stop start CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 35 of 244

33
Toegang tot de auto
2► Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem gebruiken om de auto
te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het
rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid
hoger dan 10
km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of
weer inschakelen:
►
Druk op de toets totdat er ter bevestiging een
melding wordt weergegeven.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om met geopende achterklep
en vergrendelde portieren te kunnen rijden.
Anders hoort u de sloten terugspringen
telkens wanneer de auto harder dan 10
km/h rijdt en wordt er een waarschuwing
weergegeven.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de
sleutelcode naar een CITROËN-dealer.
De CITROËN-dealer kan de sleutelcode en
de transpondercode uitlezen, waardoor er een
nieuwe sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de
voorzijde of achterzijde om de auto te
ontgrendelen of vergrendelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:
–
Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig
is vergrendeld.
Page 37 of 244

35
Toegang tot de auto
2Zonder Keyless entry and start
► Zet het contact af.
► Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan)
.
►
Druk direct gedurende enkele seconden op
de toets met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Keyless entry and start
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen.
►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Bij een auto met een automatische
transmissie of een selectiehendel
(elektrisch):
trap met de selectiehendel in stand
P op het rempedaal.
►
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Als de storing na het resetten niet is verholpen,
neem zo snel mogelijk contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de
elektronische sleutel van het Keyless entry and
start-systeem zich in de detectiezone bevindt,
trekt u aan de portierhandgreep.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een
portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd:
–
W
anneer het bestuurdersportier wordt
geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
–
W
anneer een van de passagiersportieren
wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaat dit waarschuwingslampje
branden, samen met een melding als de motor
draait en een geluidssignaal als de auto harder
dan 10 km/h rijdt.
Page 40 of 244

38
Toegang tot de auto
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel het volledige alarmsysteem
weer in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of door op de portiergreep
van het bestuurdersportier te drukken.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt het hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld totdat
het alarm voor de 11e keer achtereenvolgens
afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem, gaat het rode controlelampje in
de toets knipperen om aan te geven dat het
alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het
lampje stopt met knipperen als het contact wordt
aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen: ►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot
van het portier linksvoor
.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
controlelampje in de toets gaat uit.
De auto vergrendelen
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het portier linksvoor.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet,
betekent het permanent branden van het rode
controlelampje in de toets dat er een storing in
het systeem aanwezig is.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1.
Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
nog 45 seconden nadat het contact is
uitgezet, worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
het contact aan om deze weer te activeren.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun
positie.
Het rode lampje van de toets gaat branden.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Bij een ernstige botsing wordt de
bediening van de elektrische achterruiten
weer ingeschakeld als deze was
uitgeschakeld.
Page 41 of 244

39
Toegang tot de auto
2De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
nog 45 seconden nadat het contact is
uitgezet, worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. Zet
het contact aan om deze weer te activeren.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun
positie.
Het rode lampje van de toets gaat branden.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Bij een ernstige botsing wordt de
bediening van de elektrische achterruiten
weer ingeschakeld als deze was
uitgeschakeld.
Resetten van de
ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.
►
Blijf nog minimaal één seconde aan de
schakelaar trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening van een van de andere
portieren bedient, moet hij/zij controleren
of de ruit zonder problemen kan worden
gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische
ruiten juist gebruiken.
Let bij het bedienen van de ruiten vooral goed
op kinderen.
Let goed op passagiers en/of andere
personen wanneer u de ruiten met de sleutel
of het "Keyless entry and start"-systeem sluit.
Steek uw hoofd of armen bij geopende ruiten
niet naar buiten wanneer de auto rijdt – kans
op ernstig letsel!
Schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak bestaat uit een
beweegbaar glazen gedeelte dat over het dak
schuift en een zonnescherm dat onafhankelijk
kan worden geopend. Als het schuif-/kanteldak
wordt geopend, opent automatisch het
zonnescherm.
►
Gebruik de knop in de dakconsole om het
panoramische schuif-/kanteldak te bedienen.
Het schuif-/kanteldak kan worden bediend
wanneer het contact is aangezet (als de
laadtoestand van de accu voldoende is), bij
draaiende motor, in de STOP-stand van de Stop
& Start en tot maximaal 45 seconden na het
afzetten van het contact.
Page 45 of 244

43
Ergonomie en comfort
3Handmatig verstellen
Verstellen in lengterichting
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
►
Laat de stang los om de stoel in de
betreffende positie te vergrendelen.
Rugleuninghoek
► Draai de knop voor de gewenste hoek.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog voor omhoog zetten
of duw deze omlaag voor omlaag zetten totdat
de gewenste stand is bereikt.
Lendensteun
(alleen bestuurder)
► Draai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Elektrisch verstellen
Rugleuninghoek
► Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren.
Hoogte en hoek van de zitting
► Duw de achterzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag voor de gewenste hoogte.
►
Duw de voorzijde van de schakelaar omhoog
of omlaag om de zitting in de gewenste hoek te
zetten.
Lendensteun
► Druk een van de schakelaars in om de
lendensteun naar wens in te stellen.
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage van de
lendenen. Deze werkt alleen bij draaiende motor
en als de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen.
Page 50 of 244

48
Ergonomie en comfort
Luchtverdeling
1.Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
Advies
Het ventilatie- en
airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters,
overige uitstroomopeningen
en ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven voor een gelijkmatige verdeling van de
lucht naar het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
W
anneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld, zodat de motor meer
vermogen heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie
uitgeschakeld of terwijl de
luchtrecirculatie in het interieur langere tijd is
ingeschakeld. Kans op beslaan en
verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, is het raadzaam
om het interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de
airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
e raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale
actieve additief biedt bescherming tegen
vervuilende gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Handbediende
airconditioning
1. Temperatuurregeling
Airconditioning aan/uit
2. Regeling luchtopbrengst
Systeem uitschakelen
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Achterruitverwarming
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
Page 51 of 244

49
Ergonomie en comfort
3Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
Stop &
Start
-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Handbediende
airconditioning
1. Temperatuurregeling
Airconditioning aan/uit
2. Regeling luchtopbrengst
Systeem uitschakelen
3. Regeling luchtverdeling
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Achterruitverwarming
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
Temperatuurregeling
► Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm).
Regeling van de
luchtopbrengst
► Draai aan de draaiknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
►
Druk op een van de toetsen 3
om de
verdeling van de luchtstroom in het interieur aan
te passen.
Wanneer het lampje in de toets brandt,
wordt er lucht in de aangegeven richting
geblazen. U kunt de volgende toetsen tegelijk
indrukken: –
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters + voetenruimte.
–
V
oorruit en zijruiten + voetenruimten.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde
efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:
–
In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op de draaiknop ( 1
) om de
airconditioning in of uit te schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Systeem uitschakelen
► Druk op draaiknop 2 ; alle controlelampjes
van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
Page 54 of 244

52
Ergonomie en comfort
– In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op draaiknop 1
of op toets 9 op het
touchscreen om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur
op de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling
naar de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, stelt de luchtstroom in op
maximaal en schakelt de luchtrecirculatie in het
interieur in.
►
Druk op draaiknop 2
om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit). Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
►
Druk op de toets
11 om de functie "MONO" in
te schakelen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Automatisch programma Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien
voorruit voor meer informatie over toets 5.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Met handbediende
airconditioning
► Zet de temperatuur in de hoogste stand
(rood).
►
Zet de luchtstroom in de hoogste stand.
► Druk op deze knop om de lucht over
de voorruit te verdelen; het lampje ervan
gaat branden.
► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
► Schakel de airconditioning in door de toets
A/C in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Page 55 of 244

53
Ergonomie en comfort
3► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
►
Schakel de airconditioning in door de toets
A/C
in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat de
volledige voorruit wordt verwarmd; het is een
aanvulling op het Automatisch programma Zicht
dat elementen weghaalt die het zicht kunnen
belemmeren (zoals dauw, mist, ijs of sneeuw),
dat zich aan beide zijden van de voorruit bevindt.
Het kan zowel bij wegrijden als onder het rijden
worden gebruikt.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur
.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om een te hoog energieverbruik te voorkomen.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
De buitenspiegels worden ook ontwasemd/
ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door het
branden/doven van het controlelampje).
De functie kan worden geactiveerd ongeacht de
buitentemperatuur
.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Page 56 of 244

54
Ergonomie en comfort
Het ontwasemen / ontdooien wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Voorverwarming /
voorkoeling airco
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
Met 10 inch touchscreen
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer
de auto op een laadpunt is aangesloten (20
minuten wanneer dat niet het geval is) en blijft
daarna nog 10 minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, dan wordt de functie alleen
geactiveerd als de laadtoestand van de
tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, er een herhaald programma
is geactiveerd (bijvoorbeeld van maandag
tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Voorzieningen in het
interieur
1.
Zonneklep
2. Smart Pad Support Citroën
3. Dashboardlade
4. Dashboardkastje
5. Draadloze smartphonelader
USB-aansluitingen (type A/type C)
6. Opbergruimte
12V-aansluiting
7. Opbergruimte met bekerhouders
8. Middenarmsteun met opbergruimte
9.Portiervakken
10. USB-aansluitingen
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
staat. De verlichting van de make-upspiegel
gaat automatisch branden (afhankelijk van de
uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
Dashboardlade
► Druk op de handgreep en trek eraan om de
lade te openen.
Rijd nooit met een geopende
dashboardlade wanneer een passagier
voorin zit. Bij hard remmen kan dit letsel tot
gevolg hebben.