alarm CITROEN C6 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C6, Model: CITROEN C6 2012Pages: 216, PDF Size: 10.44 MB
Page 4 of 216
2
INHOUDSOPGAVE
BESTUREN
I
EERSTE KENNISMAKING
4-22II23-81
B
uitenkant ............................................ 4
Openen en sluiten.............................5-6
Interieur................................................r7
Bestuurdersplaats .............................8-9
Juiste rijhouding...........................10 ®12
Zicht....................................................13
Juiste luchtverdeling.......................... 14
In
strumentarium ............................15-16
Veiligheid inzittenden..........................17
Comfortabel autorijden...............18 ®20
Eco-rijden ......................................21-22
Afstandsbediening........................23-24
Sleutel................................................25
Anti-inbraakalarm..........................26-27
Stuurslot - Contact - Startmotor.........r28
Starten - wegrijden.............................29
Dashboard...................................30 ®36
Controlelampjes ............................31-32
Head-updisplay .............................37-38
Multifunctionele displays.............39 ®43
Boordcomputer............................44 ®49
Signalering ..................................50 ®52
Koplampen, meesturend, bi-xenon....53
Ruitenwissers................................54-55
Ruitbediening.....................................56
Stuurverstelling -Hoogteverstelling
van de autogordel............................57
Voorstoelen...................................58-59
Geheugen...........................................60
Waarschuwingslampje
auto
gordel........................................61
Spiegels.......................................62 ®64
Versnellingsbak ...........................65 ®68
Snelheidsregelaar.........................r69-70
Snelheidsbegrenzer......................r71-72
ESP....................................................73
Remmen ..............................................74
Elektrische parkeerrem .................75-76
Automatische spoiler..........................r77
Parkeerhulp ...................................78-79
Lane Departure Warning System ......80
Roetfi lter (diesel)................................81
Page 11 of 216
99
23
24
25
33
27
28
29
32
20
30
26
22
19
2131
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
19. Bediening veersysteem - Hoogteregeling/
Sportstand
20. Multifunctioneel scherm
21. Bediening alarmknipperlichten
22.Bediening - Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP/ASR) / Centrale vergrendeling / Parkeerhulp
23. Bediening - Zijwaartse trajectcontrole /
Al
arminstallatie
24.Bediening airconditioning
25. Bekerhouder
26. Autoradio of navidrive
27.Dashboardkastje
28. Zonnesensor
29. Zijventilatierooster
30. Centrale ventilatieroosters
31. A
sbak
32.
Passagiersairbag
33.Uitschakelen passagiersairbag
BESTUURDERSPLAATS
Page 17 of 216
1515
A
KJIHGFE
DB
B
CA
ML
B
E
ER
S
TE KENNI
S
MAKIN
G
Uitschakelen passagiersairbag
Indien de passagiersairbag is uitgeschakeld, brandt het
airbaglampje M wanneer u het contact aanzet.
Inschakelen alarmverlichting
Detectie autogordel bestuurder
Als de bestuurder zijn gordel niet heeft omgegespt en het contact wordt aangezet, licht het lampje L van de
autogordel op en klinkt er een geluidssignaal.
Het lampjeLdooft zodra de gordel wordt omgegespt.
INSTRUMENTENPANEEL
De alarmknipperlichten wer-ken ook als het contact is
afgezet.
INSTRUMENTARIUM
A.Controlelampjes signalering.B. Controlelampjes systemen.C. Informatie snelheidsbegrenzer/-regelaar.D. Brandstofmeter.E.Dagkilometerteller.F. Totaalkilometerteller, onderhoudsintervalindicator.
G.Snelheidsmeter.H.Schakelstand automatische versnellingsbak.
I. Aanduiding sportstand veersysteem.
J. Toerenteller.K.Knop voor resetten van dagkilometerteller en onderhoudsintervalindicator.
Let op:Bij aangezet contact licht het oranje en rodelampje op.
Zodra de motor draait, moeten deze lampjesuitgaan.
Zie de betreffende pagina, als de lampjesblijven branden.
•
•
•
Page 25 of 216
23
II
ABDC
AFSTANDSBEDIENING
Let op:Het gelijktijdig gebruik van
andere draadloze apparatuur
(mobiele telefoons, alarmsyste-men, ...) kan de werking vandeze afstandsbediening tijdelijk
verstoren.
Bij een permanente storing
moet de afstandsbediening opnieuw geïnitialiseerd wor-den. Zie "Vervangen van de batterij van de afstandsbedie-ning".
•
•
CENTRAAL ONTGRENDELEN
Druk op de toets Aom de auto te ontgrendelen.
Dit wordt zichtbaar
gemaakt door het knipperen van de richtingaanwijzersen het branden van de binnenverlichting (mits ingeschakeld). Ook klappendan de buitenspiegels uit.
CENTRAAL VERGRENDELEN - SLUITEN VAN RUITEN EN
OPEN DAK - SUPERVERGRENDELING
Druk kort op de toetsB om de auto te vergrendelen.
Als u de toetsBeven ingedrukt houdt, vergrendelt u de auto en wor-den ook de ruiten en het open dak gesloten.Als u de toetsBtwee keer achter elkaar indrukt, schakelt u de super-rvergrendeling in: de portieren kunnen dan niet meer van buitenaf en
ook niet van binnenuit geopend worden.
Dit wordt zichtbaar
gemaakt door de richtingaanwijzers, die 2 secondengaan branden en de binnenverlichting, die uitgaat. Ook klappen dan de bui-
tenspiegels in.
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, zal de centrale ver-grendeling niet werken.
•
•
•
Let op dat er bij het sluiten van de ruiten en het open dak met deafstandsbediening geen personen bekneld kunnen raken.
Het is gevaarlijk om de supervergrendeling te gebruiken alser nog iemand in de auto zit. Immers, de portieren kunnen danniet meer van binnenuit (zonder afstandsbediening) geopendworden.
Page 28 of 216
26
II
A
ALARMINSTALLATIE
Het is mogelijk dat uw auto voor-
zien is van een ANTI-INBRAAK-ALARM. Dit systeem biedt:Een inbraakbeveiliging via schakelaars op de open-
gaande delen (portieren,
achterklep, motorkap) en op deelektrische voeding.
Een interieurbeveiliging via
ultrasone sensoren (bewe-gingsmelders in het interieur). U kunt deze uitschakelen viaschakelaar 1.
•
•
Het systeem bestaat onder meer uit een sirene en een lampje in schakelaar 1, dat zichtbaar is van buitenaf en de status van de alarm-
installatie aangeeft:Alarm UIT (sluimerstand uitge-schakeld), lampje uit.
Alarm AAN
(in sluimerstand), lampje knippert langzaam.
Alarm afgegaan (inbraaksig-
naal): het lampje knippert snel als het alarm wordt uitgescha-keld door een druk op de toetsA. Het gaat uit zodra u het con-
tact aanzet.Let op: als er een storing in het systeem is opgetreden, brandt het
controlelampje permanent.
•
•
•
HET ALARM MET BEHULPVAN DE AFSTANDSBEDIENINGUITSCHAKELEN
Ontgrendel de auto door op detoetsA van de afstandsbedieningte drukken. De sluimerstand - en
daarmee het alarm - wordt uitge-schakeld.
HET ALARM MET BEHULP VAN DE SLEUTEL UITSCHAKELEN
Ontgrendel de portieren met desleutel. De sirene van het alarm zal
afgaan. Stap in de auto en zet hetcontact aan: de sirene zal stoppenmet loeien. Als u het contact niet
aanzet, stopt de sirene na onge-
veer 30 seconden.
Page 29 of 216
27
II
AB
ALARMINSTALLATIE
INSCHAKELEN VAN HET ALARM
Controleer eerst of alle portieren, de achterklep en
het schuifdak goed gesloten zijn.
Om het alarm in te schakelen drukt u op de toets Bvan
de afstandsbediening.
De uitwendi
ge beveiliging (perimetrisch) treedt na vijf seconden in werking, de interieurbeveiliging (volume-
trisch) na 45 seconden.
Wanneer het alarm aanstaat, gaat bij een poging tot
inbraak de sirene 30 seconden loeien en knipperen de
richtingaanwijzers.
Hierna keert het alarm opnieuw terug in de sluimer-stand en is het afgaan geregistreerd. De inbraakpoging
wordt gesignaleerd door het snel knipperen van het controlelampje in schakelaar 1, nadat het alarm met de
ontgrendeltoetsAis uitgeschakeld. Het controlelampje gaat uit zodra u het contact aanzet.
Het alarm gaat ook af bij een onderbreking van de elek-
trische voeding. Om de sirene te stoppen drukt u na het herstel van de voeding op ontgrendelknop A.Let op:Wanneer u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarm in te schakelen, moet u de sleutel gebruiken.
Als u de auto vergrendelt terwijl een portier of de
achterklep niet goed gesloten is, zal de auto niet
vergrendeld worden. Het alarm wordt na ongeveer
45 seconden wel in
geschakeld.
Let op:de sirene wordt automatisch uitgeschakeld (bij-voorbeeld om de accu los te nemen) zodra u de auto met behulp van de afstandsbediening ontgrendelt.
•
•
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
Het is mogelijk het alarm te gebruiken met alleen de
uitwendige beveiliging, dus zonder interieurbeveiliging(wanneer u bijvoorbeeld een hond in de auto achter-
laat).
Druk daarvoor binnen één seconde na afzetten van hetcontact op de toets1.
Het controlelampje in de schakelaar 1brandt nu per-
manent. Het gaat knipperen als het alarm is afgegaan.
Activeer het alarm door de auto met behulp van de
afstandsbediening te vergrendelen.
Het is raadzaam de interieurbeveiliging uit te schakelen
als u uw auto wast, om te voorkomen dat het alarm
onbedoeld afgaat.
Automatisch inschakelen (afhankelijk van uit-voering)
Het alarm wordt twee minuten nadat de auto vergren-
deld is, ingeschakeld.
Om nu te voorkomen dat het alarm afgaat bij het ope-nen van een portier of de achterklep, moet u eerst op de
ontgrendeltoets A van de afstandsbediening drukken.A
Page 30 of 216
28
II
STUURSLOT – CONTACT – STA R T MOTOR
NEEM DE SLEUTEL NOOIT UIT HET CONTACT VOORDAT DE AUTO VOLLEDIG STILSTA AT.
ALS DE AUTO RIJDT, MOET U DE MOTOR ALTIJD LATEN DRAAIEN OM DE BEKRACHTIGING VAN DE REMMEN EN HET STUUR TE BEHOUDEN (om te voorkomen dat de stuurinrichting door het stuurslot wordt geblokkeerd en veiligheidsvoorzieningen niet werken).
Hang niet te veel gewicht aan de contactsleutel (geen zware sleutelhanger). U voorkomt hiermee storingen die veroorzaakt worden doordat de sleutel naar beneden wordt getrokken als hij in het contactslot zit.
Beweeg het stuurwiel een beetje als u de sleutel uit het contactslot hebt genomen om de stuurinrichting in het stuurslot te laten vallen.
S: STUURSLOT
Door het stuur iets te bewegen en
tegelijk de sleutel in het contactslot
te draaien, komt het stuurslot vri
j.
Als u het stuur een beetje beweegtnadat de sleutel uit het slot is gehaald,
zal de stuurinrichting geblokkeerd
worden. Alleen in stand Sis hetmogelijk de sleutel uit het slot tehalen.
M: CONTACT AAN
In deze stand is de stuurinrichtingniet langer geblokkeerd (om desleutel in deM-stand te krijgen,kan het nodig zijn het stuurwiel iets
te bewegen terwijl de sleutel wordt
gedraaid).
STARTEN EN STOPPEN VANDE MOTOR
Zie "Starten".
ECO-MODUS
Om het stroomverbruik tot eenminiumum te beperken en daarmeehet ontladen van de accu te voorko-men, zal het elektrisch systeem vanuw auto uiterlijk 30 minuten nadathet contact is uitgezet automatisch
in de eco-modus gaan.
De elektrische uitrustingen voor hetcomfort en de ontsteking van de
koplampverlichting (behalve stad-lichten en alarmverlichting) worden
automatisch uitgeschakeld. Startde motor als u deze voorzieningen
weer in wilt schakelen. A
fhankelijk van de uitvoering van
de auto worden de volgende lamp-jes nu getest:
Als een lampje niet gaat branden,
duidt dit op een storing.
D: STARTEN
Laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen. Gebruik deze stand nooit als de motor draait.
Page 34 of 216
32
II
INSTRUMENTENPANEEL
CONTROLELAMPJES
Uitschakelen passagiers airbag
Zie "Airbags".
Richtingaanwijzer naar
links
Zie "Signalering".
Richtingaanwijzer
naar rechts
Zie "Signalering".
Als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld, knipperen alle richting-aanwijzers.
Parkeerlicht
Zie "Signalering".
Mistlampen (voor)
Zie "Signalering".
Dimlicht
Als het lampje knippert, duidt dat op een storing in de werking van de mee-draaiende koplampen.
Raadpleeg het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Mistlampen (achter)
Zie "Signalering".
Grootlicht
Zie "Signalering".
Controlelampjeautogordel bestuurder
Dit controlelampje herinnert de bestuurder eraan zijn autogor-
del vast te maken. Bij stilstaande
auto blijft dit lampje branden totdat
de gordel is vastgegespt.
Zie "Controlelampje autogordels".
Controlelampje emissieregeling
Als dit lampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, is er een storing in deemissieregeling.
Raadpleeg zo snel mogelijk hetCITROËN-netwerk of een gekwa-pg gj
lifi ceerde werkplaats.
Voorgloeien (dieselmotor)
Raadpleeg de instructies voor het starten van de motor.
Zie "Starten".
Controlelampje minimumbrandstofniveau
Als dit lampje permanent
brandt terwijl de auto zich op een horizontale ondergrond bevindt, zit er nog ongeveer 8 literbrandstof in rde tank.
Afhankelijk van uw rijstijl en de moto-
ruitvoering van uw auto, kunt u hier-
mee nog circa 50 km afl eggen. Tank echter zo snel mogelijk brandstof bij.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt circa 72 liter.
Rijd nooit de brandstoftank helemaal
leeg, aangezien dit kan leiden tot sto-
ringen aan de systemen voor de brand-stofi nspuiting en de emissieregeling.
Page 52 of 216
50
II
SIGNALERING
RICHTINGAANWIJZERS
Naar links: naar beneden.
Naar recht
s: naar boven.
Als u van richting wilt veranderen,duwt u de hendel door de weer-stand heen naar boven of naar
beneden. De richtingaanwijzer
wordt automatisch uitgeschakeldbij het terugdraaien van het stuur.
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe.
Een lichtsi
gnaal geven is ookmogelijk als het contact is afgezet.
Claxon
Druk op het midden van het stuur-
wiel.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Alle richtingaanwijzers knipperen
tegelijk.
Gebruik de alarmkni
pperlichten alleen bij gevaar, bij een nood-
stop of wanneer u in uitzonderlijke omstandigheden rijdt.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
GELUIDSSIGNAAL VERGETEN VERLICHTING
De zoemer is te horen als u nahet afzetten van het contact het
bestuurdersportier opent terwijl de
verlichting nog brandt.
Het geluid stopt bij het sluiten vanhet portier, het uitschakelen van de
verlichting of het weer aanzetten
van het contact.
De zoemer werkt niet bij het auto-matisch inschakelen van de ver-lichting of als de "Follow me home"-
verlichting wordt gebruikt.
AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
ALARMKNIPPERLI
CHTEN
Bij een noodstop gaan de alarm-lichten automatisch knipperen.
De alarmknipperlichten
gaan uit
als u weer gasgeeft of als u op deschakelaar van de alarmknipper-lichten op het dashboard drukt.
Als u met de alarmknipperlichten aan rijdt, kunt u derichtingaanwijzers niet gebruiken.
Page 131 of 216
129
IV
ZEKERINGTABEL
ZEKERINGEN ONDER HET DASHBOARD (KAST C)
NummerStroomsterkteFunctie
F 1––
F 2––
F 35 AAirbags
F 410 ARemsysteem – Actieve motorkap – Snelheidsregelaar/-begrenzer – Binnenspiegel met antiverblinding – Diagnoseaansluiting –Motor voor kantelen multifunctioneel displayyy
F 530 ARuitbediening achterin
F 630 AVerlichting zonneklep – Verlichting dashboardkastje – Plafonniers – Aansteker achterin
F75 ABedieningstoetsen op het stuur – Display – Openen ruiten (Kierstand) – Alarm – Radio
F 820 ACommandes au volant – Affi cheur ñ Ouverture des vitres (Micro descente) ñ Alarme ñ Autoradio
F 930 AAansteker voorin
F 1015 AKofferbakmodule – Aanhangermodule
F1115 AStuurslot
F1215 AControlelampje veiligheidsgordels voorin – Openen ruiten (Kierstand) – Elektrisch bediende stoelen – Parkeerhulp –JBL audiosysteem
F 135 AActieve motorkap – Regen-/lichtsterktesensor – Ruitenwissers vóór – Voeding BSM
F 1415 AZijwaartse trajectcontrole – Airconditioning – Instrumentenpaneel – Head-up display – Airbags – Bluetooth®(Hands free set) – Relais BHIjjjj
F 1530 AElektrische vergrendeling – Kinderbeveiliging
F 16SHUNT–
F1740 AAanjager