschakeld (handmatig 
of in de stand AUTO).
► Druk op de ring en draai de ring:– Eén keer naar voren om alleen de mistlampen vóór in te schakelen.– Nog een keer naar voren om de mistachterlampen in te schakelen.– Eén keer naar achteren om de mistachterlamp uit te schakelen.– Nog een keer naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt 
uitgeschakeld (uitvoering met de stand AUTO) of 
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, 
blijven de mistlampen en de parkeerlichten 
branden.
► Draai de ring naar achteren om de mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten 
worden dan ook uitgeschakeld.
Bij helder of regenachtig weer, zowel 
overdag als 's nachts, is het gebruik van 
de mistlampen vóór en de mistachterlichten 
niet toegestaan. Ze zijn onder deze 
omstandigheden namelijk verblindend voor 
medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen 
vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij 
mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u de 
mistlampen en het dimlicht handmatig in te 
schakelen, omdat de lichtsensor voldoende 
licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten uit te zetten zodra ze niet 
meer nodig zijn.
De verlichting uitschakelen na het 
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle 
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve 
het dimlicht als de automatische "follow me 
home"-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het 
afzetten van het contact
Zet de ring in de stand "AUTO" en vervolgens 
op de gewenste stand om de lichtschakelaar 
weer te activeren.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, 
klinkt er tijdelijk een geluidssignaal om de 
bestuurder te waarschuwen dat de verlichting 
nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd 
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de 
laadtoestand van de accu (overgang naar 
energiebesparingsmodus (eco-mode)).
Richtingaanwijzers 
 
► Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het weerstandspunt.► Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het weerstandspunt.
Drie keer knipperen
► Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te 
drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers 
zullen drie keer knipperen.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door 
het inschakelen van de parkeerlichten aan de 
kant van het verkeer.
► Afhankelijk van de uitvoering: zet de 
lichtschakelaar binnen één minuut na het 
afzetten van het contact omhoog of omlaag om 
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer 
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de   
Page 96 of 244

94
Rijden
Starten / afzetten van de 
motor met de sleutel
Contactslot 
 
Het contactslot heeft 3 standen:– 1. Stop: sleutel in het contactslot steken 
en uit het contactslot verwijderen, stuurslot 
vergrendeld.
– 2. Contact: stuurslot ontgrendeld, contact 
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien 
van de motor.
– 3. Starten.
Bevestig geen zware objecten aan de 
sleutel of aan de afstandsbediening. 
Hierdoor worden deze zwaarder en zouden 
een storing in het contactslot kunnen 
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting 
van de auto en kan externe apparatuur worden 
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde 
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het 
systeem over op de eco-mode: de elektrische 
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat 
de accu voldoende opgeladen blijft.
De motor starten
Met een aangetrokken parkeerrem:► Zet bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel in de 
neutraalstand en trap het koppelingspedaal 
volledig in.
► Zet bij een auto met een automatische 
transmissie  de selectiehendel in de stand  N of 
P en trap het rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.► Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig 
bij het draaien aan het stuurwiel 
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar links 
of rechts zijn gedraaid).
► Bij een auto met een benzinemotor: activeer 
de startmotor door de sleutel in de stand  3 te 
houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij 
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is 
aangeslagen.
Bij benzinemotoren kan na een koude 
start het voorverwarmen van de 
katalysator bij een stilstaande auto met 
draaiende motor (verhoogd stationair 
toerental) gedurende wel 2 minuten 
waarneembare motortrillingen met zich 
meebrengen.
► Bij een auto met een dieselmotor draait u de 
sleutel in de stand  2, contact inschakelen, om de 
motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel is gedoofd en 
activeer dan de startmotor door de sleutel in 
stand 3 te zetten. Geef hierbij geen gas en laat 
de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het 
waarschuwingslampje langer branden. 
Als de motor warm is, gaat het 
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,  zet dan het contact uit. Wacht een paar 
seconden voordat u de motor opnieuw start. 
Als de motor ook na een aantal pogingen niet 
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te 
starten: de startmotor en de motor zouden 
beschadigd kunnen raken.
 Neem contact op met een CITROËN-dealer 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde 
temperaturen niet stationair 
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg 
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
►  Zet de auto stil.► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand  1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten. Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het 
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen. Als de 
motor wordt afgezet, worden ook de 
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging 
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de 
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is 
aangetrokken, met name als de auto op 
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto 
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand  1. Stop), 
gedurende een maximale, totale duur van 
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd 
functies gebruiken, zoals het audio- en    
Page 97 of 244

95
Rijden
6Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten. Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het 
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen. Als de 
motor wordt afgezet, worden ook de 
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging 
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de 
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is 
aangetrokken, met name als de auto op 
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto 
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand  1. Stop), 
gedurende een maximale, totale duur van 
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd 
functies gebruiken, zoals het audio- en 
telematicasysteem, de interieurverlichting, de 
ruitenwissers en het dimlicht.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer 
informatie over de  eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit 
en in de stand  1 (Stop) staat, wordt er bij 
het openen van het bestuurdersportier een 
waarschuwingsmelding weergegeven in 
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand  2 
(Contact) van het contactslot blijft staan, 
wordt het contact na een uur automatisch 
afgezet.
Draai de sleutel in de stand  1 (Stop) en 
vervolgens opnieuw in de stand  2 (Contact) 
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de 
motor metKeyless entry 
and start
De elektronische sleutel moet zich in het 
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt 
gedetecteerd, wordt een melding 
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de 
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte 
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure 
voor starten/afzetten".
Starten 
 
► Zet bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel in de 
neutraalstand en trap het koppelingspedaal 
volledig in.
► Selecteer  bij een auto met een automatische 
transmissie  de stand P of N en trap vervolgens 
het rempedaal in.
 
 
► Druk op de toets "START/STOP"; houd het 
pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor 
bij temperaturen beneden het vriespunt en/
of bij een koude motor pas gestart als het    
Page 98 of 244

96
Rijden
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is 
gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/
STOP" hebt gedrukt:
► Moet u het pedaal ingetrapt houden en niet nogmaals op de toets " START/STOP" drukken 
voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voorwaarden voor het 
starten niet wordt voldaan, wordt een melding 
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding 
aan dat het stuurwiel heen en weer moet 
worden bewogen terwijl u de toets " START/
STOP" ingedrukt houdt om het stuurslot te 
ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een koude 
start het voorverwarmen van de 
katalysator bij een stilstaande auto met 
draaiende motor (verhoogd stationair 
toerental) waarneembare motortrillingen met 
zich meebrengen.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Zet bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel bij 
voorkeur in de neutraalstand.
► Selecteer  bij een auto met een automatische 
transmissie  bij voorkeur de stand  P of N.
► Druk op de toets "START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan 
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te 
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, kan de motor 
niet worden afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de 
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan 
de controle over de auto kunnen verliezen!
 Laat de elektronische sleutel nooit in de 
auto achter als u de auto verlaat.
Contact inschakelen zonder 
de motor te starten
 
 
Wanneer de elektronische sleutel zich in het 
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen 
in te trappen  om het contact in te schakelen 
zonder de motor te starten (maar het 
instrumentenpaneel en de accessoires, zoals 
het audiosysteem en de verlichting worden wel 
ingeschakeld).
► Druk nogmaals op deze toets om het contact 
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aan staat, gaat het  systeem na een bepaalde tijd 
automatisch over op de eco-mode om de 
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een 
noodsleutellezer waarmee de motor kan 
worden gestart als het systeem de sleutel niet 
waarneemt in de detectiezone, of als de batterij 
van de elektronische sleutel leeg is.
 
 
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer .
► Zet bij een auto met een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel in de 
neutraalstand en trap het koppelingspedaal 
volledig in.
►  Selecteer bij een auto met een 
automatische transmissie  de stand P en trap 
vervolgens het rempedaal stevig in.
►  Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van 
de motor
 
 
Als de elektronische sleutel niet wordt 
herkend of zich niet meer in de detectiezone 
bevindt, verschijnt een melding op het 
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt 
gesloten of bij een poging om de motor af te 
zetten.
►  Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5 
seconden ingedrukt.   
Page 140 of 244

138
Praktische informatie
Bevestig de allesdragers uitsluitend op de vier verankeringspunten op het dakframe. Deze 
punten zijn niet zichtbaar als de portieren zijn 
gesloten.
 
 
De bevestigingen van de allesdragers zijn 
voorzien van een nok die in de opening van het 
verankeringspunt moet worden gestoken.
Uitvoering met dakrails 
 
gegevensTechnische gegevens van dit 
boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook 
voor de montage op de trekhaak van 
accessoires als een fietsendrager of een 
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende 
regelgeving.
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies 
(airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld 
zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur 
van bepaalde functies bij afgezet contact om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt. 
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal 
functies, zoals het audio- en telematicasysteem, 
de ruitenwissers, het dimlicht en de 
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten 
gebruiken.
Inschakelen van deze 
modus
Een melding op het display van het 
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode 
is ingeschakeld en de actieve functies worden in 
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren 
bent, kan het gesprek nog gedurende 
ongeveer 10 minuten worden voortgezet via 
het Bluetooth-systeem van het audiosysteem 
in uw auto.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies 
worden automatisch weer ingeschakeld als de 
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start 
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
– Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om 
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is 
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van 
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor  niet gestart worden.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over de  12V-accu.
Allesdragers
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen en 
om te voorkomen dat het dak van uw 
auto beschadigd raakt uitsluitend voor uw 
auto goedgekeurde allesdragers.
Houd u aan de montagevoorschriften en 
de gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld 
in de handleiding die met de allesdragers is 
meegeleverd.
Uitvoering zonder dakrails 
    
Page 188 of 244

186
Bluetooth®-audiosysteem
► Activeer de RDS-functie om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het 
gebied aanwezig is.
Elementen uit de omgeving (zoals heuvels, 
gebouwen, tunnels en ondergrondse 
parkeergarages) kunnen de ontvangst 
blokkeren, ook in de RDS-stand.
Dit is heel normaal en betekent niet dat het 
audiosysteem defect is.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd 
(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).
► Laat de antenne controleren door een dealer.Het geluid wordt in de radiostand af en toe 1 
of 2 seconden onderbroken.
Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking 
van het geluid naar een andere frequentie voor 
een betere ontvangst van de radiozender.
► Schakel de RDS-functie uit als dit te vaak en steeds op hetzelfde traject gebeurt.
Media
De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.
De batterij van het apparaat is misschien 
onvoldoende opgeladen.
► Laad de batterij van het apparaat op.Het scherm toont de melding "Storing 
USB-apparaat".
De USB-stick wordt niet herkend of is mogelijk 
defect.
► Formatteer de USB-stick opnieuw.De cd wordt steeds uitgeworpen of niet 
afgespeeld. De cd is ondersteboven in de speler geplaatst, 
kan niet worden gelezen, bevat geen 
audiobestanden of bevat audiobestanden die 
niet door het audiosysteem worden herkend.
De cd is tegen kopiëren beveiligd en deze 
beveiliging wordt niet door het audiosysteem 
herkend.
► Controleer of de cd goed in de speler is geplaatst.► Controleer de staat van de cd: de cd kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.► Controleer bij een opgenomen cd de inhoud: zie het advies in het hoofdstuk "Audio".
Door een te slechte kwaliteit kunnen bepaalde 
gebrande cd's niet door het audiosysteem 
worden afgespeeld.
De geluidskwaliteit van de cd is slecht.
De cd is bekrast of van slechte kwaliteit.
► Gebruik alleen cd's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
De geluidsinstellingen (lage tonen, hoge tonen, 
klankkleur) zijn niet op de cd-speler afgestemd.
► Zet het niveau van de lage en hoge tonen op 
0, zonder een geluidseffect te selecteren.
Muziek op een smartphone wordt niet via de 
USB-aansluiting afgespeeld.
Afhankelijk van het type smartphone moet 
het audiosysteem toestemming krijgen 
van de smartphone voor toegang tot de 
muziekbestanden.
► Activeer het MTP-profiel op de smartphone handmatig (menu USB-instellingen).
Telefoon
Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.
Er zijn slechts weinig telefoons en providers die 
deze functionaliteit ondersteunen.
► Ga naar het menu voor telefoneren en kies het nummer van uw voicemail dat u van uw 
provider hebt gekregen.
Ik kan mijn telefoonboek niet openen.
► Controleer of uw telefoon compatibel is.U hebt tijdens de koppeling het systeem geen 
toestemming gegeven voor toegang tot het 
telefoonboek.
► Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.
Het gesprek wordt onderbroken als ik in de 
auto stap.
De handsetstand is ingeschakeld.
► Schakel de handsetstand uit om het gesprek over te zetten naar het systeem van de auto.
Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth 
te koppelen.
De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de 
telefoon (model, besturingssysteem) verschillen 
en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.
► Voordat u de telefoon en het systeem gaat koppelen, moet u de telefoonkoppeling uit 
het systeem en de systeemkoppeling van de 
telefoon verwijderen om te kijken of de telefoon 
geschikt is.  
Page 189 of 244

187
CITROËN Connect Radio
11CITROËN Connect Radio 
 
Multimedia-audiosysteem - 
Apps - Bluetooth
®-telefoon
De functies en de instellingen die worden 
beschreven, verschillen afhankelijk van 
de uitvoering van de auto en de configuratie.
Om veiligheidsredenen en omdat deze 
handelingen de aandacht van de 
bestuurder vereisen, moeten deze 
handelingen worden uitgevoerd wanneer de 
auto stilstaat en het contact is ingeschakeld:
– De smartphone in de Bluetooth-modus koppelen met het systeem.– De smartphone gebruiken.– Verbinding maken met de CarPlay®-, 
MirrorLinkTM- of Android Auto apps (de 
weergave van bepaalde apps wordt 
onderbroken wanneer met de auto wordt 
gereden).
– De systeeminstellingen en de configuratie wijzigen.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het 
uitsluitend in de auto functioneert.
De melding  Eco-modus wordt weergegeven 
wanneer het systeem in de betreffende 
modus wordt gezet.
De broncodes van Open Source 
Software (OSS) van het systeem, zijn op 
de volgende sites verkrijgbaar:
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/
https://www.groupe-psa.com/en/oss/
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets drukt, wordt 
het systeem ingeschakeld.
Verhoog of verlaag het volume met het wieltje 
of de toetsen "plus" of "min" (afhankelijk van de 
uitvoering).
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of 
onder het touchscreen om de menu's te openen 
en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het 
touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen 
"Bron" of "Menu" aan de linkerkant van het 
touchscreen om de menu's te openen en 
druk vervolgens op de virtuele toetsen op het 
touchscreen.
U kunt op elk gewenst moment de menu's 
oproepen door het scherm kort met drie vingers 
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Voor pagina's met meerdere tabbladen onder 
aan het scherm, kan tussen de pagina's 
gewisseld worden door op de gewenste pagina 
te tikken of door een vinger te gebruiken en de 
pagina's naar links of rechts te verschuiven.
Druk op het gearceerde gedeelte om één niveau 
terug te gaan of om uw keuze te bevestigen.
Druk op de zwarte pijl om een niveau lager te 
gaan of om uw keuze te bevestigen.
Het touchscreen is een capacitief 
scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm is 
het raadzaam gebruik te maken van een niet 
schurende zachte doek (bijvoorbeeld een 
brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe 
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Bepaalde informatie wordt permanent 
weergegeven in de bovenste balk van het 
touchscreen:
– Statusinformatie van de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreeks 
toegang tot het desbetreffende menu.
– Menu statusinformatie Radio Media en Telefoon.   
Page 204 of 244

202
CITROËN Connect Nav
CITROËN Connect Nav 
 
GPS-navigatie - Apps - 
Multimedia-audiosysteem 
- Bluetooth
®-telefoon
De functies en de instellingen die worden 
beschreven, verschillen afhankelijk van 
de uitvoering van de auto en de configuratie.
Om veiligheidsredenen en omdat deze 
handelingen de aandacht van de 
bestuurder vereisen, moeten deze 
handelingen worden uitgevoerd wanneer de 
auto stilstaat en het contact is ingeschakeld:
– De smartphone in de Bluetooth-modus koppelen met het systeem.– De smartphone gebruiken.– Verbinding maken met de CarPlay®-, 
MirrorLinkTM- of Android Auto apps (de 
weergave van bepaalde apps wordt 
onderbroken wanneer met de auto wordt 
gereden).
– De systeeminstellingen en de configuratie wijzigen.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het 
uitsluitend in uw auto functioneert.
Het bericht Eco-modus wordt weergegeven 
wanneer het systeem in de betreffende 
modus wordt gezet.
Via de website van het merk kunt u 
updates voor systemen en kaarten 
downloaden.
Op de website wordt ook de procedure voor 
updaten vermeld.
De broncodes van Open Source 
Software (OSS) van het systeem, zijn op 
de volgende sites verkrijgbaar:
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/
https://www.groupe-psa.com/en/oss/
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, 
wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling. 
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of 
onder het touchscreen om de menu's te openen 
en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het 
touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen 
"Bron" of "Menu" aan weerszijden van het 
touchscreen om de menu's te openen en 
druk vervolgens op de op het touchscreen 
weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu 
oproepen door het scherm kort met drie vingers 
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Druk op de "X" om een niveau lager te gaan.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Het touchscreen is een capacitief 
scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm is 
het raadzaam gebruik te maken van een niet 
schurende zachte doek (bijvoorbeeld een 
brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe 
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Bepaalde informatie wordt permanent 
weergegeven in de bovenste balk van het 
touchscreen:
– Basisinformatie van de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse 
toegang tot het desbetreffende menu.