lane assist CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 5 of 244
3
Inhoudsopgave
Snelheidsbegrenzer 11 2
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 11 4
Snelheidsregelaar 11 5
Highway Driver Assist 11 6
Adaptieve cruise control 11 7
Lane Positioning Assist 121
Active Lane Departure Warning System 126
Dodehoekbewaking 129
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
131
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
134
Parkeerhulp 135
Top Rear Vision - Vision 360 136
Top Rear Vision 137
Vision 360 139
Park Assist 141
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 146
Tanken 146
Tankbeveiliging (diesel) 147
Laadsysteem (elektrisch) 148
De tractiebatterij laden (elektrisch) 153
Trekhaak 157
Trekhaak met afneembare kogel 157
Dakdragers 160
Sneeuwkettingen 161
Eco-stand 162
Motorkap 162
Onder de motorkap 163
Niveaus controleren 164
Controles 166
AdBlue® (BlueHDi) 168
Vrijloop 170
Onderhoudstips 171
8In geval van pechGevarendriehoek 173
Brandstoftank leeg (diesel) 173
Boordgereedschap 173
Bandenreparatieset 174
Reservewiel 177
Een lamp vervangen 180
Een zekering vervangen 183
Accu van 12 V / Hulpaccu 186
De auto slepen 190
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 193
Benzinemotoren 194
Dieselmotoren 195
Elektromotor 196
Afmetingen 197
Identificatie 197
10 Touchscreen metBLUETOOTH-audiosysteem
De eerste stappen 198
Stuurkolomschakelaars 198
Menu's 199
Radio 200
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
201
Media 202
Telefoon 203
Configuratie 205
Veelgestelde vragen 206
11CITROËN Connect NavDe eerste stappen 208
Stuurkolomschakelaars 209
Menu's 210
Gesproken commando's 2 11
Navigatie 215
Online navigatie 217
Applicaties 220
Radio 222
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
224
Media 224
Telefoon 226
Configuratie 228
Veelgestelde vragen 230
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
Page 12 of 244
10
Instrumentenpaneel
Schakelaar
1. Inschakelen
2. Uitschakelen (lang indrukken)
3. Lichtsterkte aanpassen
4. Weergavehoogte aanpassen
Inschakelen/uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op een willekeurige
toets om het systeem in te schakelen en het
projectiescherm uit te klappen.
► Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem
uit te schakelen en het projectiescherm in te
klappen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact en wordt hersteld
als de motor opnieuw wordt gestart.
– "Meters " (Benzine of diesel): digitale
snelheidsmeter , stand selectiehendel,
actieradius, kilometerteller,
brandstofniveaumeter, toerenteller en
koelvloeistoftemperatuurmeter.
–
"Boordcomputer" (benzine of
diesel): digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
brandstofniveaumeter, actuele informatie en
geselecteerd traject (1 of 2).
–
"Rijden": digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
informatie over actieve rijhulpsystemen en: •
Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).
•
Indicator laadniveau tractiebatterij
(elektrisch).
–
"Navigatie": digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
informatie over huidige routebegeleiding (kaart
en instellingen) en: •
Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).
•
Indicator laadniveau tractiebatterij
(elektrisch).
–
"Persoonlijk 1"/"Persoonlijk 2" (elektrisch):
digitale snelheidsmeter, stand selectiehendel,
actieradius, kilometerteller, indicator
laadniveau tractiebatterij en door de bestuurder
geselecteerde informatie.
Een "Persoonlijke" weergavemodus
configureren
Met 10 inch touchscreen
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
►
Selecteer "
Persoonlijk 1" of "Persoonlijk 2".
►
Selecteer het type weer te geven informatie
met de bladerpijlen: •
"Media".
•
"Boordcomputer".
•
"Stroom".
•
"Thermal Comfort Consumption ".
►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De informatie wordt meteen op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
bijbehorende weergavemodus is geselecteerd.
Het type informatie dat in de modus
"Persoonlijk 1" is geselecteerd, is niet
beschikbaar in de modus " Persoonlijk 2".
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een
transparant scherm projecteert, in het directe
gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn
ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het display
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.De rijsnelheid.
B. Informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer. indicatie van gevarenzones (met
online navigatie) en, afhankelijk van de
uitvoering, informatie van de functie voor
verkeersbordherkenning.
C. Indien de auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
informatie van Lane Positioning Assist, en
waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem.
D. Indien de auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van het navigatiesysteem.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over navigatie.
Page 18 of 244
16
Instrumentenpaneel
Tractiebatterij bijna leeg (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal.
De tractiebatterij is bijna leeg.
Controleer de resterende actieradius
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Schildpadmodus bij geringe actieradius
(elektrische auto)
Brandt permanent.
De laadtoestand van de tractiebatterij is
kritiek.
Het motorvermogen neemt geleidelijk af.
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer
dan (2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrisch)
Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen
uitgeschakeld (menu Rijverlichting/Auto).
Knippert.
Het systeem activeert en remt de auto
kort af om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
Active Lane Departure Warning SystemBrandt permanent.
Het systeem is automatisch uitgeschakeld
of in de wachtstand gezet.
Knippert.
De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Permanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Stop & Start (benzine of diesel)Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Brandt permanent.
Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand
komt, wordt de motor niet afgezet bij een
buitentemperatuur:
–
lager dan 0 °C.
–
hoger dan +35 °C.
Raadpleeg de rubriek Rijden
voor meer
informatie.
Knippert en brandt vervolgens permanent,
in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
AdBlue® (BlueHDi)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de
motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is
aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Page 20 of 244
18
Instrumentenpaneel
Park AssistBrandt permanent.
De functie is geactiveerd.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Lane Positioning AssistBrandt permanent.
De functie is geactiveerd.
Er is aan alle voorwaarden voldaan: het systeem
is in werking.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
RichtingaanwijzersKnippert, met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Grootlichtassistent
Brandt permanent.
De functie is via het touchscreen
geactiveerd (menu Rijverlichting/Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Raadpleeg de rubriek Verlichting en zicht voor
meer informatie.
Mistlampen vóórBrandt permanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
De lampen branden.
Meters
Onderhoudsindicator
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
aangegeven in afstand (kilometer of mijl) en tijd
(maanden of dagen).
Er wordt een waarschuwing gegeven zodra een
van deze waarden wordt bereikt.
De informatie over onderhoudsbeurten wordt
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto:
–
De kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken
-.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of hoe lang
deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend
op basis van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de
laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Page 118 of 244
11 6
Rijden
► Druk op 3 omhoog/omlaag of druk op 4-OK
om de snelheidsregelaar in te schakelen en een
snelheid in te stellen zodra de auto de gewenste
snelheid heeft bereikt (groen).
►
Druk op knop 2-I I>
om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken.
►
Druk weer op 2-I I>
of 4-OK om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (groen).
De snelheidsregelaar wordt ook tijdelijk
onderbroken:
–
door het rempedaal in te trappen.
–
automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
–
bij het inschakelen van de neutraalstand of
de achteruitversnelling.
–
door de elektrische parkeerrem te
gebruiken.
Ingestelde snelheid wijzigen
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van
de huidige snelheid van de auto:
►
Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/
te verlagen, beweegt u 3
herhaaldelijk kort
omhoog/omlaag.
►
Om in stappen van +/- 5
km/h te verhogen/te
verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
Wanneer u 3 lang omhoog/omlaag
gedrukt houdt, verandert de rijsnelheid
heel snel.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de
actuele rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart
minderen.
U kunt de ingestelde snelheid aanpassen
aan de door de Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem op het
instrumentenpaneel voorgestelde snelheid:
–
W
anneer u het bord passeert:
►
Druk op
4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. Deze waarde wordt
direct als de nieuw ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel weergegeven.
–
W
anneer u het bord bent gepasseerd:
►
Druk op
4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek om op te slaan te
bevestigen.
►
Druk opnieuw op 4-OK
om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde
waarde voor de snelheid wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1: de informatie over de
snelheidsregelaar wordt niet langer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats
van de ingestelde snelheid.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Highway Driver Assist
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met de automatische transmissie EAT8 en de
selectiehendel (elektrisch).
Dit systeem past automatisch de snelheid aan
en corrigeert de koers van de auto, met behulp
van de Adaptieve cruise control met Stop&Go-
functie in combinatie met Lane Positioning
Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de Adaptieve cruise control en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem ondersteunt de bestuurder
bij het besturen, accelereren en remmen
van de auto binnen de fysieke grenzen en
mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur en sommige
voertuigen in de omgeving kunnen niet goed
worden gedetecteerd of slecht worden
geïnterpreteerd door de camera en de radar.
Dit kan leiden tot onverwachtse
koersveranderingen, het uitblijven van een
stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Adaptieve cruise control
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen en het
gedeelte Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand (ingesteld door de
bestuurder) tot de voorligger wordt gehouden.
Dit systeem regelt automatisch het accelereren
en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Page 123 of 244
121
Rijden
6
– Bij het rijden achter een smal voertuig.
Schakel het systeem weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten.
Situaties waarin de bestuurder wordt
verzocht om meteen de controle over te
nemen:
–
De voorligger remt zeer sterk af.
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw
auto en de voorligger .
De camera en/of de radar kunnen
sommige voertuigen op de weg (bijv. een
vrachtwagen) slecht waarnemen of
interpreteren en dit kan leiden tot een onjuiste
inschatting van de afstand waardoor ten
onrechte wordt versneld of geremd.
Let vooral op:
– Bij de aanwezigheid van motorfietsen
en bij het invoegen van voertuigen.
– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over
een brug rijdt.
Gebruik het systeem niet:
– Na een schok tegen de voorruit ter
hoogte van de camera of een schok tegen de
voorbumper (uitvoeringen met radar).
–
Als de remlichten niet werken.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
–
Als het noodreservewiel is gemonteerd
(afhankelijk van de uitvoering).
–
Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers
of het overspuiten van de voorbumper).
–
Als de werking van de radar wordt
gehinderd.
Storing
Bij een storing worden streepjes
weergegeven in plaats van de
ingestelde snelheid.
Om de storing te bevestigen, gaat dit
waarschuwingslampje branden, in
combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Lane Positioning Assist
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen
positie binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Deze functie is vooral geschikt voor het rijden op
snelwegen en hoofdwegen.
Inschakelen/uitschakelen
Het Lane Positioning Assist-systeem wordt
automatisch ingeschakeld nadat de stand
Highway Driver Assist is geselecteerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Highway Driver Assist.
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de symbolen op het instrumentenpaneel of
Page 124 of 244
122
Rijden
op het head-up display (indien aanwezig), die
het stuurwiel en de zijlijnen voorstellen.
De kleur van de symbolen hangt af van de
bedrijfsstatus van het systeem:
(grijs)
Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem
is gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden
voldaan; het systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem een tijd niet meer
wil gebruiken, kan hij het uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken (bevestigd
wanneer het symbool verdwijnt).
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het uitzetten van het
contact.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve cruise control actief.
– ESP in werkende staat.
–
ASR-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan hoge,
zijdelingse g-krachten.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
Bijstelling
De bestuurder moet het stuurwiel goed
vasthouden.
Als bijstelling is geactiveerd, worden de
symbolen groen weergegeven: het systeem
stuurt de auto door middel van kleine
stuurbewegingen en houdt deze in de door de
bestuurder gekozen positie op de rijstrook. Deze
positie hoeft niet het midden van de rijstrook te
zijn.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
De bestuurder kan de positie van de auto te
allen tijde wijzigen door aan het stuurwiel te
draaien en de positie aan te houden totdat het
systeem er rekening mee houdt. Als de gekozen
positie te veel afwijkt van het midden, kan er een
automatische manoeuvre plaatsvinden om de
auto te centreren. Het systeem past zich aan de
nieuw vastgestelde positie aan.
Het systeem pauzeren/
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie
ondernemen als hij denkt dat de
verkeerssituatie of het wegoppervlak ingrijpen
vereist, door het stuurwiel te bewegen om de
werking van het systeem tijdelijk te
onderbreken. Wanneer door het intrappen
van het rempedaal het Adaptieve cruise
control-systeem wordt onderbroken, wordt
ook de werking van het het systeem
onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig
genoeg vast houdt, dan geeft het systeem
een aantal waarschuwingen die steeds
dringender worden. Als de bestuurder niet
reageert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig
genoeg wordt vastgehouden, moet u het
systeem weer inschakelen door opnieuw op
de toets te drukken.
Automatisch onderbreken
Bij onderbreking van het systeem klinkt een
specifiek geluidssignaal.
–
Activering van het ESP-systeem.
–
Rijstrook onvoldoende gedetecteerd. In dit
geval kan de functie
Active Lane Departure
Warning System de controle overnemen totdat
er weer aan de werkingsvoorwaarden van het
systeem wordt voldaan.
Onderbreking door de bestuurder
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
– T e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een
pauze tot gevolg totdat de snelheidsregelaar
weer wordt ingeschakeld) of het gaspedaal
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De werkelijke volgorde waarin de meldi\
ngen
worden weergegeven kan afwijken.
De locatie van deze symbolen varieert afhankelijk van de geselecteerde w\
eergavemodus op het instrumentenpaneel en of het head-up display is
geactiveerd (indien aanwezig).
Symbolen Aanwijzingen
(grijs)
Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Lane Positioning Assist niet geselecteerd.
(groen)
Snelheidsregelaar actief.
Lane Positioning Assist niet geselecteerd.
Page 125 of 244
123
Rijden
6(onderbreking zolang het pedaal wordt
ingetrapt).–
Onderbreken van het Adaptieve cruise
control-systeem. –
Uitschakelen van het ASR-systeem.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabellen worden de weergaven beschreven die behoren b\
ij de belangrijkste rijsituaties. De werkelijke volgorde waarin de meldi\
ngen
worden weergegeven kan afwijken.
De locatie van deze symbolen varieert afhankelijk van de geselecteerde w\
eergavemodus op het instrumentenpaneel en of het head-up display is
geactiveerd (indien aanwezig).
SymbolenAanwijzingen
(grijs)
Snelheidsregelaar gepauzeerd.
Lane Positioning Assist niet geselecteerd.
(groen)
Snelheidsregelaar actief.
Lane Positioning Assist niet geselecteerd.
Page 126 of 244
124
Rijden
SymbolenAanwijzingen
(groen)
(groen)
(groene lijnen) Highway Driver Assist-systeem geactiveerd.
Lane Positioning Assist werkt normaal (stuurwielcorrectie actief).
(grijs)
(grijs)
Highway Driver Assist-systeem onderbroken door de bestuurder.
Page 127 of 244
125
Rijden
6SymbolenAanwijzingen
(grijs)
(groen)
Highway Driver Assist-systeem geactiveerd.
Er wordt niet voldaan aan alle werkingsvoorwaarden voor Lane Positioning\
Assist.
(grijs)
(groen)
Highway Driver Assist-systeem onderbroken.
De snelheidsregelaar en Lane Positioning Assist zijn onderbroken.
Meldingen Rijsituaties
"Houd uw handen op het stuurwiel "Langere tijd rijden zonder het stuurwiel vast te houden of terwijl het s\
tuurwiel verkeerd of
onvoldoende stevig wordt vastgehouden.
"Houd het stuurwiel vast "Lane Positioning Assist wordt op dat moment of spoedig uitgeschakeld.
"Neem de controle over de auto over" Gelijktijdig uitschakelen van de snelheidsregelaar en de Lane Positionin\
g Assist.