sensor CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2012Pages: 245, PDF Size: 8.34 MB
Page 11 of 245

9
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar autoradio.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Opbergvak.
Parfumeur.
6.
Zonnesensor.
7.
Airbag aan passagierszijde.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
10.
Dashboardkastje.
11 .
Schakelaar elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar Stop & Start-systeem.
12.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
13.
Autoradio.
14.
Urgence- of Assistance-oproep .
15.
12V-aansluiting (max. 100 W) .
16.
USB-aansluiting / Jack-aansluiting.
17.
Bekerhouder.
18.
Schakelaars stoelverwarming.
19.
Handrem.
COCKPIT
Page 50 of 245

3
48
COMFORT
Condensvorming in de aircon-
ditioning kan ertoe leiden dat er
zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk
voor de ozonlaag. GEBRUIKSADVIEZEN VOOR VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en aircondi-
tioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Stel de aanjager zo in dat de interieurlucht goed ververst wordt.
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige ventilatieopeningen alsmede de uitstroom-
opening in het interieur aan weerszijden van de hoedenplank vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard (achter het instrumen-
tenpaneel) niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van
de airconditioning.
)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om
het systeem in perfecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale
toegevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische
reacties, stank en vetaanslag).
)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Page 78 of 245

5
76
ZICHT
Als de lichtsensor bij mist of
sneeuw voldoende licht waar-
neemt, wordt de verlichting niet
automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die
zich in het midden van de voor-
ruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies kunnen dan
niet meer worden bediend.
Koppeling met
follow me home-verlichting
De koppeling van dit systeem aan de
automatische verlichting biedt de vol-
gende extra mogelijkheden:
- automatische inschakeling van de
follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld (via "Instellingen auto" in
het confi guratiemenu van het multi-
functionele display.
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display (geldt niet voor het
monochroomdisplay type A
, waar-
bij dit is voorgeprogrammeerd).
Storing
Bij een storing in de licht-
sensor gaat de verlichting
branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instru-
mentenpaneel en/of verschijnt een mel-
ding op het multifunctionele display, in
combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats. KOPLAMPEN VERSTELLEN
Stand "0"
: basisinstelling. Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.
0.
1 of 2 personen op de voorstoelen.
-.
Minder dan 5 personen.
1.
5 personen.
- .
5 personen + maximaal toegestane
belading.
2
-
3
. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Page 81 of 245

5
79
ZICHT
Verticale stand van de
ruitenwissers voor Automatische ruitenwissersvóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De
snelheid van de ruitenwissers wordt
aangepast aan de hoeveelheid neer-
slag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.
Als de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, gaan de ruitenwissers in de verticale
stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van
de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de
motorkap wordt beschadigd.
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisser-
schakelaar om de ruitenwissers na de werk-
zaamheden weer in de ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische wer-
king van de ruitenwissers uit als
de auto wordt gewassen in een
wasstraat.
Wacht 's winters met het inscha-
kelen van de automatische ruiten-
wissers tot de voorruit ontdooid is
om de wisserbladen niet te be-
schadigen.
Dit wordt bevestigd door een
melding op het display.
Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest,
moet de automatische werking
van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de
hendel kort omlaag te duwen.
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0"
om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Voor een langdurige doeltreffende wer-
king van de fl at-blade ruitenwissers ra-
den wij u aan:
- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reini-
gen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,
- de ruitenwissers te vervangen zo-
dra ze sporen van slijtage gaan ver-
tonen.
Page 110 of 245

8
108
VEILIGHEID
AIRBAGS
Het activeren van de airbags
gaat gepaard met wat onscha-
delijke rook en een knal, als ge-
volg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar
kan voor personen die hier ge-
voelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Frontairbags
De frontairbags beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen - behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld - bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
,
in de lengterichting van de auto en ho-
rizontaal vanaf de voorzijde richting de
achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
De airbags werken alleen als
het contact aan is.
De airbags werken slechts een-
maal. Als er een tweede aanrij-
ding plaatsvindt (tijdens hetzelfde
of een volgend ongeval), worden
de airbags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier achter)
bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
Ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren regi-
streren de frontale en zijdelingse aanrij-
dingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de
airbags onmiddellijk af om de inzit-
tenden van de auto (uitgezonderd
de middelste passagier achter) te
beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags,
zodat het zicht niet wordt belemmerd
en de inzittenden de auto eventueel
kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.
Page 127 of 245

9
RIJDEN
PARKEERHULP ACHTER
Dit systeem bestaat uit vier ultrasoon-
sensoren die zijn aangebracht in de
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor elk obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor ob-
jecten die zich direct onder de bumper
bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargeno-
men bij aanvang van de manoeu-
vre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra
u de achteruitversnelling inschakelt. Dit
wordt aangegeven door een geluidssig-
naal. De afstand tot het obstakel wordt
aangegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de de auto dich-
ter bij het obstakel komt,
- een grafi sche weergave op het mul-
tifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen (af-
hankelijk van de uitvoering). De parkeerhulp is een hulpmid-
del voor de bestuurder, die des-
ondanks waakzaam moet blijven
en verantwoordelijk is.
Detectiezone
Als de achterzijde van de auto minder
dan 30 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal con-
tinu hoorbaar en verschijnt het symbool
"Gevaar" op het multifunctionele dis-
play.
Het systeem wordt gedeactiveerd als
de versnellingsbak in een andere stand
wordt geschakeld.
Page 128 of 245

9
126
RIJDEN
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uit-
geschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van
een fi etsendrager (auto uitgerust
met een door CITROËN goedge-
keurde trekhaak of fi etsendrager).
Inschakelen
Druk nogmaals op de toets A
om het
systeem weer in te schakelen. Het con-
trolelampje in de toets gaat uit.
Bij een storing in het systeem zal bij het
achteruitrijden het waarschuwingslamp-
je service gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepje) en
een melding op het multifunctionele dis-
play.
Druk bij draaiende motor op de toets A
om het systeem volledig uit te schake-
len. Het controlelampje gaat branden. Zorg ervoor dat de sensoren in
de winter of bij slecht weer niet
bedekt zijn met modder, ijs en
sneeuw.