air condition CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 4 of 276

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 17
Handmatige controle 22
Dimmer dashboardverlichting 22
Boordcomputer 23
Touchscreen 24
Datum en tijd instellen 26
Externe functies (plug-in hybride) 27
2Toegang tot de autoElektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel 28
Keyless entrée and start 30
Centrale vergrendeling 33
Noodprocedures 34
Portieren 36
Achterklep 37
Handsfree achterklep 38
Alarm 42
Elektrische ruitbediening 43
Panoramadak 44
3Ergonomie en comfortJuiste zitpositie 47
Voorstoelen 47
Stuurwielverstelling 51
Spiegels 51
Achterbank 52
Verwarming en ventilatie 54
Handbediende airconditioning 55
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
56
Ontwasemen - ontdooien voorruit 60
Voorruitverwarming 60
Ontwasemen - ontdooien achterruit 60
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 61
Voorverwarming (plug-in hybride) 62
Voorzieningen vóór 63
Plafonnier 67
Sfeerverlichting interieur 67
Voorzieningen in de bagageruimte 67
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 71
Richtingaanwijzers 72
Dagrijverlichting/parkeerlichten 73
Parkeerlichten 73
Automatisch inschakelen van het dimlicht
als het donker wordt
73
Follow me home- en instapverlichting 73
Grootlichtassistent 74
Koplampen verstellen 75
Statische bochtverlichting 76
Ruitenwisserschakelaar 76
Ruitenwisserbladen vervangen 78
Automatische ruitenwissers 79
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 80
Alarmknipperlichten 80
Claxon 81
Geluidssignaal voor voetgangers
(plug-in hybride)
81
Noodoproep of pechhulpoproep 81
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 83
Advanced Grip Control 86
Hill Assist Descent Control 87
Veiligheidsgordels 88
Airbags 91
Kinderzitjes 94
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
96
ISOFIX-kinderzitjes 97
i-Size-kinderzitjes 99
Kinderzitjes plaatsen 100
Kinderbeveiliging 102
6RijdenRijadviezen 104
Diefstalbeveiliging 105
Starten / afzetten van de motor met
de sleutel
105
Starten / afzetten van de motor metKeyless
entry and start
107
Plug-in hybrideauto starten 108
Elektrische parkeerrem 109
Handgeschakelde versnellingsbak 11 2
Automatische transmissie EAT6 11 2
EAT6/EAT8 automatische transmissie 11 5
Automatische transmissie (plug-in hybride) 11 8
Progressive Hydraulic Cushions 11 9
Rijstanden 11 9
Hill Start Assist 121
Schakelindicator 121
Stop & Start 122
Bandenspanningscontrolesysteem 124
CITROËN ConnectedCAM® 125
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
126
Page 9 of 276

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het
energieverbruik van zijn auto (brandstof en/of
elektriciteit) en de CO
2-uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak/
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het
beste de automatische modus gebruiken. Trap
het gaspedaal niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
te kiezen die het best geschikt is voor de
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op
het instrumentenpaneel zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Op deze manier verlaagt u het
energieverbruik en de CO
2-emissies, en neemt
het algemene geluidsniveau van het verkeer af.
Gebruik bij voorkeur de rijstand Eco. Bij een EAT8-transmissie kunt u met de
selectiehendel in stand
D
, en behalve in
de stand Sport, om brandstof te besparen
de vrijloop gebruiken door uw voet van het
gaspedaal te halen.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u
de snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in het interieur hoog is opgelopen, open dan
alle ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het interieur (zoals het zonnescherm van het
schuif-/kanteldak en de zonneschermen van de
zijruiten).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn,
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en/of mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder
zeer winterse omstandigheden: bij temperaturen
lager dan -23 °C) na het starten niet stationair draaien. De auto warmt onder het rijden veel
sneller op.
Sluit als passagier zo weinig mogelijk
multimedia-apparaten (voor bijvoorbeeld films,
muziek of spelletjes) aan om het energieverbruik
te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
van uw auto (onder meer door dakdragers,
imperiaal, fietsendrager en aanhanger). Gebruik
bij voorkeur een dakkoffer voor het vervoer van
bagage op het dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Gebruik de stand Sport niet te lang om het
energieverbruik te beperken.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
Page 10 of 276

8
Eco-rijden
– bij de wisseling van de seizoenen;
– als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen, enz.). Houd u aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de hoeveelheid stikstofoxide tot
wettelijke niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000
km stabiliseert.
De actieradius optimaliseren (plug-in
hybride)
Sluit de auto zo snel mogelijk aan.
Probeer in het gebied ECO op de
vermogensmeter te blijven door gelijkmatig te
rijden en de snelheid niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op
tijd en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel
mogelijk af met de functie voor regeneratief remmen om energie terug te winnen
(vermogensmeter in het gebied
CHARGE).
Laat voordat u wegrijdt het interieur van de
auto voorverwarmen of voorkoelen terwijl de
laadkabel is aangesloten.
Om het verbruik tijdens een rit te optimaliseren:
►
Programmeer een bestemming in het GPS-
navigatiesysteem van de auto.
►
Selecteer de rijstand
Hybride
.
►
Zorg ervoor dat de tractiebatterij bijna
volledig is opgeladen.
►
Gebruik de functie e-Save niet tijdens het
rijden.
►
Gebruik de verwarming/airconditioning op
een verstandige manier
.
Page 26 of 276

24
Instrumentenpaneel
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mijl/gallon)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mijl)Berekend sinds de laatste nulstelling van
de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start-systeem
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, registreert een tijdteller hoelang de
STOP-stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet
weer op nul gezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er brandt een blauw lampje
bij kans op gladheid).
–
Bediening van de verwarming/airconditioning.
–
T
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en systemen van de auto.
– Bediening van het audiosysteem en
de telefoonfuncties, en weergave van de
bijbehorende informatie.
–
W
eergave van de informatie van de
parkeerhulpsystemen (grafische weergave van
de parkeerhulp, Park Assist
enz.).
–
T
oegang tot de internetdiensten en weergave
van de bijbehorende informatie.
–
T
oegang tot de instellingen van de stand en
de intensiteit van de massagefunctie van de
voorstoelen (afhankelijk van de uitvoering).
–
Bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie
(afhankelijk van de uitvoering).
Zet de auto uit
veiligheidsoverwegingen altijd stil
voordat u handelingen uitvoert die uw
volledige aandacht vragen.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de
auto rijdt.
Werkingsprincipes
► Gebruik de toetsen onder het touchscreen
om de menu's te openen en druk vervolgens op
de aanraaktoetsen op het touchscreen.
Bepaalde menu's worden op twee pagina's
weergegeven: druk op de toets " OPTIES" om de
tweede pagina te bekijken.
Als u enkele seconden niets op de tweede pagina doet, wordt automatisch
de eerste pagina weer weergegeven.
Druk op "ON" of "OFF " om een functie in of uit te
schakelen.
Instellingen voor een functie
Toegang tot aanvullende informatie over de functie
Bevestigen
Terug naar de vorige pagina of bevestigen
Menu's
Druk met drie vingers op het touchscreen
om alle menutoetsen weer te geven.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over de menu's.
Page 27 of 276

25
Instrumentenpaneel
1Radio/Media
Airconditioning
Instellingen voor de temperatuur,
luchtstroom enz.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de handbediende
airconditioning en de automatische
airconditioning met gescheiden regeling .
Navigatie (Afhankelijk van de uitrusting)
Rijverlichting of Auto (afhankelijk van
uitvoering)
Activering, deactivering en instellingen van
bepaalde functies.
De functies staan op 2 tabbladen:
"Snelkoppelingen " en "Overige instellingen ".
Telefoon
Connect-App
Weergave van de beschikbare
Connected Services en toegang tot de functie
Eco-coaching.
Instellingen
Belangrijkste instellingen van het
audiosysteem, het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel.
Energy
Toegang tot de functies van het
plug-in hybridesysteem (energiestroom,
verbruiksstatistieken, geprogrammeerd laden,
functie eSave).
Menu Energy
Stroom
Op deze pagina wordt in real time de werking
van het plug-in hybridesysteem weergegeven.
1. Actieve rijstand
2. Benzinemotor
3. Elektromotor
4. Laadniveau tractiebatterij
De kleur van de energiestromen is afhankelijk
van de manier van rijden:
–
Blauw: 100% elektrische energie.
–
Oranje: energie van de benzinemotor
.
–
Groen: terugwinning van energie.
Statistieken
Op deze pagina worden de statistieken over het
verbruik van elektrische energie en brandstof
weergegeven.
1. Gemiddeld stroomverbruik voor de huidige rit
(kWh/100 km) en historische waarden:
–
Blauwe staven: direct verbruikte energie die
door de tractiebatterij is geleverd.
–
Groene staven: tijdens het vaart minderen
en remmen teruggewonnen energie die wordt
gebruikt om de tractiebatterij op te laden.
2.
Gemiddeld brandstofverbruik voor de huidige
rit (l/100
km) en historische waarden (oranje
staven).
►
U kunt de schaal van de weergegeven tijd
veranderen met de toetsen
-
en +.
Een huidige rit is elke rit die langer dan
20 minuten duurt zonder dat het contact
wordt afgezet.
Geprogrammeerd laden
Standaard begint het laden zodra de laadstekker
wordt aangesloten.
Geprogrammeerd laden kan via het touchscreen
worden geprogrammeerd.
Het geprogrammeerd laden wordt vervolgens
geactiveerd met een toets in de klep van de
laadaansluiting.
Page 28 of 276

26
Instrumentenpaneel
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone, via de app
MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het laden van de tractiebatterij
(plug-in hybride) .
eSave
Met de functie eSave kan de elektrische energie
van de tractiebatterij geheel of gedeeltelijk
worden gereserveerd voor later gebruik tijdens
een rit (bijvoorbeeld bij rijden in de bebouwde
kom of in een gebied waar alleen elektrische
auto's mogen rijden).
►
Selecteer de actieradius in de elektrische
stand die moet worden gereserveerd ( 10 km
, 20
km
of de volledige actieradius MAX) en activeer
vervolgens de functie door op ON te drukken.
De activering van de functie wordt
bevestigd door het branden van dit
controlelampje op het instrumentenpaneel en de
weergave van de energiereserve in kilometers of
mijlen.
►
W
anneer u de energiereserve wilt
gebruiken, kiest u de rijstand Electric met de
keuzeschakelaar.
Als de gevraagde actieradius de beschikbare actieradius overschrijdt (niet
aanbevolen), dan begint de
verbrandingsmotor de tractiebatterij op te
laden tot de gevraagde drempelwaarde.
Hierdoor neemt het brandstofverbruik sterk
toe.
Informatiebalk(en)
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de informatiebalk(en) van het
touchscreen.
Bovenste balk van de CITROËN Connect
Radio en CITROËN Connect Nav
– Tijd en buitentemperatuur (er gaat een blauw
waarschuwingslampje branden bij kans op
gladheid).
–
Informatie over de airconditioning en
rechtstreekse toegang tot het betreffende menu.
–
Informatie over de menu's Radio
Media en
Telefoon.
–
Berichten.
–
T
oegang tot de Instellingen voor het
touchscreen en het digitale instrumentenpaneel
(datum/tijd, taal, eenheden enz.).
Datum en tijd instellen
Met CITROËN Connect
Radio
► Selecteer het menu Instellingen in de
bovenste balk van het touchscreen.
►
Selecteer "
Configuratie".
► Selecteer " Datum en tijd".
► Selecteer "Datum:" of "Tijd:".
► Selecteer het formaat van de weergave.
►
Wijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
►
Bevestig met "
OK".
Met CITROËN Connect Nav
U kunt de tijd en de datum alleen instellen
wanneer "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.
► Selecteer het menu Instellingen in de
balk van het touchscreen.
►
Druk op de toets "
OPTIES" om het
vervolgscherm weer te geven.
► Selecteer " Instellen tijd-datum ".
►
Selecteer het tabblad " Datum:
" of "Tijd:".
►
Wijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
►
Bevestig met "
OK".
Andere instellingen
U kunt:
– De tijdzone wijzigen.
–
De manier waarop de datum en tijd worden
weergegeven (12 uur/24 uur) instellen.
–
De regelfunctie voor de zomertijd activeren of
deactiveren (+ 1 uur).
–
De GPS-synchronisatie (UTC) in- of
uitschakelen.
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk
van het verkoopland).
Page 56 of 276

54
Ergonomie en comfort
► Trek stevig aan de riem 1 om de rugleuning
te ontgrendelen.
►
Beweeg de rugleuning 2
naar voren tot hij
horizontaal ligt.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Pak de veiligheidsgordel en houd deze
vast tijdens de procedure alvorens de
rugleuning van de buitenste stoelen in de
normale stand te zetten.
►
Zet de rugleuning 2
rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de riem 1
van de ontgrendeling
correct naar de positie is teruggekeerd.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten bij het terugplaatsen
van de rugleuning.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of
een aanrijding de veiligheid van de
passagiers ernstig in het geding.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
voren worden geslingerd - Kans op ernstig
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
De bedieningselementen zijn toegankelijk via het
menu Airconditioning van het touchscreen of
zijn bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel
van de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
met aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
Page 57 of 276

55
Ergonomie en comfort
3► Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor
.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Handbediende
airconditioning
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het touchscreen
om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
1. Automatisch programma Zicht.
2. Recirculatie van interieurlucht.
3. Achterruitverwarming.
4. Systeem uitschakelen.
5. Regeling van de luchtstroom.
6. Regeling van de temperatuur.
7. Regeling van de luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning.
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
Page 58 of 276

56
Ergonomie en comfort
Temperatuurregeling
► Druk op een van de pijlen 6 om de waarde te
verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Druk voor maximale koeling of
verwarming van de passagiersruimte op
de toets “omlaag” of “omhoog” van de
temperatuur totdat LO of HI wordt
weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te verlagen
(-).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met de drie toetsen 7 kunt u de luchtverdeling in
het interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimten.
Bij het indrukken van een toets wordt de
desbetreffende functie in- of uitgeschakeld. Het
lampje brandt als de functie is ingeschakeld.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Automatisch programma "zicht"
Raadpleeg de rubriek " Ontwasemen/ontdooien
voorruit" voor meer informatie over de toets 1
"Automatisch progamma Zicht".
Airconditioning aan/uit.
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
–
de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
–
in de winter
, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
►
Druk op toets
8 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje brandt, is de airconditioning
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u korte tijd de recirculatiestand gebruiken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het touchscreen
om de pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Page 59 of 276

57
Ergonomie en comfort
3
1.Automatisch programma Zicht.
2. Recirculatie van interieurlucht.
3. Achterruitverwarming.
4. Systeem uitschakelen.
5. Regeling van de luchtstroom.
6. Regeling van de temperatuur.
7. Regeling van de luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning.
10. Inschakelen van automatisch
comfortprogramma.
11 . Secundaire pagina openen.
12. Voorverwarming/-koeling interieur
(afhankelijk van de uitvoering).
13. Selecteren van instellingen voor het
automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel).
14. Centrale regeling / gescheiden regeling.
15. "AQS"-functie (Air Quality System)
(afhankelijk van de uitvoering).
Dit airconditioningssysteem werkt bij draaiende
motor, maar de ventilatie en bedieningsfuncties
werken ook bij aangezet contact.
De airconditioning, de temperatuur, de
luchtstroom en de luchtverdeling in het interieur
worden automatisch geregeld.
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
►
Druk op een van de toetsen 6
om de waarde
te verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Druk voor maximale koeling of
verwarming van de passagiersruimte op
de toets “omlaag” of “omhoog” van de
temperatuur totdat LO of HI wordt
weergegeven.
Automatisch comfortprogramma
► Druk op toets 10 "AUTO" om de
automatische stand van de airconditioning in te
schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt het
airconditioningssysteem automatisch: afhankelijk van het comfortniveau dat u hebt geselecteerd,
zorgt het systeem voor een optimale
temperatuur, luchtopbrengst en luchtverdeling in
het interieur.
De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan worden ingesteld door
op de secundaire pagina een van de instellingen
te selecteren. Deze pagina kan worden geopend
via de toets 11
"OPTIES".
Druk om de door het desbetreffende lampje
aangegeven instelling te wijzigen meerdere
keren op toets 13 tot de gewenste instelling
wordt weergegeven:
"Langzaam": voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
"Normaal": voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag geluidsniveau
(standaardinstelling).
"Snel": voor een doeltreffende en dynamische
luchttoevoer.
Gebruik de instelling " Normaal" of "Snel" om het
comfort te waarborgen van de passagiers op de
achterstoelen.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Als de
stand AUTO echter wordt uitgeschakeld, blijft het
lampje van de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.