audio CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 5 of 292
3
.
.
Rijadviezen 116
Diefstalbeveiliging 118
Starten/afzetten van de motor met de sleutel
1
18
Starten/afzetten van de motor met keyless entry
and start
1
20
Elektrische parkeerrem
1
21
Handgeschakelde versnellingsbak
1
25
Automatische transmissie
1
25
Rijstand
1
29
Hill Start Assist
1
29
Schakelindicator
130
Stop & Start
1
30
Bandenspanningscontrolesysteem
132
CITROËN ConnectedCAM
® 13 4
Rij- en parkeerhulpsystemen –
Algemene adviezen
1
35
Verkeersbordherkenningssysteem
137
Programmeerbare snelheidsbegrenzer
1
42
Snelheidsregelaar – specifieke adviezen
1
44
Programmeerbare snelheidsregelaar
1
44
Snelheden opslaan
1
46
Highway Driver Assist
1
47
Adaptieve snelheidsregelaar
1
47
Lane Positioning Assist
1
51
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
intelligente noodremassistentie
1
56
Signalering onoplettendheid
1
59
Active Lane Departure Warning System
1
61
Actieve dodehoekbewaking
1
64
Parkeerhulp
167
Top Rear Vision – Top 360
Vision
1
68
Park Assist
1
73Brandstoftank
180
Compatibiliteit van brandstoffen
1
81
Trekhaak
1
82
Ec o - mode
18 6
Sneeuwkettingen
1
86
Allesdragers monteren
1
87
Motorkap
188
Onder de motorkap
1
89
Niveaus controleren
1
89
Controles
192
Onderhoudstips
194
AdBlue
® (BlueHDi) 1 94
Gevarendriehoek
197
Brandstoftank leeg (diesel)
1
97
Boordgereedschap
1
98
Bandenreparatieset
1
99
Reservewiel
203
Een lamp vervangen
2
06
Een zekering vervangen
2
12
12V- ac c u
215
Slepen van de auto
2
19Afmetingen
221
Identificatie
2
21
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
2
22
Benzinemotoren
2
23
Dieselmotoren
224
Rijden
Praktische informatie
In geval van pech Technische gegevens
Index
Toegang tot aanvullende video's
bit.ly/helpPSA
Audio en telematica
CITROËN Connect Radio
CITROËN Connect Nav
.
Inhoudsopgave
Page 6 of 292
4
Cockpit
1.Bedieningspaneel buitenspiegels en
elektrisch bedienbare ruiten
2. Ontgrendelingshendel motorkap
3. Zekeringen dashboard
4. Claxon
Bestuurdersairbag
5. Instrumentenpaneel
Stuurkolomschakelaars6.Plafonnier
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels
en airbag vóór aan passagierszijde
Bediening schuif-/kanteldak en
zonnescherm
Binnenspiegel
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
CITROËN ConnectedCAM
®
7.Touchscreen met CITROËN Connect
Radio of CITROËN Connect Nav
8. Contactslot
of
START/STOP-knop
9. Versnellingsbakbediening
10. Bediening elektrische parkeerrem
11. Draadloze lader
12V-aansluiting/USB-aansluiting
12 . Selectietoets rijstand (ECO, SPORT)
Hill Assist Descent Control
Advanced Grip Control
13. Dashboardkastje
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
14 . Centraal schakelaarpaneel (onder en
b ove n)
15. Schakelaarpaneel aan de zijkant 1.
Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Schakelflippers
(bij automatische transmissie)
4. Bediening snelheidsbegrenzer/-regelaar
5. Bediening audiosysteem
Overzicht
Page 11 of 292
9
7.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
8. Motorolietemperatuurmeter.
9. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
10. Kilometerteller (km of mijl).
11. Dagteller (km of mijl).
To e t s
A.Kort indrukken: weergave van het
logboek met waarschuwingsmeldingen,
het onderhoudsinterval of de
resterende actieradius met betrekking
tot de AdBlue
® van het SCR-systeem
(km of mijl), en weergave van de
bandenspanningsinformatie.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie,
andere niet.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven
informatie
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e analoge snelheidsmeter,
•
d
e brandstofniveaumeter,
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter,
•
d
e kilometer- en dagteller,
-
op
variabele posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator,
•
d
e digitale snelheidsmeter,
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optioneel weergegeven
informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie
worden weergegeven:
-
d
e toerenteller,
-
de
boordcomputer,
-
d
e rijhulpsystemen,
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar,
-
d
e ingeschakelde audiobron,
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem,
-
d
e analoge snelheidsmeter,
-
h
et motoroliepeil en de
motorolietemperatuur.
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
-
de
schermkleuren,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie van het
touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of miles, km/h of mph), dient
u
de configuratie van de eenheden te wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
F Druk op Instellingen in de
bovenste menubalk van het
touchscreen.
F
Sel
ecteer " Thema's ".
F
S
electeer een schermkleur.
1
Instrumentenpaneel
Page 34 of 292
32
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)B erekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)
Berekend sinds de laatste reset van
de trajectgegevens.
Teller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u
het contact
aanzet weer op nul gezet.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
B erekend over de laatste seconden.
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100
km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in plaats van waarden
worden weergegeven, dient u contact met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats op te nemen.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
- p ermanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er verschijnt een blauw
symbool bij kans op gladheid),
-
b
ediening van de ver warming/
airconditioning,
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en systemen van de auto,
-
b
ediening van het audiosysteem en de
telefoonfuncties, en weergave van de
bijbehorende informatie,
-
w
eergave van de parkeerhulpfuncties
(grafische weergave van de parkeerhulp,
Park Assist enz.),
-
T
oegang tot de internetdiensten en
weergave van de bijbehorende informatie.
En bovendien, afhankelijk van de uitvoering:
-
d
e modus en instelling van de massage-
intensiteit van de voorstoelen,
-
d
e bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Enkele definities…
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat
u
nog met de resterende
hoeveelheid brandstof kunt
rijden (afhankelijk van het
gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Instrumentenpaneel
Page 35 of 292
33
Gebruik de toetsen onder het touchscreen om
de hoofdmenu's te openen en druk ver volgens
op de op het touchscreen weergegeven
toetsen.
Bepaalde menu's kunnen op twee pagina's
worden weergegeven: druk op de toets
"OPTIES " om de tweede pagina te bekijken.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder handelingen die zijn
volledige aandacht vragen uitsluitend
uitvoeren bij stilstaande auto.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
Werkingsprincipes
Druk op "
ON" of " OFF" om een functie in of uit
te schakelen.
Als gedurende enkele seconden geen handelingen
op de tweede pagina worden uitgevoerd, wordt
automatisch de eerste pagina weer weergegeven.
Menu's
Radio Media.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Airconditioning.
De instellingen voor de temperatuur,
luchtopbrengst, enz.
Rijden of Auto. **
Activeren, deactiveren en
configureren van bepaalde functies. Telefoon.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Applicaties.
Weergave van beschikbare
Connected Ser vices en toegang tot
de functie Eco-coaching .
Bevestigen.
Terug naar de vorige pagina of
bevestigen. Online navigatie
.*
Zie de rubriek "Audio en telematica". **
A
fhankelijk van de uitvoering.
De via dit menu beschikbare functies zijn
verdeeld onder twee tabbladen: " Rijfuncties"
en " Voertuiginstellingen ".
Instellen van een functie.
Toegang tot aanvullende informatie
over de functie. *
D
e beschikbaarheid van de online
navigatiediensten wordt bevestigd door de
weergave van het TomTom Traffic-logo op
de kaart. Raadpleeg de rubriek over online
navigatie voor meer informatie.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor informatie over de handbediende
airconditioning en de automatische
airconditioning met gescheiden regeling.
Instellen van het volume/
onderbreken van het geluid.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
Druk met drie vingers op het touchscreen
om alle menuknoppen weer te geven.
Raadpleeg voor andere functies de rubriek
"Audio en telematica".
Informatiebalk(en)
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de informatiebalk(en) van het
touchscreen.
1
Instrumentenpaneel
Page 74 of 292
72
Aansteker/12V-aansluiting(en)
F Aansteker gebruiken: druk de aansteker in en wacht enkele seconden tot de aansteker
uit zichzelf naar buiten springt.
F
V
er wijder, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120
W) wilt
aansluiten, de aansteker en sluit een
geschikte adapter aan.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik de aansteker direct terug.
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluitingen
De USB-aansluiting voorin kan ook
worden gebruikt om een smartphone
via MirrorLink
TM, Android Auto®
of CarPlay® te verbinden, zodat
u
bepaalde apps van uw smartphone
via het touchscreen kunt gebruiken. Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting wordt het draagbare apparaat
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
het draagbare apparaat hoger is dan de
door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica
.
Draadloze smartphonelader
Hiermee kan externe apparatuur, zoals een
smartphone, door middel van magnetische
inductie draadloos worden opgeladen. Het
systeem voldoet aan de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
Hierop kunt u
draagbare apparatuur, zoals
een digitale audiospeler van het type iPod
®,
aansluiten om deze op te laden.
Om de beste resultaten te bereiken, moet u
de
kabel van de fabrikant gebruiken of een kabel
die door de fabrikant is goedgekeurd.
Deze apps kunnen worden beheerd met
de toetsen op het stuur wiel of van het
audiosysteem.
Ergonomie en comfort
Page 121 of 292
119
Activeer, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de startmotor door de
sleutel in stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen; geef daarbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm
is, gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact af. Wacht een paar seconden
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai als de motor stationair draait de
sleutel naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
m ee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
6
Rijden
Page 123 of 292
121
Contact aanzetten zonder te
starten
Druk met de elektronische sleutel in het
interieur van de auto zonder pedalen in
te trappen op de knop " START/STOP " om
het contact aan te zetten zonder de motor
te starten (om het instrumentenpaneel. en
accessoires zoals het audiosysteem en de
verlichting te activeren).
F Druk nogmaals op deze knop om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is. F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en trap
ver volgens het rempedaal stevig in.
F
D
ruk op de knop "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
F
H
oud om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP"
ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer
5
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8, wordt het stuurslot niet
vergrendeld.
F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer. Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is
geactiveerd, trekt het systeem de parkeerrem
automatisch aan wanneer de motor wordt
afgezet en zet deze vrij wanneer de auto weer
in beweging wordt gebracht.
6
Rijden
Page 188 of 292
186
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, …)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u
een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld: de actieve functies worden in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
i ngeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
-
m
eer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie
Page 218 of 292
216
Pluspool (+).
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-) .
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster. Voor toegang tot de pluspool (+):
F
o
ntgrendel de motorkap door de hendel in
het interieur en vervolgens de hendel van
de motorkap te bedienen.
F
o
pen de motorkap.
Start de motor nooit als een acculader is
aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriem enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor. F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op
de pluspool (+) van hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de startkabels in
omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F L aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
In geval van pech