sensor CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 153 of 276

151
Rijden
6Kans op ongewenst activeren
Wij raden u aan om het systeem in de volgende
rijomstandigheden te deactiveren:
–
Rijden op een beschadigd, onstabiel of erg
glad (ijzel) wegdek.
–
Slechte weersomstandigheden.
–
Bij rijden op een racecircuit.
–
Op een testbank.
Uitschakelen/inschakelen
â–º Met deze toets kunt u het systeem op elk
moment uit- of inschakelen.
Wanneer het is uitgeschakeld, gaan het
controlelampje in de toets en dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra het contact wordt ingeschakeld.
Storing
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem omvat sensoren op de zijkanten
van de bumpers en waarschuwt de bestuurder
voor de mogelijk gevaarlijke aanwezigheid
van andere voertuigen (auto's, vrachtwagens,
motoren) in de blinde hoeken van de auto
(gebieden die de bestuurder niet kan zien).
In de buitenspiegel aan de zijde waar
zich dat voertuig bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden:
–
direct, wanneer u wordt ingehaald;
–
na ongeveer een seconde, wanneer u
langzaam een ander voertuig inhaalt.
Inschakelen/uitschakelen
De functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Wanneer het voertuig wordt gestart, gaat er in
elke spiegel een waarschuwingslampje branden
om aan te geven dat het systeem is geactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
–
De snelheid van uw auto moet tussen 12 en
140
km/u liggen.
–
W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/u is.
–
W
anneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan
25
km/u is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
Page 154 of 276

152
Rijden
– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
–
Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).
–
Bij tegemoetkomend verkeer
.
–
Op bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten.
–
Bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
–
Bij snelle inhaalmanoeuvres.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
Als de functie Park
Assist is geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral als de auto op een nat wegdek rijdt of
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomt, kan er een vals alarm worden
gegeven (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbe- wakingssysteem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel voor een koerscorrectie om u te
helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is een combinatie van de Active
Lane Departure Warning System en de
Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65
en 140 km/h.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Active Lane Departure
Warning System en de Dodehoekbewaking.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Page 155 of 276

153
Rijden
6Actief dodehoekbe-wakingssysteem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel voor een koerscorrectie om u te
helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is een combinatie van de Active
Lane Departure Warning System en de
Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65
en 140
km/h.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Active Lane Departure
Warning System en de Dodehoekbewaking.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem geeft de aanwezigheid van
obstakels binnen het detectiegebied van de
sensor aan.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt
het geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links)
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Het geluidssignaal instellenAfhankelijk van de uitvoering: als u bij CITROËN Connect Radio of
CITROËN Connect Nav op deze toets drukt,
wordt het venster geopend waarop u het
volume van het geluidssignaal kunt instellen.
Grafische weergave
Dit is een aanvulling op het geluidssignaal,
waarbij geen rekening worden gehouden met
de rijrichting van de auto. Dit systeem geeft met
balken op het scherm de afstand tussen het
Page 157 of 276

155
Rijden
6Bij draaiende motor kunnen met deze systemen
weergaven van de directe omgeving van de auto
worden weergegeven op het touchscreen met
behulp van één camera bij Top Rear Vision en
twee camera’s bij Top 360 Vision.
Het scherm is in twee delen opgedeeld, met
in het ene deel de omgeving zoals die door de
camera('s) wordt geregistreerd en in het andere
deel het beeld van bovenaf van de directe
omgeving van de auto.
De informatie van de parkeerhulpsensoren vult
het beeld van bovenaf aan.
Er kunnen diverse weergaven worden
weergegeven:
– Standaardweergave.
–
180° weergave.
–
Ingezoomde weergave.
Standaard is de stand
AUTO geactiveerd. In deze stand kiest het systeem voor de beste
weergave (standaard of ingezoomd).
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst
moment de weergave wijzigen.
â–º
Druk op de toets in de hoek linksonder van
het touchscreen.
â–º
Selecteer een type weergave:
•
"Standaardweergave
".
• "180° view".
• "Ingezoomde weergave".
• "AUTO view".
De weergave wordt onmiddellijk aangepast aan
het geselecteerde type.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert tijdens het manoeuvreren
bij lage snelheid met één of twee camera's de
omgeving van de auto.
Van boven de auto wordt er, in realtime en
terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een
beeld van de directe omgeving gereconstrueerd
(weergegeven tussen de haakjes). Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid om de
obstakels in de buurt van de auto te zien. Dit
beeld verdwijnt automatisch als de auto langere
tijd stilstaat.
Bij de Top 360 Vision wordt het beeld
samengesteld door beide camera's, zowel bij het
vooruitrijden als bij het achteruitrijden.
Wanneer de functie is geactiveerd, kan het
zijn dat het beeld van bovenaf niet wordt
weergegeven. Als het systeem wordt geactiveerd
wanneer de auto al is verplaatst, kan het beeld
van bovenaf volledig worden weergegeven.
Top Rear Vision
Beeld van de camera achter
De bij de kentekenplaatverlichting
gemonteerde camera achter is actief als de
achteruitversnelling is ingeschakeld en de
snelheid niet hoger is dan 10
km/h.
De functie wordt uitgeschakeld:
Page 158 of 276

156
Rijden
– Automatisch, bij snelheden hoger dan
ongeveer 10 km/h.
–
Automatisch, als de achterklep wordt
geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7
seconden weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave
van de omgeving achter de auto (standaard)
naar de weergave van het beeld van bovenaf
(ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen ( 1) geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Top 360 Vision
De auto is voorzien van een in de grille
geplaatste camera vóór en een camera achter
Page 160 of 276

158
Rijden
Bij draaiende motor en een rijsnelheid van
maximaal 20 km/u kunt u deze functie
activeren via het menu Rijverlichting
/
Auto van
het touchscreen:
â–º
Selecteer "
Panoramacamera ".
De stand AUTO wordt standaard gebruikt, met
een weergave van de omgeving vóór de auto als
de versnellingsbak in de neutraalstand staat of
een vooruitversnelling is ingeschakeld, en een
weergave van de omgeving achter de auto als
de achteruitversnelling is ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
–
Automatisch, als de rijsnelheid hoger wordt
dan ongeveer 30
km/u (het beeld verdwijnt
tijdelijk vanaf een snelheid van 20
km/u).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer u een obstakel nadert, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving vóór de auto (standaard) naar de
weergave van het beeld van bovenaf van de
auto (zoom).
Standaardweergave
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op
het scherm.
De oranje lijnen 1 geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf
de voorbumper weer; de twee oranje lijnen 3 en
4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld van
bovenaf van de voorzijde van de auto en van zijn
nabije omgeving te creëren zodat de obstakels
rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de
gaten houden.
De parkeerhulp geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
180°-weergave
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, centraal
B en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Page 162 of 276

160
Rijden
De parkeerhulp is niet beschikbaar
wanneer de beschikbare ruimte wordt
gemeten. Na deze meting waarschuwt de
functie u tijdens de manoeuvre als uw auto
een obstakel nadert: het geluidssignaal klinkt
ononderbroken als de ruimte tussen de auto
en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt.
Als de parkeerhulp is uitgeschakeld, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld tijdens
de ondersteunde manoeuvres.
Bij het in- of uitparkeren kan de functie
Top Rear Vision - Top 360 Vision in
werking treden. Met deze functies kunt u de
directe omgeving van de auto beter in de
gaten houden dankzij aanvullende informatie
op het touchscreen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de functies Top Rear Vision -
Top 360 Vision.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode hoeken
bevinden.
De Park Assist houdt tijdens een manoeuvre
geen rekening met voorwerpen die groter dan
de auto zijn (zoals een dakladder of kogel).
Controleer altijd de directe omgeving van
uw auto voordat u met een manoeuvre
begint.
Als de ruimte tussen de auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem de
beschikbare ruimte mogelijk niet meten.
Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het
stuurwiel niet tegen en steek uw handen niet
tussen de spaken van het stuurwiel.
Let op voorwerpen die de manoeuvre kunnen
blokkeren (zoals losse kleding, sjaals of
stropdassen) - kans op letsel!
Hulp bij fileparkeren
â–º Selecteer tijdens het parkeren " Park
Assist " in het menu Rijverlichting/Auto
op het touchscreen om de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel gaat
dit controlelampje op het
instrumentenpaneel branden om te bevestigen
dat de functie is geactiveerd.
â–º Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer " Inparkeren" op het
touchscreen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeervakken die aanzienlijk
korter of langer zijn dan de auto.
â–º Schakel de richtingaanwijzer aan de
kant waar u wilt parkeren in om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat
u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de
geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
20â–º Rijd met een snelheid lager dan 20
km/h volgens de instructies, totdat het
systeem een geschikte parkeerplaats vindt.
â–º Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
â–º Schakel de achteruitversnelling in, laat
het stuurwiel los en rijd niet sneller dan 7
km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
7â–º Rijd niet sneller dan 7 km/h vooruit of
achteruit en volg de aanwijzingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
â–º Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt de
bediening weer overnemen.
Hulp bij haaks inparkeren
â–º Selecteer " Park Assist" in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen
tijdens het parkeren om de functie te activeren.
Bij een digitaal instrumentenpaneel gaat
dit lampje op het instrumentenpaneel
Page 191 of 276

189
Praktische informatie
7Procedure voor het activeren van de
vrijloop
â–º Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
â–º
Zet het contact weer aan.
â–º
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand
N te bevestigen.
â–º
Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
â–º
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt
overschreden, schakelt de transmissie stand P
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
â–º Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u
dat wel doet, start de motor waardoor u de
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de "handsfree" functie (Handsfree
toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Vloeistoffen in bekers of andere open
houders kunnen over de rand van
de houders stromen, met kans op
schade aan het instrumentenpaneel en
de bedieningselementen, en aan de
bedieningselementen op de middenconsole.
Wees altijd voorzichtig!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten,
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Page 269 of 276

267
Trefwoordenregister
Ruitensproeiers 77
Ruitensproeiers vóór
77
Ruitenwisser achter
77
Ruitenwisserbladen (vervangen)
78
Ruitenwisserbladen vervangen
78
Ruitenwissers
76, 79
Ruitenwisserschakelaar
76–77, 79
Ruitenwissers vóór
77
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
20, 186
SCR-systeem
20, 186
Selectiehendel
115–118
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
11 2
Sensoren (waarschuwingen)
127
Serienummer auto
220
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
192–195
Sfeerverlichting
67
Signalering onoplettendheid
146–147
Sjorogen
68
Slepen
213–215
Slepen van de auto
213–214
Slepen van een auto
213, 215
Sleutel
28, 33–34
Sleutel met afstandsbediening
28–29, 105
Sleutel niet herkend
109
Smartphone 27
SMS
255
Sneeuwkettingen
178–179
Sneeuwscherm
179
Sneeuwschermen
179
Snelheidsbegrenzer
130–133, 135
Snelheidslimietherkenning
128–129
Snelheidsregelaar
130–131, 133–135
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
130–131
Snelmenu's
24
Spaarfase
178
Sport-stand
120–121
Starten
208
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
164
Starten van de auto
105–107, 115–118
Starten van de motor
105, 108
Stickers
190
Stickerset
190
Stilzetten van de auto
105–108, 115–118
Stoelen achter ~ Achterbank
52–54
Stoelen verstellen
48–49
Stoelverwarming
50
Stop & Start
24, 55, 60, 122–123, 164, 181, 184, 210
Streaming audio Bluetooth
227, 252
Stuurkolomschakelaars
115–117
Stuurwiel (verstellen)
51
Supervergrendeling
30, 33
Synchroniseren afstandsbediening
35
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
35T
Tankbeveiliging 165
Technische gegevens
217–219
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
164–165
Telefoon
65, 229–231, 253–255
Teller
9–10, 128
Temperatuurregeling
56–57
Terugwinnen van energie
20, 119
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
193, 195
Tijd instellen
26, 232, 257
TMC (verkeersinformatie)
244
Toegang tot de achterbank ~ Achterbank
(toegang)
48
Toerenteller
9–10
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
57–59
Top 360 Vision
154, 157
Top Rear Vision
154–155
Top Tether (bevestiging)
97
Touchscreen
24, 25, 62
Tractiebatterij opladen (plug-in
hybride)
20, 166, 172–174
Tractiebatterij (plug-in
hybride)
21, 166–167, 172
Trailer Stability Management (TSM)
85
Trekhaak
85, 174
Trekhaak met afneembare kogel
175–178
Page 270 of 276

268
Trefwoordenregister
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 131
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
92, 96
USB
227–228, 247, 251
USB-aansluiting
64, 227–228, 247, 251
USB-poort
227, 251
V
Veiligheidsgordels 88–91, 97
Veiligheidsgordels achter
89
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
92, 94–99
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
92, 94–99
Ventilatie
54, 58, 61–62
Ventilatieroosters
54
Verbonden apps
248
Verbruikscijfers
25
Vergrendelen
32–33
Vergrendeling portieren ~ Portieren
vergrendelen
33–34
Vergrendeling van binnenuit
33
Vering met progressieve hydraulische
stops
11 9
Verkeersinformatie (TMC)
244
Verklikkerlampje READY
181
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
11–12
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
12, 22
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
90
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
90
Verlichting bagageruimte ~
Bagageruimteverlichting
70, 203
Verlichting met Full LED-technologie
76
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
73
Vermogen
20
Vermogensmeter (plug-in hybride)
8, 20
Verversen
182
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
185
Verwarming
54, 58, 61–62
Verwijderbare koffervloer
69
Video
252
Voorruitverwarming
60
Voorstoelen
47–50
W
Waarschuwing kans op aanrijding 144–145
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
147
Waarschuwingssignaal sleutel in contact
107
Waarschuwingssignaal stille auto
81
Waarschuwing vergeten verlichting
72
Wallbox (plug-in hybride)
167, 173
Wassen
127
Wassen (adviezen)
166, 189–190
Webbrowser
244, 248
Wiel demonteren
197–198
Wiel monteren
196–197
Wielophanging
186
Wiel verwisselen 192, 195
WiFi-netwerkverbinding
249
Window-airbags
93–94
Z
Zekeringen 203–204, 206
Zekeringen vervangen
203, 203–204
Zekeringkast dashboard
203
Zekeringkast motorruimte
203, 206
Zicht
60
Zicht naar voren 180°
158
Zij-airbags
93–94
Zijspots
74
Zonder gereedschap afneembare
kogel
175–178
Zonneklep
64
Zonnescherm
44–46
Zonnesensor
54
Zuinig rijden
7