tow CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 118 of 244
11 6
Rijden
► Druk op 3 omhoog/omlaag of druk op 4-OK
om de snelheidsregelaar in te schakelen en een
snelheid in te stellen zodra de auto de gewenste
snelheid heeft bereikt (groen).
►
Druk op knop 2-I I>
om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken.
►
Druk weer op 2-I I>
of 4-OK om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (groen).
De snelheidsregelaar wordt ook tijdelijk
onderbroken:
–
door het rempedaal in te trappen.
–
automatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking treedt.
–
bij het inschakelen van de neutraalstand of
de achteruitversnelling.
–
door de elektrische parkeerrem te
gebruiken.
Ingestelde snelheid wijzigen
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
De ingestelde snelheid wijzigen uitgaande van
de huidige snelheid van de auto:
►
Om in stappen van +/- 1 km/h te verhogen/
te verlagen, beweegt u 3
herhaaldelijk kort
omhoog/omlaag.
►
Om in stappen van +/- 5
km/h te verhogen/te
verlagen, houdt u 3 omhoog/omlaag gedrukt.
Wanneer u 3 lang omhoog/omlaag
gedrukt houdt, verandert de rijsnelheid
heel snel.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de
actuele rijsnelheid. Zo voorkomt u dat de auto
onverwacht gaat accelereren of vaart
minderen.
U kunt de ingestelde snelheid aanpassen
aan de door de Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem op het
instrumentenpaneel voorgestelde snelheid:
–
W
anneer u het bord passeert:
►
Druk op
4-OK om de voorgestelde
snelheid op te slaan. Deze waarde wordt
direct als de nieuw ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel weergegeven.
–
W
anneer u het bord bent gepasseerd:
►
Druk op
4-OK. De melding "OK?" wordt
weergegeven om het verzoek om op te slaan te
bevestigen.
►
Druk opnieuw op 4-OK
om de voorgestelde
snelheid op te slaan. De nieuw ingestelde
waarde voor de snelheid wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Uitschakelen
► Druk op 1: de informatie over de
snelheidsregelaar wordt niet langer
weergegeven.
Storing
Bij een storing worden streepjes knipperend en
vervolgens permanent weergegeven in plaats
van de ingestelde snelheid.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Highway Driver Assist
Alleen beschikbaar op uitvoeringen met de automatische transmissie EAT8 en de
selectiehendel (elektrisch).
Dit systeem past automatisch de snelheid aan
en corrigeert de koers van de auto, met behulp
van de Adaptieve cruise control met Stop&Go-
functie in combinatie met Lane Positioning
Assist.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de Adaptieve cruise control en
de Lane Positioning Assist.
Het systeem ondersteunt de bestuurder
bij het besturen, accelereren en remmen
van de auto binnen de fysieke grenzen en
mogelijkheden van de auto. Bepaalde
elementen van de infrastructuur en sommige
voertuigen in de omgeving kunnen niet goed
worden gedetecteerd of slecht worden
geïnterpreteerd door de camera en de radar.
Dit kan leiden tot onverwachtse
koersveranderingen, het uitblijven van een
stuurcorrectie en/of het onjuist regelen van
het accelereren of remmen.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Adaptieve cruise control
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen en het
gedeelte Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand (ingesteld door de
bestuurder) tot de voorligger wordt gehouden.
Dit systeem regelt automatisch het accelereren
en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Page 119 of 244
11 7
Rijden
6Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Adaptieve cruise control
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen en het
gedeelte Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand (ingesteld door de
bestuurder) tot de voorligger wordt gehouden.
Dit systeem regelt automatisch het accelereren
en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Met de Stop&Go-functie regelt het systeem het
remmen totdat de auto volledig tot stilstand is
gekomen en wordt de motor opnieuw gestart.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Hiervoor is de auto voorzien van een camera
boven aan de voorruit en een radar in de
voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder de richtingaanwijzers inschakelt bij het inhalen van een
langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen te
vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren/deselecteren van alleen de
snelheidsregelaar of de Highway Driver
Assist (afhankelijk van de uitvoering)
2. Laatst opgeslagen snelheid snelheidsregelaar
inschakelen/onderbreken
Bevestiging van herstarten van de auto na
automatische stop (uitvoering met Stop &
Start-functie)
3. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen (als
snelheidsregelaar is ingeschakeld)
Inschakelen adaptieve snelheidsregelaar (als
snelheidsregelaar is uitgeschakeld)
Weergave en instelling van de afstand tot de
voorligger
Page 128 of 244
126
Rijden
Werkingslimieten
Wanneer de auto op een lange rechte
weg met een wegdek zonder
oneffenheden rijdt en de bestuurder het stuur
stevig vasthoudt, kan het systeem toch een
waarschuwing geven.
Het systeem werkt mogelijk niet of kan
ongeschikte stuurcorrecties toepassen in de
volgende situaties.
–
slecht zicht (onvoldoende wegverlichting,
sneeuwval, regen, mist).
–
verblinding (verlichting door een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van
schaduw en licht),
–
gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw
,
beschadigd of bedekt door een sticker;
–
wegmarkeringen beschadigd, deels
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegsplitsingen),
–
bij het rijden in een scherpe bocht,
–
bij het rijden op bochtige wegen.
–
aanwezigheid van een voeg in het wegdek.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet worden uitgeschakeld
in de volgende situaties:
–
rijden met een "noodreservewiel";
– bij het trekken van een aanhanger of
vervoeren van fietsen op een fietsendrager ,
vooral bij een niet aangesloten of niet
goedgekeurde aanhanger;
–
slechte weersomstandigheden;
–
bij het rijden op een glad wegdek (kans op
aquaplanning, sneeuw
, ijzel);
–
bij gebieden met wegwerkzaamheden of bij
een tolstation;
–
bij het rijden op een circuit;
–
op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Active Lane Departure Warning System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto
door de bestuurder te waarschuwen zodra de
auto de rijstrook ongewild dreigt te verlaten of de
bermrand dreigt te overschrijden (afhankelijk van
de uitvoering).
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit, die
de rijstrookmarkeringen op de weg en de zijkant
van de weg detecteert.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 65 en 180 km/u.
– W eg voorzien van een middenstreep.
–
Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
–
ESP
ingeschakeld en in werking.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
rijstrook dreigt te verlaten. Het zorgt niet dat
de auto een veilige afstand of snelheid
aanhoudt en grijpt ook niet in op het
remsysteem van de auto.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuurwiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet meer
kan (bijvoorbeeld wanneer de middenstreep
ontbreekt).
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of
bermranden van de weg overschreden dreigt te
worden, corrigeert het de koers van de auto tot
de auto weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel
voelen.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status functie WeergaveAanwijzingen
UIT
Functie uitgeschakeld.
AAN Geen.Functie actief, niet voldaan aan de voorwaarden:
– snelheid lager dan 65 km/h,
– geen rijstrookmarkering gedetecteerd;
– ESP bezig met een ingreep,
– rijden in "sport"-stand.
AAN
Functie automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet (bijvoorbeeld: detecti\
e van een
aanhanger, gebruik van het (bij de auto geleverde) noodreservewiel, storing).
AAN Geen.Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
AAN
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook d\
ie overschreden
dreigt te worden. De bestuurder houdt het stuurwiel vast.
Page 172 of 244
170
Praktische informatie
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer aanzet, zonder het
bestuurdersportier te openen, de auto te
ontgrendelen, de sleutel in het contactslot
te steken of de sleutel van het "Keyless
entry and start"-systeem in het interieur te
brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Keyless entry and start op de toets
"
START/STOP" om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank
linksom en verwijder de dop.
►
Met een verpakking
AdBlue
®: controleer eerst
de uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna
zorgvuldig de instructies op het etiket voordat
u de inhoud van de verpakking in het AdBlue-
reservoir van de auto giet.
► Bij een AdBlue®-pomp: steek het vulpistool
in de vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool
afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5
liter AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd met de melding
"Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat
en de motor draait, en selecteer stand N .
Binnen 5 seconden:
►
Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet het contact uit
en beweeg de selectieschakelaar naar voren of
naar achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel
van de elektrische parkeerrem om deze vrij te
zetten.
►
Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Er wordt een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel
doet, start de motor waardoor u de procedure
opnieuw moet uitvoeren.
Page 173 of 244
171
Praktische informatie
7Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met
vloeistof kunnen lekken, met kans op
schade aan het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen op het dashboard en de
middenconsole. Wees altijd voorzichtig!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten,
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater
of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en
droge auto.
Neem de instructies die op het product
worden vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukspuit om de auto
te wassen - kans op schade of loslaten
van de stickers!
Gebruik een slang met grote diameter
(temperatuur tussen 25 °C en 40 °C).
Richt de waterstraal haaks op het oppervlak
dat moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd
water.
Leder
Leder is een natuurproduct. Verzorg het op de
juiste manier zodat het lang meegaat.
Het moet worden beschermd en onderhouden
met een speciaal product voor leder, zodat
het soepel blijft en zijn oorspronkelijke uiterlijk
behoudt.
Page 192 of 244
190
In geval van pech
Toegang tot het
gereedschap
Het sleepoog is opgeborgen bij de
gereedschapsset in de bagageruimte.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over toegang tot het gereedschap.
Slepen van de auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
voorzijde:
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het betreffende hoofdstuk moet
u bepaalde uitrustingselementen resetten:
–
Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
–
Schuif-/kanteldak.
–
Elektrische ruitbediening.
–
Datum en tijd.
–
Voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor na het
aansluiten van de accukabels, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
De auto slepen
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en
stuurbekrachtiging niet.
Neem contact op met een
professioneel bergingsbedrijf:
–
Als de auto is gestrand op de autosnelweg
of autoweg.
– Als het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten.
–
Als het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te slepen
met draaiende motor
.
–
Bij het slepen met slechts twee wielen op
de grond.
–
Bij auto's met vierwielaandrijving.
–
Bij het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.
De auto moet in de vrijloop worden gezet
voordat deze wordt gesleept.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Elektromotor
Een elektrische auto mag nooit worden
gebruikt om een andere auto te slepen.
De auto mag echter wel worden gebruikt
om bijvoorbeeld een ander voertuig uit een
greppel te trekken.
Page 243 of 244
10-31-1282
Automobiles CITROËN verklaart dat er in
overeenstemming met de voorschriften van de
Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met
betrekking tot autowrakken wordt voldaan aan
de in deze richtlijn gestelde doelen en dat er
recyclebare materialen worden gebruikt voor
de productie van producten die door het bedrijf
worden verkocht.
Reproductie en vertaling van dit document,
zelfs gedeeltelijk, is streng verboden zonder
schriftelijke toestemming van Automobiles
CITROËN.Gedrukt in de EU4DCONCEPT
Groupe MAURY Imprimeur
09-20