sensor CITROEN C4 CACTUS 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2016Pages: 302, PDF Size: 7.11 MB
Page 58 of 302

56
C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2015
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de 
volgende gebruiksadviezen in acht:
F 
L
 et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de 
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters 
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij 
blijven.
F
 
L
 et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient 
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
 
Z
 et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan 
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
 
C
 ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek 
vervangen.
 W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale 
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon 
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
 
L
 aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem 
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
 
G
 ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat de 
lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij 
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein 
plasje water onder de auto vormt. Dit is 
een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij 
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een 
optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning 
werken uitsluitend bij draaiende motor. 
Als u het thermische comfort in de 
auto op het door u gewenste niveau 
wilt houden, kunt u tijdelijk de functie 
Stop & Start uitschakelen (zie de 
desbetreffende rubriek). 
Ergonomie en comfort  
Page 82 of 302

80
C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2015
Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, zijn de 
mistlampen vóór en het mistachterlicht 
verblindend voor medeweggebruikers 
en daarom niet toegestaan. Gebruik de 
mistlampen vóór en het mistachterlicht 
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden 
dient u de mistlampen vóór en het 
dimlicht handmatig in te schakelen, 
omdat de lichtsensor voldoende licht 
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten 
zodra ze niet meer nodig zijn.Uitschakelen van de verlichting 
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat alle 
verlichting onmiddellijk uit, behalve het 
dimlicht als de automatische follow me 
home-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de 
verlichting na het afzetten 
van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te 
activeren terwijl de verlichting uit is, de ring 
in de stand "0" en vervolgens in de stand 
van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, 
klinkt een geluidssignaal om aan te geven 
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van 
het parkeerlicht, wordt na maximaal 
30
 
minuten automatisch uitgeschakeld om 
het ontladen van de accu te voorkomen.
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar  omlaag voorbij het zware punt.
F
 
R
 echts: beweeg de verlichtingsschakelaar 
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperenF Beweeg de schakelaar kort omhoog  of omlaag, zonder deze door de 
weerstand te drukken. De desbetreffende 
richtingaanwijzers zullen drie keer 
knipperen. 
Verlichting en zicht  
Page 83 of 302

81
C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2015
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het 
activeren van de functie wordt bevestigd 
door een melding.
Met behulp van een lichtsensor worden de 
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.  Het uitschakelen van de functie wordt 
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor 
gaat de verlichting branden, wordt 
dit pictogram weergegeven op het 
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor 
ten onrechte voldoende licht 
waarnemen; de verlichting wordt dan 
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsensor, die zich in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan 
de sensor gekoppelde functies worden 
dan niet meer bediend.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. instrumentenpaneel in combinatie met een 
geluidssignaal en/of een melding.
4 
Verlichting en zicht  
Page 89 of 302

87
C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2015
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot 
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in 
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld als de sensor achter de 
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid 
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de 
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen Uitschakelen
Elke keer als het contact meer 
dan 1
  minuut is afgezet, moet u 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw activeren door 
de hendel één keer omlaag te duwen.
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om 
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden en 
er verschijnt een melding. Duw de hendel nog een keer omlaag 
of zet de hendel in een andere stand 
(Int., 1
  of 2).
Automatische ruitenwissers 
vóór
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel 
gaat uit en er verschijnt een melding.
4 
Verlichting en zicht  
Page 98 of 302

96
C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van 
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers 
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de middelste passagier 
achter) te helpen beschermen. Direct 
na de aanrijding ontsnapt het gas snel 
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt 
belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend 
ongeval), worden de airbags niet meer 
opgeblazen.Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
Registratiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij. 
Veiligheid  
Page 141 of 302

139
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Deze functie signaleert met behulp van sensoren 
in de bumper obstakels in de nabijheid van de 
auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) 
die binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die 
aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden 
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in 
de dode hoek van het detectiebereik van de 
sensoren bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de 
bestuurder dient altijd alert te blijven.De functie wordt geactiveerd zodra de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt 
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken 
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van 
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal 
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de 
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan 
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel 
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het 
geluidssignaal ononderbroken.
Parkeerhulp achter
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling 
op het geluidssignaal. Op het display of op 
het instrumentenpaneel worden blokjes 
weergegeven die het pictogram van de auto 
steeds dichter naderen. Als de auto het 
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het 
symbool "Gevaar".
6 
Rijden  
Page 142 of 302

140
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Parkeerhulp vóór
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker 
(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen 
of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.De functie wordt automatisch uitgeschakeld 
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld 
of een fietsendrager op de trekhaak wordt 
gemonteerd (auto's voorzien van een 
trekhaak die volgens de voorschriften van 
de fabrikant is gemonteerd).Controleer bij slecht weer of in winterse 
omstandigheden of de sensoren 
soms bedekt zijn met modder, ijs 
of sneeuw. Bij het inschakelen van 
de achteruitversnelling geeft een 
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat 
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen 
geven als reactie op bepaalde 
omgevingsgeluiden (motoren, 
vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de 
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra 
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h 
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra 
de auto langer dan drie seconden stilstaat met 
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er 
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of 
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 
10 km/h.
Storing
Als er een storing optreedt bij het 
inschakelen van de achteruitversnelling 
schakelt het pictogram van de toets over 
op de waarschuwingsmodus en knippert 
het verklikkerlampje enige tijd waarna 
het permanent blijft branden.
Er wordt een melding weergegeven in combinatie 
met een geluidssignaal (kort piepsignaal).
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
F
 
D
ruk op " Parkeerhulp ".
 H
et lampje van deze toets gaat 
branden.
F
 
S
electeer het menu 
" Rijhulpsysteem ".
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de 
hogedrukspuit op minimaal 30   centimeter van de sensoren.
Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de 
functie weer geactiveerd. Het lampje dooft. Het uitschakelen van de parkeerhulp kan worden 
geconfigureerd via het touchscreen tablet.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de 
functie Park Assist bezig is de beschikbare 
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de functie Park Assist.
Uitschakelen/activeren van 
de parkeerhulp vóór en 
achter 
Rijden  
Page 144 of 302

142
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde 
versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij 
erop kan toezien dat de manoeuvre veilig wordt uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel 
voor de bestuurder die desondanks 
waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de 
auto tijdens de manoeuvre onder controle 
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren 
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels 
die zich in hun dode hoeken bevinden.
Als de gemonteerde banden een andere 
maat hebben dan de originele banden 
(extra brede banden, winterbanden enz.), 
kan de werking van het parkeerhulpsysteem 
negatief worden beïnvloed.Tijdens de manoeuvres draait het 
stuur wiel snel rond: houd daarom het 
stuur wiel niet tegen, steek niet uw 
handen tussen de spaken en zorg dat 
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas 
en dergelijke niet tussen de spaken 
terechtkomen. U zou hierdoor letsel 
kunnen oplopen.Het systeem meet bij het fileparkeren 
geen parkeerruimtes op waarvan de 
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner 
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de 
manoeuvres automatisch geactiveerd. 
Het is dus mogelijk dat in combinatie met 
een geluidssignaal een pictogram op het 
scherm verschijnt, wat geen gevolgen 
heeft voor de parkeermanoeuvre.
Door het type parkeermanoeuvre te 
selecteren (fileparkeren: inparkeren of 
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze 
selectie de motor weer gestart.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren, 
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren. 
Rijden  
Page 148 of 302

146
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Controleer bij slecht weer en bij winterse 
omstandigheden of de sensoren niet 
worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing 
het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of door een 
gekwalificeerde werkplaats.
Als het systeem tijdens een manoeuvre 
wordt gedeactiveerd, moet de 
bestuurder het systeem weer activeren 
om de meting voort te zetten. Als de ruimte tussen uw auto en de 
parkeerplek te groot is, kan het systeem 
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de 
afmetingen van de auto, worden bij een 
manoeuvre niet gedetecteerd door het 
Park Assist-systeem.
Deactiveren
Er verschijnt een melding op het scherm.
De bestuurder moet nu het stuur weer 
overnemen.
U kunt het systeem deactiveren door op de 
schakelaar van de Park Assist te drukken (of op 
de toets Park Assist in het menu  
"
Rijhulpsysteem " van de touchscreen tablet),
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
 a ls het contact wordt afgezet,
-
 
a
 ls de motor afslaat,
-
 
a
 ls er binnen 5   minuten na het selecteren van 
het type manoeuvre niet wordt gestart met een 
manoeuvre,
-
 
a
 ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft 
stilstaan,
-
 
a
 ls de antispinregeling (ASR) in werking treedt,
-
 
a
 ls de maximale wagensnelheid wordt 
overschreden,
-
 
a
 ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
- als de bestuurder de schakelaar van het Park Assist-systeem indrukt (of op de toets 
Park Assist in het menu "Rijhulpsysteem"  
van het touchscreen tablet),
- als het niet mogelijk is om de auto correct in te  parkeren (te veel manoeuvres nodig voor het 
in- of uitparkeren),
-
 
a
 ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
 
a
 ls één van de voor wielen op een ob stakel stuit.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
-
 b ij het trekken van een aanhangwagen,
-
 
a
 ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
 
b
 ij een wagensnelheid vanaf 70   km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur 
te laten uitschakelen het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
In het geval van een storing in het 
systeem gaat het pictogram van de 
toets (op de touchscreen tablet) over op 
de waarschuwingsmodus en knippert 
het lampje even, waarna het uitgaat.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. 
Rijden  
Page 149 of 302

147
C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2015
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier 
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de 
snelheidssensoren van de wielen met de 
referentiewaarden die elke keer nadat de 
banden op spanning zijn gebracht of na het 
ver wisselen van een wiel moeten worden 
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra 
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of 
meer banden te laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem is niet 
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt 
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet 
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de 
verantwoordelijkheid om elke maand de 
bandenspanning te controleren (ook die van 
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een 
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning 
heeft een nadelige invloed op het weggedrag 
en de remweg van de auto en veroorzaakt 
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder 
zware omstandigheden (zware belading, 
hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven 
bandenspanning vindt u op de sticker met 
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over de identificatie van 
de auto.
De bandenspanning moet worden 
gecontroleerd als de banden "koud" zijn 
(de auto staat langer dan een uur stil of 
er is minder dan 10 km gereden met een 
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme 
banden) moet de bandenspanning ten 
opzichte van de op de sticker vermelde 
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage 
bandenspanning veroorzaakt 
bovendien een hoger brandstofverbruik.
6 
Rijden