CITROEN DS3 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: DS3, Model: CITROEN DS3 2016Pages: 410, PDF Size: 17.09 MB
Page 121 of 410

11 9
DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingetrapt,
-
b
ij het samenvallen van een aantal
hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de elektronisch gestuurde
versnellingsbak de automatische stand
(stand A ) of de handbediende stand
(stand
M) is ingeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto verlaat ter wijl de motor
draait, gebruik dan de handrem en
controleer of het controlelampje van de
handrem op het instrumentenpaneel
blijft branden.Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist gaan
deze controlelampjes branden. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Rijden
Page 122 of 410

DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de
door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid
overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft
het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient
minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te
trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Snelheidsbegrenzer
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A .
1.
K
nop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
T
oets voor het verlagen van de
ingestelde snelheid
3.
T
oets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid
4.
T
oets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
Stuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
S
nelheidsbegrenzer A AN/UIT
6.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
Weergave op het display
Page 123 of 410

121
DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
F
S
tel de snelheid in door op de toets 2 of
3
te drukken (bijv.: 90 km/h).
Programmeren
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:
- + /- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
F
I
nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
F
U
itschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets
4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).
F
W
eer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 .
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 i n de stand "0": de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het
display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 124 of 410

DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder
met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas
te hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig waarbij de ingestelde
snelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en:
-
de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde versnellingsbak,
- de tweede versnelling moet zijn ingeschakeld bij rijden in de handmatige stand bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of automatische
transmissie,
- bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak moet stand A zijn geselecteerd en bij een
automatische transmissie moet stand D zijn
geselecteerd.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van de
dynamische stabiliteitsregeling.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde
snelheid tijdelijk worden overschreden.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde
snelheden gewist. Om weer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los
te laten.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen. De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A.
1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4. Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsregelaar
Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet
de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsregelaar AAN/UIT
6.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
Weergave op het display
Page 125 of 410

123
DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Programmeren
F Draai de knop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).
F
S
tel de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste niveau te
brengen en vervolgens op de toets 2 of 3
te drukken (bijv.: 110 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3 :
-
+
/- 1 km = kort indrukken,
-
+
/- 5 km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
F
U
itschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4 : het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).
F
W
eer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de snelheidsregelaar
F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt geblokkeerd:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
Rijden
Page 126 of 410

DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Parkeerhulp achter
Dit systeem bestaat uit vier
parkeerhulpsensoren die zijn aangebracht in de
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het systeem waarschuwt echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of
gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer
wanneer de auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Het systeem wordt geactiveerd zodra u de
achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
-
gel
uidssignalen die elkaar sneller opvolgen
naarmate de de auto dichter bij het
obstakel komt,
-
e
en grafische weergave (volgens uitvoering)
op het multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen.
Inschakelen
Als de achterzijde van de auto minder dan
30
centimeter van het obstakel ver wijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het
symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt
geschakeld.
Page 127 of 410

125
DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
InstellenStoring
Als er een storing is opgetreden,
zal bij het achteruitrijden dit
waarschuwingslampje gaan branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal (kort piepje) en een melding op
het multifunctionele display.
U kunt het systeem via het configuratiemenu
van het multifunctionele display in- of
uitschakelen. Bij het afzetten van het contact
wordt de status van het systeem opgeslagen.
Raadpleeg, voor meer informatie over de
toegang tot het menu van de parkeerhulp
de rubriek "Configuratie van de auto" of
"Parameters van de auto" die overeenkomt met
het multifunctionele display in uw auto.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door CITROËN goedgekeurde trekhaak
of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw.
Rijden
Page 128 of 410

DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd
wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.
De beelden van de camera worden in kleur
weergegeven op het scherm van het navigatiesysteem.
De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto
zonder de buitenspiegels.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer.
De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct
achter de achterbumper van uw auto weer. Het
geluidssignaal wordt continu hoorbaar als een
obstakel binnen deze ruimte komt.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
Page 129 of 410

127
DS3_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Rijden
Page 130 of 410

DS3_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Zicht