CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 161 of 276

159
Rijden
6180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, centraal
B en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen. Dit systeem helpt u actief bij het parkeren: het
detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens
het sturen van u over bij het inparkeren.
Bij een auto met een
handgeschakelde
versnellingsbak of een automatische
transmissies bedient de bestuurder het
gaspedaal en rempedaal, en schakelt de vooruit-
en achteruitversnelling in.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen, zodat hij erop
kan toezien dat de manoeuvres veilig worden
uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk
zijn om enkele keren vooruit en achteruit te
steken.
De bestuurder kan altijd de controle weer
overnemen door het stuurwiel vast te pakken.
Het Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
A. Fileparkeren
B. Uitparkeren na fileparkeren
C. Inparkeren in een vak haaks op de rijbaan
Het Park Assist-systeem werkt niet als de
motor is afgezet.
Als Park Assist is geactiveerd, gaat Stop &
Start niet in de STOP-stand. In de STOP-
stand wordt bij het activeren van de Park
Assist de motor gestart.
Het Park Assist-systeem neemt de
controle van de stuurinrichting
gedurende maximaal 4 parkeercycli over. Het
wordt na deze 4 cycli uitgeschakeld. Als de
auto niet goed is geparkeerd, neem weer
controle over het stuurwiel om de manoeuvre
te voltooien.
Het verloop van de manoeuvres en de
rijinstructies worden op het touchscreen
weergegeven.
De assistentie is geactiveerd: de
weergave van dit pictogram in
combinatie met een maximumsnelheid geeft
aan dat het sturen wordt overgenomen door
het systeem: raak het stuurwiel niet aan.
De assistentie is gedeactiveerd: dit
pictogram geeft aan dat het sturen niet
meer door het systeem wordt uitgevoerd. U
moet het stuurwiel zelf weer vastpakken.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt het Dodehoekbewaking
uitgeschakeld.
Page 162 of 276

160
Rijden
De parkeerhulp is niet beschikbaar
wanneer de beschikbare ruimte wordt
gemeten. Na deze meting waarschuwt de
functie u tijdens de manoeuvre als uw auto
een obstakel nadert: het geluidssignaal klinkt
ononderbroken als de ruimte tussen de auto
en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt.
Als de parkeerhulp is uitgeschakeld, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld tijdens
de ondersteunde manoeuvres.
Bij het in- of uitparkeren kan de functie
Top Rear Vision - Top 360 Vision in
werking treden. Met deze functies kunt u de
directe omgeving van de auto beter in de
gaten houden dankzij aanvullende informatie
op het touchscreen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functies Top Rear Vision -
Top 360 Vision.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode hoeken
bevinden.
De Park Assist houdt tijdens een manoeuvre
geen rekening met voorwerpen die groter dan
de auto zijn (zoals een dakladder of kogel).
Controleer altijd de directe omgeving van
uw auto voordat u met een manoeuvre
begint.
Als de ruimte tussen de auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem de
beschikbare ruimte mogelijk niet meten.
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het
stuurwiel niet tegen en steek uw handen niet
tussen de spaken van het stuurwiel.
Let op voorwerpen die de manoeuvre kunnen
blokkeren (zoals losse kleding, sjaals of
stropdassen) - kans op letsel!
Hulp bij fileparkeren
► Selecteer tijdens het parkeren " Park
Assist " in het menu Rijverlichting/Auto
op het touchscreen om de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel gaat
dit controlelampje op het
instrumentenpaneel branden om te bevestigen
dat de functie is geactiveerd.
► Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer " Inparkeren" op het
touchscreen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeervakken die aanzienlijk
korter of langer zijn dan de auto.
► Schakel de richtingaanwijzer aan de
kant waar u wilt parkeren in om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat
u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de
geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
20► Rijd met een snelheid lager dan 20
km/h volgens de instructies, totdat het
systeem een geschikte parkeerplaats vindt.
► Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
► Schakel de achteruitversnelling in, laat
het stuurwiel los en rijd niet sneller dan 7
km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
7► Rijd niet sneller dan 7 km/h vooruit of
achteruit en volg de aanwijzingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
► Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt de
bediening weer overnemen.
Hulp bij haaks inparkeren
► Selecteer " Park Assist" in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen
tijdens het parkeren om de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel
Page 163 of 276

161
Rijden
6branden om te bevestigen dat de functie is
geactiveerd.
► Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer “ Vakparkeren” op het
touchscreen.
► Schakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeervak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat
u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de
geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
20► Rijd met een snelheid lager dan 20
km/h volgens de instructies, totdat het
systeem een geschikte parkeerplaats vindt.
Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeervak geleid.
► Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
► Schakel de achteruitversnelling in, laat
het stuurwiel los en rijd maximaal 7 km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
7► Rijd niet sneller dan 7 km/h en volg de
aanwijzingen en waarschuwingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het controlelampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld: u kunt de
controle weer over het stuurwiel nemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt het Park Assist-systeem automatisch
uitgeschakeld zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50
cm is
genaderd.
Hulp bij uitparkeren na
fileparkeren
► Zet de motor aan om uit te parkeren na
fileparkeren.
► Selecteer " Park Assist" in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen
om de functie te activeren terwijl de auto
stilstaat.
Bij een digitaal instrumentenpaneel gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel
branden om te bevestigen dat de functie is
geactiveerd.
► Druk op " Uitparkeren" op het
touchscreen.
► Schakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van de rijbaan.
► Schakel de achteruitversnelling
of een versnelling vooruit in en laat
het stuurwiel los.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
5► Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit of
achteruit en volg de aanwijzingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide
voorwielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het controlelampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld: u kunt de
controle weer over het stuurwiel nemen.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld in het menu
Rijverlichting/Auto van het touchscreen.
Het systeem wordt in automatisch uitgeschakeld:
–
als het contact wordt afgezet.
–
als de motor afslaat.
–
als de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is vastgemaakt.
–
als het bestuurdersportier wordt geopend.
–
als er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet met een manoeuvre
wordt gestart.
–
als de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan.
–
als de antispinregeling (ASR) in werking
treedt.
–
als de maximaal toegestane snelheid wordt
overschreden.
Page 164 of 276

162
Rijden
– als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt.
– na 4 manoeuvreercycli.
–
als één van de voorwielen op een obstakel
stuit.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
uit en er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder
het systeem weer activeren om de meting
voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt in automatisch uitgeschakeld:
– bij het trekken van een aanhanger
(aangesloten op de trekhaakaansluiting);
–
als het bestuurdersportier wordt geopend;
–
bij een rijsnelheid van meer dan 70 km/h.
W
anneer u het systeem voor langere duur
wilt laten uitschakelen, neem contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert dit lampje kort (bij auto's met
instrumentenpaneel van type 2) en/of klinkt er
een geluidssignaal om een systeemstoring aan
te geven. Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het waarschuwingslampje
uit.
Laat het systeem bij een storing controleren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 165 of 276

prefereert
MET TOTAL QUARTZ-SMEERMIDDELEN
ZORGELOOS
BIJVULLEN
Al meer dan 50 jaar delen T
dezelfde waarden: topprestaties, creativiteit en
technische innovatie.
Daarom heeft T
smeermiddelen
afgestemd op de motoren voor CITRO\313N-auto's.
Deze smeermiddelen mak
auto zuiniger en milieuvriendelijk
T
en de prestaties van hun producten onder extreme
omstandigheden tijdens autosportwedstrijden.
Kies TOTAL QUARTZ-smeermiddelen voor het
onderhoud van uw auto; deze garanderen een
optimale levensduur en uitstekende prestaties.
Page 166 of 276

164
Praktische informatie
Tanken
Er moet minimaal 10 liter brandstof wordt
getankt, anders wordt dit niet op de
brandstofniveaumeter weergegeven.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
De vuldop is in de vulklep geïntegreerd of
moet worden losgeschroefd (afhankelijk van de
uitvoering).
Veilig tanken:
► Zet altijd eerst de motor af.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 53 liter
(benzine of diesel) of 43 liter (plug-in
hybride).
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Als de brandstoftank bijna leeg is,
gaat dit waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel branden, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 6 liter brandstof.
Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt,
wordt dit waarschuwingslampje telkens
weergegeven wanneer het contact wordt
ingeschakeld, samen met een melding en een
geluidssignaal. Onder het rijden worden deze
melding en het geluidssignaal steeds vaker
herhaald terwijl het brandstofniveau naar 0 gaat.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje
geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Page 167 of 276

165
Praktische informatie
7Tanken
Er moet minimaal 10 liter brandstof wordt
getankt, anders wordt dit niet op de
brandstofniveaumeter weergegeven.
Bij het openen van de brandstofvulklep kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
De vuldop is in de vulklep geïntegreerd of
moet worden losgeschroefd (afhankelijk van de
uitvoering).
Veilig tanken:
►
Zet altijd eerst de motor af.
► Open de vulklep door op de toets voor
het openen van de klep te drukken of door
(met de auto ontgrendeld) op de bovenste
hoek achter van de vulklep te drukken, bij het
openingsmechanisme of de voelbare markering
(indien aanwezig, afhankelijk van de uitvoering).
Plug-in hybride
Wanneer u op de toets drukt, kan het
enkele minuten duren voordat de vulklep
wordt geopend.
Als de klep vastzit, houd de toets dan langer
dan 3 seconden ingedrukt.
►
Kies de juiste brandstof bij het tankstation
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van de
auto).
►
Draai de vuldop naar links, verwijder deze
en plaats deze in de houder op de vulklep
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Steek het vulpistool tot de aanslag in de
vulopening voordat u het vulpistool inknijpt (om
spatten te voorkomen).
►
V
ul de brandstoftank.
Laat het vulpistool niet vaker dan 3keer
afslaan, aangezien er anders storingen
kunnen optreden.
►
Plaats de vuldop terug en draai deze naar
rechts (afhankelijk van de uitvoering).
►
Druk de brandstofvulklep dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator die
de hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije
benzine worden getankt.
Als u per ongeluk verkeerde brandstof
voor de auto tankt, moet de
brandstoftank eerst worden afgetapt en
weer worden gevuld met de correcte
brandstof voordat de motor kan worden
gestart.
Plug-in hybrides
Als de vulklep per ongeluk wordt
gesloten voordat u gaat tanken, dan kunt
u deze niet handmatig openen. Herstart de
motor en verplaats de auto een paar meter;
druk daarna weer op de toets voor het
openen van de vulklep.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken.
Deze voorziening, die in de tankopening is
ingebouwd, is zichtbaar zodra u de vuldop
verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een auto met dieselmotor een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
Page 168 of 276

166
Praktische informatie
Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de
auto opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de tractiebatterij is
afhankelijk van diverse factoren, zoals de
klimaatomstandigheden en de afgelegde
afstand.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de tractiebatterij komt,
raak deze dan nooit aan. Als dit toch gebeurt,
spoel de huid dan grondig af met veel water
en raadpleeg zo snel mogelijk een arts.
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet worden getankt.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken,
maar kies een dieseltankpistool.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
De tankpistolen voor het tanken van
diesel kunnen per land verschillen, waardoor
kan een tankbeveiliging op de auto ervoor
kan zorgen dat tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden
wij u aan om bij een CITROËN-dealer na
te vragen of de auto geschikt is voor de
apparatuur in de landen die u bezoekt.
Plug-in hybridesysteem
Elektrisch systeem
Het elektrische circuit van het plug-in
hybridesysteem is te herkennen aan de oranje
kabels. De componenten ervan zijn gemarkeerd
met het volgende symbool:
Het plug-in hybridesysteem gebruikt een
spanning van 240 tot 400 V. Het systeem
kan heet zijn als het contact is aangezet en
vlak nadat het is uitgeschakeld. Let op de
waarschuwingen op de labels in de auto, met
name op de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen
aan het elektrische systeem van de auto
(batterij, stekkers, oranje kabels en andere
componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden vanwege kans op ernstige
brandwonden of een mogelijk dodelijke
elektrische schok.
Neem bij problemen altijd contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit label mag alleen door de brandweer
en onderhoudsdiensten worden gebruikt
bij werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit
label niet aanraken.
Bij een aanrijding of beschadiging aan
de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of
de tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij brand
Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook
alle passagiers uit de auto stappen. Probeer
de brand nooit zelf te blussen - kans op
elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om
een plug-in hybrideauto gaat.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto gaat wassen, controleer
dan altijd eerst of de laadklep goed is
gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit
Vermijd schade aan elektrische
componenten door nooit een hogedrukspuit
te gebruiken om de motorruimte of de
onderzijde van de auto te wassen.
Gebruik geen hogere druk dan 80 bar
wanneer u de carrosserie wast.
Page 169 of 276

167
Praktische informatie
7Zorg dat er geen water of stof in de
laadaansluiting of laadstekker komt
- kans op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met
natte handen aansluiten of loskoppelen - kans
op elektrocutie!
Tractiebatterij
In de Li-ion tractiebatterij (lithium-ion) wordt de
elektrische energie voor het aandrijven van de
auto opgeslagen.
Deze bevindt zich onder de achterbank.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen, en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De veroudering van de tractiebatterij is
afhankelijk van diverse factoren, zoals de
klimaatomstandigheden en de afgelegde
afstand.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de tractiebatterij komt,
raak deze dan nooit aan. Als dit toch gebeurt,
spoel de huid dan grondig af met veel water
en raadpleeg zo snel mogelijk een arts.
Klep van de laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan
de zijkant linksachter van de auto.
1. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden
2. Controlelampje ter bevestiging dat de
laadstekker in de laadaansluiting is
vergrendeld.
Permanent rood: laadstekker goed geplaatst
en vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed
geplaatst of vergrendelen niet mogelijk.
3. Laadaansluiting
4. Lichtgeleiders
Status van de
lichtgeleiders Betekenis
Wit, permanent Verlichting wanneer de klep wordt geopend
Blauw,
permanent Geprogrammeerd laden
Groen,
knipperend Laden bezig
Groen,
permanent Laden voltooid
Rood,
permanent Storing
Bij een schok (zelfs een lichte schok)
tegen de klep van de laadaansluiting
mag deze niet meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabel
De batterij kan met verschillende soorten kabels
worden opgeladen.
De bij de auto meegeleverde laadkabel is
geschikt voor gebruik met de elektrische
installaties van het land waar de auto is verkocht.
Wanneer u naar het buitenland reist, raadpleeg
dan de volgende tabel om te controleren of de
Page 170 of 276

168
Praktische informatie
Zie de gebruikersinstructies van de snellader
voor het gebruik ervan.
Regeleenheid (type 2)
Type 1
Type 2POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
laadkabel ook met lokale elektrische installaties
kan worden gebruikt. Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de juiste
laadkabel(s) te verkrijgen.
Type kabel
CompatibiliteitSpecificaties
Laadkabel type 2 met geïntegreerde
regeleenheid
Normaal stopcontact.
Laden beperkt tot maximaal 8 A.
Stopcontact van het type "Green'Up".
Laden beperkt tot maximaal 14 A.
Laadkabel type 3
Wallbox-snellader
Laden beperkt tot maximaal 32 A.
De geschatte laadtijd wordt op het
instrumentenpaneel aangegeven als de
auto is aangesloten. Deze tijd is afhankelijk
van diverse factoren, zoals de
buitentemperatuur of kwaliteit van het
stroomnet.
Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is,
is het raadzaam om de auto zo snel mogelijk aan te sluiten, omdat de laadtijd aanzienlijk
kan toenemen. De batterij laadt mogelijk niet
helemaal op.
Kabel voor opladen via een normaal
stopcontact (type 2)
Het is belangrijk dat de kabel niet beschadigd
is en intact blijft.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Wallbox-snellader (type 3)
U mag de snellader niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!