ontgrendel CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 41 of 276

39
Toegang tot de auto
2
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:
A.Met de elektronische sleutel van het systeem
Keyless entry and start.
B. Met de schakelaar aan de buitenzijde van de
achterklep.
C. Met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep.
D. Met de toets op het dashboard*.
E. Met de functie"Handsfree toegang"onder de
achterbumper.
Openen/sluiten
► Houd de middelste knop A van de
elektronische sleutel ingedrukt.
* Afhankelijk van de uitvoering.
of
► Druk kort op schakelaar B
aan de buitenzijde
van de achterklep terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
of
►
Druk kort op schakelaar C
aan de binnenzijde
van de achterklep (alleen voor het sluiten).
of
►
Druk twee keer achter elkaar op schakelaar
D
op het dashboard.
of
►
Gebruik de functie Handsfree toegang E
door
een snelle voetbeweging te maken onder de
achterbumper bij de kentekenplaat terwijl u de
elektronische sleutel bij u hebt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de handsfree-functieHandsfree
toegang.
De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep
is uitgeschakeld, wordt de achterklep door
deze acties op een kier gezet.
Wanneer de auto is vergrendeld, zal het
openen van de bagageruimte.met schakelaar
A, B of E de auto ontgrendelen. Als selectieve
ontgrendeling is geactiveerd voordat de
bagageruimte wordt geopend, gaat alleen de
bagageruimte open.
Door de achterklep met de functie Handsfree
toegang te sluiten kunt u de gehele auto
vergrendelen.
U kunt het openen of sluiten van de
achterklep op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals een van deze methoden
gebruikt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging
weer een van de methoden gebruikt, wordt de
beweging omgekeerd.
Handsfree-functie ("Handsfree
toegang")
Terwijl u de elektronische sleutel bij u hebt ,
opent, sluit of stopt deze functie de beweging
van de achterklep wanneer u een voetbeweging
onder de achterbumper maakt.
De functie "Handsfree achterklep/
toegang" stelt u in via het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen
Zorg ervoor dat u stabiel staat wanneer u
de voetbeweging onder de achterbumper
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet
aan – kans op brandwonden!
Page 44 of 276

42
Toegang tot de auto
► Verlaat de auto.
► Vergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld:
het rode controlelampje in de toets knippert één
keer per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke
keer na het afzetten van het contact
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
► Schakel alle beveiliging opnieuw in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
bagageruimte of de motorkap probeert te
openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert op bewegingen in het
interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand het interieur
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Wegsleepbeveiliging
Het systeem controleert op veranderingen in de
positie van de auto.
Het alarm gaat af wanneer de auto wordt
opgetild of wordt verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af als de auto wordt
aangestoten of aangetikt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Het systeem controleert of systeemcomponenten
niet goed werken.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de bedieningseenheid of de kabels
van het hoorbare alarm uit te schakelen of te
beschadigen.
Werkzaamheden aan het
alarmsysteem
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen/uitschakelen
► Vergrendel of supervergrendel/ontgrendel de
auto met de afstandsbediening of het systeem
"Keyless entry and start" (bevestigd door het
branden/doven van het rode controlelampje in de
toets en het branden van de richtingaanwijzers).
De omtrekbeveiliging wordt na 5
seconden geactiveerd en de interieur- en
wegsleepbeveiliging na 45 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de bagageruimte
wordt geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Wanneer een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
omtrekbeveiliging, de interieurbeveiliging en
de wegsleepbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel het interieuralarm uit om te voorkomen
dat het systeem in bepaalde gevallen een loos
alarm geeft, zoals:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
–
Er wordt een wiel verwisseld.
–
De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de alarmtoets tot het rode
controlelampje blijft branden.
Page 45 of 276

43
Toegang tot de auto
2► Verlaat de auto.
► V ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld:
het rode controlelampje in de toets knippert één
keer per seconde.
Deze uitschakelprocedure moet elke
keer na het afzetten van het contact
opnieuw worden uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel alle beveiliging opnieuw in door de
auto met de afstandsbediening of het Keyless
entry and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
►
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier
.
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan; het alarm stopt. Het
lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
►
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken of moet u de auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1.
Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Page 46 of 276

44
Toegang tot de auto
van het contact of na het vergrendelen van de
auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het
zonnedak wanneer de auto rijdt - kans
op ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het dak niet kunnen
hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het
beweegbare glazen deel van het zonnedak.
Als het dak door regen of het wassen van de auto nat is geworden, wacht dan
totdat het volledig droog is voordat u het dak
bedient.
Open het dak niet als het met sneeuw of ijs is
bedekt - Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om het
dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het dak (aanwezigheid van
vuil, dode bladeren enz.).
Als u de auto in een wasstraat of met een
hogedrukreiniger gaat reinigen, controleer
dan eerst of het dak volledig is gesloten en
houd de hogedrukreiniger altijd op meer dan
30 cm van de rubbers.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op
of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw
kinderen op toets 5 om de ruitbediening
voor de elektrische achterruiten uit te schakelen,
ongeacht hun positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat
branden en er wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Resetten van de
ruitbediening
Wanneer de accu opnieuw is aangesloten of
wanneer de ruit een abnormale beweging maakt,
moet de beveiliging tegen beknellen gereset.
De beveiliging tegen beknellen wordt tijdens
de volgende handelingen uitgeschakeld.
Doe het volgende voor elke ruit:
►
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens
als de schakelaar omhoog wordt gedrukt, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.
►
Blijf de ruitbediening nog minimaal 1 seconde
omhoog trekken nadat de ruit is gesloten.
Wanneer er tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de elektrische ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk hiervoor op de
betreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de elektrische
ruitbediening aan passagierszijde bedient,
moet hij/zij controleren of de ruit zonder
problemen kan worden gesloten.
Het is belangrijk dat passagiers de elektrische
ruiten juist gebruiken.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten
bedienen.
Let goed op passagiers en/of andere
personen wanneer u de ruiten met de sleutel
of het "Keyless entry and start"-systeem sluit.
Panoramadak
Het panoramadak bestaat uit een beweegbaar
glazen deel dat over het dak schuift en een
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden
geopend. Als het panoramadak wordt geopend,
opent automatisch het zonnescherm.
►
Gebruik de knoppen in de dakconsole om het
panoramadak of het zonnescherm te bedienen.
A. Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen),
bij een draaiende motor, in de STOP-stand van
Stop & Start, en 45 seconden na het afzetten
Page 50 of 276

48
Ergonomie en comfort
► Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag
tot de gewenste stand is bereikt.
Elektrisch verstelbare
stoelen
Voer deze verstellingen alleen bij
draaiende motor uit om te voorkomen dat
de accu leeg raakt.
Verstelling in lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de stoel in lengterichting te
verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
Verstellen van de rugleuning
► Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren.
Omlaag:
► houd knop B
ingedrukt en duw de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste hoogte.
Hoek verstellen
Model met “vierweg-verstelling”
► houd knop B ingedrukt en duw het onderste
deel van de hoofdsteun vooruit of achteruit.
Een hoofdsteun verwijderen
► Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de
aanslag.
► druk vervolgens de pal(len) A (afhankelijk
van de uitvoering) in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en beweeg hem helemaal omhoog.
►
Berg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun aanbrengen
► Steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning.
►
Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de
aanslag.
►
Druk de pal(len) A
in (afhankelijk van de
uitvoering) om de hoofdsteun te ontgrendelen en
duw de hoofdsteun omlaag.
►
Stel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. Deze moeten zijn
aangebracht en correct zijn afgesteld voor de
desbetreffende inzittende.
Handmatig verstelbare
stoelen
Lengterichting
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren. ►
Laat de stang los om de stoel in de
betreffende positie te vergrendelen.
Hoek rugleuning
► Draai de knop naar voren of naar achteren.
Lendensteun
(alleen bestuurder)
► Draai de knop naar voren of naar achteren
om de lendensteun in de gewenste stand te
zetten.
Hoogte
Page 52 of 276

50
Ergonomie en comfort
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het controlelampje
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling
► Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de
hendel A om het verstelmechanisme van het
stuurwiel te ontgrendelen.
► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
► Duw tegen de hendel A om het
verstelmechanisme van het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de
stoel niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Contact aan of draaiende motor
►
Druk op toets
1 of 2 om de betreffende
zitpositie op te roepen.
Er klinkt een geluidssignaal wanneer de
stoelpositie volledig is aangepast.
U kunt de beweging onderbreken door op de
toets M, 1 of 2 te drukken of door één van de
schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot ongeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact mogelijk.
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait.
► Druk op de toets voor uw stoel.
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de
stand van de verwarming; het bijbehorende
aantal controlelampjes gaat branden.
►
U kunt de verwarming uitschakelen door op
de toets te drukken totdat alle controlelampjes
uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel
mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de
functie uit; als het stroomverbruik daalt, daalt
ook het energieverbruik.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit
verschillende massagesoorten en waarbij
de intensiteit van de massage kan worden
ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Via het touchscreen kunnen de instellingen van
de massagefunctie worden aangepast.
De functie kan worden geactiveerd met de toets
op de voorstoel.
► Druk op deze toets. Het
controlelampje gaat branden.
De functie wordt onmiddellijk geactiveerd
waarbij de laatst opgeslagen instellingen worden
gebruikt. Bovendien wordt de pagina voor het
wijzigen van de instellingen geopend op het
touchscreen.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u niets
te doen en zal deze pagina automatisch weer
sluiten.
De instellingen wijzigen:
►
Selecteer een andere soort massage; u hebt
de keuze uit vijf mogelijkheden.
►
Selecteer een massage-intensiteit uit de drie
verschillende niveaus: " 1
" (Zacht), "2" (Normaal)
of "3" (Hard).
De wijzigingen worden direct toegepast.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt er een
massagecyclus van één uur gestart, bestaande
uit sessies van 6 minuten massage en 4 minuten
pauze.
Page 53 of 276

51
Ergonomie en comfort
3Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het controlelampje
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling
► Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de
hendel A
om het verstelmechanisme van het
stuurwiel te ontgrendelen.
►
V
erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
►
Duw tegen de hendel A
om het
verstelmechanisme van het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Ontwasemen/Ontdooien
Als de auto is voorzien van spiegelverwarming, kunt u deze
inschakelen door op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de achterruitverwarming .
Afstellen
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om
de juiste buitenspiegel te selecteren.
►
Duw schakelaar B
in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet schakelaar
A weer in de middenstand.
Stel de buitenspiegels om
veiligheidsredenen zo af dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee
rekening om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is
aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
►
Beweeg schakelaar A
naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet met aangezet contact
schakelaar A
in de middelste stand en beweeg
deze daarna naar achteren.
Page 54 of 276

52
Ergonomie en comfort
Hoofdsteunen achter
Er zijn twee standen:
– de hoge stand (gebruiksstand):
► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
– de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is: ► druk de pallen A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
► druk vervolgens de pallen A in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog,
► berg de hoofdsteun op.
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
► steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
► duw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag,
► druk de pallen A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De functie voor het automatisch in- en
uitklappen van de buitenspiegels met de
afstandsbediening kan via het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen
worden ingesteld.
Automatisch kantelen van buitenspiegels bij achteruitrijden
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de spiegels
met deze functie automatisch omlaag worden
gekanteld, om achteruit parkeren gemakkelijker
te maken.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van
de spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
–
Enkele seconden nadat er uit de
achteruitversnelling is geschakeld.
–
W
anneer er sneller dan 10 km/h wordt
gereden.
–
Als de motor wordt afgezet.
De functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Instellingen
►
Stel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
Automatische "elektrochroom" modellen
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor
voor het detecteren van het niveau van het
buitenlicht en van het licht dat van achteren
op de spiegel valt, zodat er automatisch en
geleidelijk tussen dag- en nachtstand kan
worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren
wordt het spiegelglas automatisch
helderder als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de
lading in de bagageruimte hoger dan de
bagageafdekking is of als er voorwerpen op
de bagageafdekking zijn geplaatst.
Achterbank
De drie stoelen van de tweede zitrij zijn
onafhankelijk en hebben dezelfde breedte.
De rugleuning van deze stoelen kan worden
neergeklapt om de bagageruimte aan te passen.
Page 55 of 276

53
Ergonomie en comfort
3Hoofdsteunen achter
Er zijn twee standen:
– de hoge stand (gebruiksstand):
►
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
–
de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is: ►
druk de pallen A
in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
►
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
►
druk vervolgens de pallen A
in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog,
►
berg de hoofdsteun op.
T
erugplaatsen van een hoofdsteun:
►
steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
►
duw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag,
►
druk de pallen A
in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
In lengterichting verstellen
Het neerklappen en rechtop zetten van
de stoelen mag uitsluitend worden
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Elke stoel kan afzonderlijk worden versteld.
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in
de gewenste stand.
Nadat de rugleuning is neergeklapt, kan
de stoel niet meer worden verschoven.
Rugleuninghoek
Er zijn meerdere standen beschikbaar.
► Beweeg de stoel naar voren.
► T rek de riem naar voren en zet vervolgens de
rugleuning in de gewenste stand.
Neerklappen van de
rugleuningen
De rugleuningen van de stoelen mogen
alleen worden neergeklapt wanneer de
auto stilstaat.
Voorbereidende handelingen:
►
zet de hoofdsteunen omlaag,
►
schuif indien nodig de voorstoelen naar
voren,
►
zorg ervoor dat de rugleuningen ongehinderd
kunnen worden neergeklapt (verwijder kleding,
bagage, enz.),
►
controleer of de buitenste veiligheidsgordels
correct zijn gespannen langs de stijlen, of de
middelste veiligheidsgordel is opgeborgen en of
de gespen van de drie veiligheidsgordels in de
correcte opbergpositie staan.
Page 56 of 276

54
Ergonomie en comfort
► Trek stevig aan de riem 1 om de rugleuning
te ontgrendelen.
►
Beweeg de rugleuning 2
naar voren tot hij
horizontaal ligt.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Pak de veiligheidsgordel en houd deze
vast tijdens de procedure alvorens de
rugleuning van de buitenste stoelen in de
normale stand te zetten.
►
Zet de rugleuning 2
rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de riem 1
van de ontgrendeling
correct naar de positie is teruggekeerd.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten bij het terugplaatsen
van de rugleuning.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of
een aanrijding de veiligheid van de
passagiers ernstig in het geding.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
voren worden geslingerd - Kans op ernstig
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
De bedieningselementen zijn toegankelijk via het
menu Airconditioning van het touchscreen of
zijn bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel
van de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
met aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.