Buitenspiegels CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 6 of 244

4
Overzicht
Presentatie
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en
locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren, afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
Cockpit
1.Plafonnier/leeslampjes vóór
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
Schuif-/kanteldak
Waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
2. Binnenspiegel
3. Head-up display
4. Instrumentenpaneel
5. Zekeringkast
6. Elektrische ruitbediening
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
7. Ontgrendeling motorkap
8. Smart Pad Support Citroën
9. Dashboardlade
10. Dashboardkastje
1.Touchscreen 2.
Toegang tot het menu Rijverlichting of
Auto
Toegang tot de menu's van het touchscreen
Aan/uit en volumeregeling touchscreen
3. Alarmknipperlichten
4. Centrale vergrendeling
5. Motor aan-/afzetten
6. Airconditioning
Stoelverwarming
7. USB-aansluitingen (type A/type C)
8. Opbergruimte of draadloze smartphonelader
9. Versnellingspook of selectiehendel
10. Selectie van de rijstand
11 . Toegang tot het menu Energie
12. Elektrische parkeerrem
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaars verlichting/richtingaanwijzers /
Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeier/
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening voor snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
A. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger (Adaptieve
cruise control)
B. De snelheidsregelaar in-/uitschakelen
Page 30 of 244

28
Toegang tot de auto
Elektronische sleutel
met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke
sleutel,
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering heeft de
afstandsbediening de volgende functies:
–
Ontgrendelen / vergrendelen /
supervergrendelen van de auto.
–
Bedienen van verlichting op afstand.
–
Inklappen / uitklappen van de buitenspiegels.
–
Inschakelen / uitschakelen van het
alarmsysteem.
–
Lokaliseren van de auto.
–
Openen / sluiten van de ruiten.
–
Sluiten van het schuif- / kanteldak. –
Activeren van de elektrische startonderbreker
van de auto.
De auto kan met behulp van noodprocedures
worden vergrendeld / ontgrendeld als
bijvoorbeeld de afstandsbediening of de centrale
vergrendeling defect is, of als de accu leeg
is. Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de Noodprocedures
.
Geïntegreerde sleutel
De sleutel in de afstandsbediening kan voor het
volgende worden gebruikt, afhankelijk van de
uitvoering:
–
De auto vergrendelen/ontgrendelen.
–
De handmatige kinderbeveiliging inschakelen/
uitschakelen.
–
De airbag vóór aan passagierszijde
inschakelen/uitschakelen.
–
De portieren met de reservefunctie
ontgrendelen/vergrendelen.
–
Contact inschakelen en de motor starten/
afzetten.
Zonder
Keyless entry and start
► Druk op de knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Met Keyless entry and start
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Wanneer de ingebouwde sleutel is
uitgenomen, dient u deze altijd bij u te
houden om de betreffende noodprocedures
uit te kunnen voeren.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling kan worden
ingesteld in het menu
Rijverlichting /Auto van het touchscreen.
Volledige ontgrendeling
► Druk op de ontgrendelknop.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/klep
van de laadaansluiting
► Druk op de ontgrendeltoets.
► Druk nogmaals op de toets om de andere
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
worden losgekoppeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
volledige of selectieve ontgrendeling en
uitschakeling van het alarm bevestigd door het
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Openen van de ruiten
► Druk langer dan 3 seconden op de
ontgrendeltoets.
Afhankelijk van de uitvoering stoppen de ruiten
wanneer de toets wordt losgelaten of door nog
een keer op de toets te drukken.
Page 31 of 244

29
Toegang tot de auto
2Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling kan worden
ingesteld in het menu
Rijverlichting /Auto
van het touchscreen.
Volledige ontgrendeling
► Druk op de ontgrendelknop.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/klep
van de laadaansluiting
►
Druk op de ontgrendeltoets.
►
Druk
nogmaals op de toets om de andere
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
worden losgekoppeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
volledige of selectieve ontgrendeling en
uitschakeling van het alarm bevestigd door het
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Openen van de ruiten
► Druk lang er dan 3 seconden op de
ontgrendeltoets.
Afhankelijk van de uitvoering stoppen de ruiten
wanneer de toets wordt losgelaten of door nog
een keer op de toets te drukken.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de
uitvoering, de inschakeling van het alarm
worden bevestigd door het branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet
worden vergrendeld. Als de auto echter is
uitgerust met een alarmsysteem, dan wordt
dit na ongeveer 45 seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar
de portieren of de achterklep worden
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto
automatisch na ongeveer 30 seconden weer
vergrendeld. Als de auto is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de
binnenportiergrepen niet. Ook wordt de toets
van de centrale vergrendeling uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als
er zich iemand in de auto bevindt.
►
Druk binnen 3 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van
de auto in te schakelen (de richtingaanwijzers
gaan kort knipperen om dit te bevestigen).
De ruiten en het schuif- / kanteldak sluiten
(afhankelijk van de uitrusting)
► Druk lang er dan 3 seconden op de
vergrendeltoets.
Afhankelijk van de uitvoering stoppen de ruiten
en het schuif- / kanteldak wanneer de toets
wordt losgelaten of door nog een keer op de
toets te drukken.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
en het schuif- / kanteldak niet door
voorwerpen of personen wordt gehinderd.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem
de ruiten en/of het schuif- / kanteldak bij het
verlaten van de auto op een kier wilt laten
staan, moet u eerst de interieurbeveiliging
van het alarmsysteem uitschakelen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het alarmsysteem.
Page 32 of 244

30
Toegang tot de auto
Op afstand inschakelen van
de verlichting
► Druk op deze knop. De parkeerlichten,
het dimlicht, de kentekenplaatverlichting
en de instapverlichting in de buitenspiegels gaan
gedurende 30 seconden branden.
W
anneer u nogmaals op de knop drukt voordat
de tijd is verstreken, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening
De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit
niet aan de afstandsbediening terwijl u deze
in uw zak hebt, omdat u dan per ongeluk de
auto kunt ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de
afstandsbediening wanneer u buiten het
bereik van de auto bent, omdat dat ervoor
kan zorgen dat de afstandsbediening
niet meer werkt. In dat geval moet de
afstandsbediening worden gereset.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact
is uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Pas de elektronische startblokkering
niet aan, omdat er dan storingen kunnen
ontstaan.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot
niet om de sleutel te verwijderen en aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
activeren.
Vergrendelen van de auto
Wanneer de portieren onder het rijden
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Haal uit veiligheidsoverwegingen altijd de
contactsleutel uit het contactslot of neem
de elektronische sleutel mee als u de auto
verlaat, zelfs wanneer dit voor korte duur is.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door een CITROËN-dealer
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u zeker weet dat de sleutels
in uw bezit de enige sleutels zijn waarmee de
auto kan worden gestart.
Proximity Keyless Entry
and Start
Dit is een Keyless entry and start-systeem.
Hiermee wordt de auto automatisch vergrendeld/
ontgrendeld door de elektronische sleutel te
detecteren.
Als de bestuurder de elektronische sleutel bij
zich heeft, wordt de auto ontgrendeld zodra hij de auto nadert en vergrendeld als hij bij de auto
vandaan loopt.
Als de elektronische sleutel zich langer dan
30 minuten binnen de 2 en 7 meter van de
auto vandaan bevindt, wordt het systeem
gedeactiveerd om de batterij te sparen.
Sleuteldetectiezones:
Zone A: instapverlichting bij het naderen van de
auto (3 tot 5 meter van de auto).
Zone B : automatische vergrendeling bij het van
de auto vandaan lopen (ongeveer 2 meter van
de auto).
Zone C: automatische ontgrendeling bij het
naderen van de auto (1 tot 2 meter van de auto).
De automatische functies kunnen worden
geconfigureerd via het menu
Rijverlichting /Auto
van het touchscreen.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling kan worden
ingesteld via het menu
Rijverlichting /Auto van het touchscreen.
De selectieve ontgrendeling is standaard
uitgeschakeld.
Volledig ontgrendelen
De auto (portieren en bagageruimte) worden
ontgrendeld:
► Automatisch, als de bestuurder zone C nadert
en de automatische functies zijn geactiveerd.
► Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
ontgrendeling en de uitschakeling van het
alarm bevestigd door het knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Als de elektronische sleutel langer dan 15 minuten in de buurt van de auto blijft
(zones A, B of C) zonder dat er iets wordt
gedaan, dan worden de automatische
Page 33 of 244

31
Toegang tot de auto
2Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling kan worden
ingesteld via het menu
Rijverlichting /Auto
van het touchscreen.
De selectieve ontgrendeling is standaard
uitgeschakeld.
Volledig ontgrendelen
De auto (portieren en bagageruimte) worden
ontgrendeld:
►
Automatisch,
als de bestuurder zone C nadert
en de automatische functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
ontgrendeling en de uitschakeling van het
alarm bevestigd door het knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Als de elektronische sleutel langer dan 15 minuten in de buurt van de auto blijft
(zones A, B of C) zonder dat er iets wordt
gedaan, dan worden de automatische
functies uitgeschakeld. Gebruik de
afstandsbediening of druk op de handgreep
van het bestuurdersportier om de auto te
ontgrendelen of te vergrendelen.
Als het niet lukt om de auto te vergrendelen
of ontgrendelen met de portierhandgrepen,
houd de elektronische sleutel dan dichterbij
en herhaal de handeling.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/
laadklep
Het ongrendelen gebeurt:
►
Automatisch, wanneer de bestuurder het
bestuurdersportier nadert en de automatische
functies zijn geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
►
In de auto kunt u alle portieren en de
achterklep ontgrendelen met de toets van de
centrale vergrendeling of door een van de
portieren te openen.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
Met de portieren en de achterklep gesloten wordt
de auto vergrendeld:
►
Automatisch, als de bestuurder zone
B
verlaat en de automatische functies zijn
geactiveerd.
►
Of door zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier te drukken.
De vergrendeling wordt bevestigd door het
branden van de richtingaanwijzers en door een
geluidssignaal als de auto wordt vergrendeld
wanneer de bestuurder van de auto vandaan
loopt.
De auto kan niet worden vergrendeld
als de elektronische sleutel in de auto is
achtergebleven.
Laat omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet
wanneer u in de buurt bent.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de
binnenportiergrepen niet. Ook wordt de toets
van de centrale vergrendeling in de auto
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als
er zich iemand in de auto bevindt.
Page 34 of 244

32
Toegang tot de auto
► Druk zachtjes op de portiergreep van het
bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.
►
Druk er binnen 3 seconden nog een keer
op om de supervergrendeling van de auto in
te schakelen (de richtingaanwijzers gaan even
branden om dit te bevestigen).
Als een van de portieren of de achterklep nog open is of als de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-
systeem in de auto is achtergebleven, dan
wordt de centrale vergrendeling niet
ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren of de achterklep worden
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto
automatisch na ongeveer 30 seconden weer
vergrendeld. Als de auto is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit automatisch
weer ingeschakeld.
De functie voor het automatisch in- en
uitklappen van de buitenspiegels kan via
het menu Rijverlichting
/ Auto op het
touchscreen worden ingesteld.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen
nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor
korte tijd, zonder de elektronische sleutel van
het Keyless entry and start-systeem mee te
nemen.
Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen
als de sleutel nog in een van de aangegeven
gebieden aanwezig is terwijl de auto niet is
vergrendeld.
Om de batterij in de elektronische sleutel
en in de auto opgeladen te houden:
–
De functie voor vergrendeling bij nadering
(zone
C) schakelt na enkele dagen (ongeveer
één week) zonder gebruik automatisch over
naar stand-by. Gebruik de afstandsbediening
of druk op een van de portierhandgrepen
om de auto te ontgrendelen. De volgende
keer dat de auto wordt gestart, worden de
functies voor automatisch ontgrendelen en
vergrendelen weer geactiveerd.
–
W
anneer de instapverlichting een paar keer
achter elkaar wordt geactiveerd zonder dat de
auto wordt gestart, wordt deze uitgeschakeld.
–
Alle "handsfree" functies schakelen over
op de verlengde stand-by als ze 21 dagen
niet zijn gebruikt. Om deze functies weer in
te schakelen, ontgrendelt u de auto met de
afstandsbediening en start u de motor
.
Elektrische storingen
De elektronische sleutel werkt in
sommige gevallen niet goed in de nabijheid
van elektronische apparatuur zoals telefoons
(ingeschakeld of in stand-by) of laptops, en
sterke magnetische velden.
Centrale vergrendeling
Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren en
achterklep) vanuit het interieur te vergrendelen /
ontgrendelen.
De centrale vergrendeling werkt niet als
een van de portieren is geopend.
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld
of de supervergrendeling van buitenaf is
ingeschakeld, knippert het verklikkerlampje
en werkt de knop niet.
►
Als de auto is vergrendeld, trek dan
aan de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
► Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem gebruiken om de auto
te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep worden tijdens het
rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid
hoger dan 10 km/h).
De functie is standaard ingeschakeld. Voor uit- of
weer inschakelen:
► Druk op de toets totdat er ter bevestiging een
melding wordt weergegeven.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om met geopende achterklep
en vergrendelde portieren te kunnen rijden.
Anders hoort u de sloten terugspringen
telkens wanneer de auto harder dan 10
km/h rijdt en wordt er een waarschuwing
weergegeven.
Page 44 of 244

42
Ergonomie en comfort
Juiste zitpositie
Om veiligheidsredenen mag de stoel
alleen worden versteld als de auto
stilstaat.
Voordat u gaat rijden, moet u de zitpositie
in de volgende volgorde afstellen, om de
ergonomische plaatsing van instrumenten en
bedieningselementen optimaal te benutten:
–
De hoogte van de hoofdsteun.
–
De hoek van de rugleuning.
–
De hoogte van de zitting van de stoel.
–
De lengterichting van de stoel.
–
De hoogte en diepte van het stuurwiel.
–
De binnen- en buitenspiegels.
Controleer vervolgens of u vanuit uw
zitpositie goed zicht op het
instrumentenpaneel hebt.
Hoofdsteunen vóór
In hoogte verstellen
Omhoog:
► T rek de hoofdsteun omhoog in de gewenste
positie; u voelt dat de hoofdsteun in positie klikt.
Omlaag:
►
Druk ontgrendelknopje ( A
) in om de
hoofdsteun omlaag te zetten.
De hoofdsteun is goed afgesteld
wanneer de bovenkant gelijk ligt met de
bovenkant van het hoofd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Kantel de rugleuning naar achteren om de
hoofdsteunen eenvoudiger te verwijderen.
►
Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
►
Druk pal
A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en trek de hoofdsteun omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun
terugplaatsen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de betreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag.
►
Druk het ontgrendelknopje ( A
) in om de
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
►
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Deze moeten zijn geplaatst
en goed zijn afgesteld voor de betreffende
inzittende.
Voorstoelen
Zorg er bij het naar achteren schuiven
van de stoel voor dat de beweging van
de stoel niet kan worden gehinderd door
personen of voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Handmatig verstellen
Verstellen in lengterichting
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
► Laat de stang los om de stoel in de
betreffende positie te vergrendelen.
Rugleuninghoek
► Draai de knop voor de gewenste hoek.
Hoogte
Page 46 of 244

44
Ergonomie en comfort
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje
branden. De massagefunctie is voor een
tijdsduur van één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait en als
de buitentemperatuur lager dan 20 °C is.
►
Druk op de toets voor uw stoel.
►
Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende
aantal controlelampjes gaat branden.
►
U kunt de verwarming uitschakelen door op
de toets te drukken totdat alle controlelampjes
uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel
mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de
functie uit; als het stroomverbruik daalt, daalt
ook het energieverbruik.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Het stuurwiel verstellen
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te
ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.
►
V
erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
►
Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Verwarmd stuurwiel
(Afhankelijk van het land waar de auto is
verkocht)
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat het
stuurwiel wordt verwarmd.
U kunt de functie activeren wanneer de
buitentemperatuur lager is dan 20 °C.
► Druk bij draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het branden/doven van het controlelampje).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als
de motor wordt afgezet.
Spiegels
Buitenspiegels
Stel de buitenspiegels om
veiligheidsredenen zo af dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee
rekening om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Page 47 of 244

45
Ergonomie en comfort
3
► Druk bij draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het branden/doven van het controlelampje).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als
de motor wordt afgezet.
Spiegels
Buitenspiegels
Stel de buitenspiegels om
veiligheidsredenen zo af dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee
rekening om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Afstellen
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om
de juiste buitenspiegel te selecteren.
►
Duw schakelaar B
in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet schakelaar
A weer in de middenstand.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
buitenspiegels elektrisch inklapbaar.
► Zorg dat het contact is
aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
►
Beweeg schakelaar A
naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van schakelaar A, worden ze niet
automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet met aangezet contact
schakelaar A
in de middelste stand en beweeg
deze daarna naar achteren.
De functie voor het automatisch in- en
uitklappen van de buitenspiegels met de
afstandsbediening kan via het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen
worden ingesteld.
Ontwasemen / ontdooien
Het ontwasemen / ontdooien van de
buitenspiegels werkt gelijktijdig met de
achterruitverwarming.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de achterruitverwarming .
Page 55 of 244

53
Ergonomie en comfort
3► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
►
Schakel de airconditioning in door de toets
A/C
in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat de
volledige voorruit wordt verwarmd; het is een
aanvulling op het Automatisch programma Zicht
dat elementen weghaalt die het zicht kunnen
belemmeren (zoals dauw, mist, ijs of sneeuw),
dat zich aan beide zijden van de voorruit bevindt.
Het kan zowel bij wegrijden als onder het rijden
worden gebruikt.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur
.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om een te hoog energieverbruik te voorkomen.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
De buitenspiegels worden ook ontwasemd/
ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door het
branden/doven van het controlelampje).
De functie kan worden geactiveerd ongeacht de
buitentemperatuur
.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.