dashboard CITROEN DS3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: DS3, Model: CITROEN DS3 2018Pages: 248, PDF Size: 8.86 MB
Page 79 of 248

77
Plafonnier
A.Plafonnier
B. Kaartleeslampjes
Plafonnier
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk branden:
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier. Permanent uit.
Permanent aan.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
Kaartleeslampjes
F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende
schakelaar.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht
in de auto als deze zich in een donkere omgeving
bevindt.
Inschakelen
In het donker gaat de verlichting van de
voetenruimten en de opbergvakken in het midden
van het dashboard automatisch branden zodra de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
03
Ergonomie en comfort
Page 80 of 248

78
Uitschakelen
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
De sfeerverlichting kan handmatig worden
uitgeschakeld met de dimmer van de verlichting van
het instrumentenpaneel.
F
D
ruk als de verlichting brandt meerdere keren
op de linkerknop van het instrumentenpaneel
om de lichtsterkte van de dashboardverlichting
geleidelijk te verminderen.
F
D
ruk nogmaals op de knop om de lichtsterkte
tot het minimumniveau te beperken en de
sfeerverlichting uit te schakelen.
Instellingen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van de
auto.
Voorzieningen interieur1. Zonneklep.
2. Dashboardkastje met verlichting
3. Portiervak
4. Bovenste opbergvak
5. Onderste opbergvak met antislipmat
6. USB-/Jack-aansluiting
(zie de volgende bladzijden voor meer
informatie)
7. 12 V-accessoireaansluiting
8. Middenarmsteun met opbergruimte
of
Bekerhouder/flessenhouder
9. Opbergvakken
Zonneklep
De zonnekleppen zijn voorzien van een make-
upspiegel met verlichting en een afdekkapje en, aan
bestuurderszijde, van een mogelijkheid voor het
opbergen van pasjes of kaartjes.
F
O
pen als het contact aan is het afdekkapje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
03
Ergonomie en comfort
Page 81 of 248

79
F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen.
De schakelaar A voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde bevindt zich in het
dashboardkastje.
Het bevat ook een afsluitbare ventilatieopening B .
Via deze opening wordt dezelfde lucht als die voor
het interieur aangevoerd.
Middenarmsteun
Opbergvak
F Toegang tot het afgesloten opbergvak: til de handgreep op om het deksel op te tillen.
F
T
oegang tot het open opbergvak onder de
armsteun: klap de armsteun in zijn geheel naar
achteren.
In deze opbergvakken kunt u
draagbare apparatuur
(telefoon, MP3-speler enz.) opbergen die op de
USB-/Jack-aansluiting kan worden aangesloten of
via de 12 V-aansluiting van de middenconsole kan
worden opgeladen.
Jack-aansluiting
Dashboardkastje
Deze aansluiting bevindt zich op de AUX -unit op de
middenconsole.
Hierop kunt u
draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod
®. U kunt de audiobestanden
op de draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van de autoradio.
De muziekbestanden worden beheerd via het
draagbare apparaat.
USB-aansluiting
De USB-aansluiting bevindt zich op de AUX -unit op
de middenconsole.
Hierop kunt u
draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een digitale audiospeler van het type iPod
®
van de 5e generatie of hoger of een USB-stick.
03
Ergonomie en comfort
Page 103 of 248

101
Airbags
Algemeen
De airbags zijn ontworpen om de inzittenden
(uitgezonderd de passagier op de middelste
zitplaats achterin) zo goed mogelijk te beschermen
tegen de gevolgen van een ernstige aanrijding. De
airbags vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers
(uitgezonderd de veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats achterin).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de
auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u
in deze situaties voldoende te
beschermen. De airbags werken alleen als het contact is
ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), worden de
airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend
zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende een
korte periode enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder en
voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding
door de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het
stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard
boven het dashboardkastje.
05
Veiligheid
Page 104 of 248

102
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag
aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A), waarbij de
krachten in de lengterichting van de auto en vanaf
de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden,
worden uitgeoefend.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de borst
en het hoofd van de inzittende voorin en het
dashboard om te verhinderen dat de inzittende naar
voren wordt geslingerd.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
neem dan altijd contact op met
het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
De zijairbags beschermen de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
en verkleinen de kans op letsel.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de
rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij B ,
waarbij de krachten loodrecht op de lengteas van de
auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde
van de auto worden uitgeoefend.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
Dity systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter) te
beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding,
om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en
in de hemelbekleding.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij ( B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto
worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de zijruiten.
Storing
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij het
over de kop slaan gaat de airbag mogelijk
niet af.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale
aanrijding gaat de airbag niet af.
05
Veiligheid
Page 105 of 248

103
Instructies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een maximale
effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en
de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten,
enz.) en bevestig niets in de buurt van de airbags
of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit
kan de inzittende bij het afgaan van de airbag
verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp van
uw auto, vooral niet in de directe omgeving van
de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de
airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen alleen door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen
als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel
leeg, waarbij de warme gassen via de daar voor
bestemde openingen naar buiten stromen. Airbags voor
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat
uw handen niet op het stuur wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen
brandende sigaretten of een pijp brandwonden of
ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in
de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op het
stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor
informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het
dealernetwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding…): dit zou bij het afgaan van de
zijairbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten. Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou
bij het afgaan van de window-airbags kunnen
leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
05
Veiligheid
Page 158 of 248

156
A = MA X
B = MIN
Als u
ziet dat het peil boven het merkteken A of
onder het merkteken B ligt, star t dan de motor
niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken MIN ,
vul dan altijd motorolie bij.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is
aangegeven op de desbetreffende afbeelding van
de motorruimte. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Voeg nooit additieven toe aan de motorolie om een
verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MA X"
te bevinden. Controleer indien dit niet
het geval is of de remblokken van uw
auto zijn versleten.
Aftappen van het systeem
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het koelvloeistofniveau
dient de auto op een horizontale ondergrond te
staan en moet de motor koud zijn.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u
koelvloeistof bijvullen.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer vervolgens
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u
het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of de
m otorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de
door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw
auto en motoruitvoering.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens 1 uur
m et het uitvoeren van werkzaamheden aan het
koelsysteem, omdat het koelsysteem onder druk staat.
07
Praktische informatie
Page 171 of 248

169
Als na 7 minuten de druk niet 2 bar is, is de
b and niet te repareren; neem contact op met
uw dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u
verder te helpen.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt, de
schakelaar in de stand " O".
F
V
erwijder de set en berg hem op.
Rijd met een tijdelijk gerepareerde band niet
meer dan 200
km; neem contact op met uw
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om
de band te vervangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
i nstructievideo's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met
het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen
volgens de onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
Overzicht van het gereedschap
1. Wielsleutel.
Hiermee kunt u
de wieldop ver wijderen en de
wielbouten losdraaien.
2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen
de sierdoppen van de wielbouten worden
verwijderd.
4. Dop voor het verwijderen van slotbouten (in
het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel
de speciale slotbouten (indien aanwezig)
worden verwijderd.
Deze gereedschappen zijn specifiek voor uw
auto en kunnen, afhankelijk van de uitvoering
van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met het dealernetwerk of
een gekwalificeerde werkplaats, om de door de
fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn
2006/42/EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Het gereedschap bevindt zich onder de vloerplaat.
F
O
pen de achterklep.
F
T
il de vloerbekleding van de bagageruimte op
door aan de lus te trekken.
F
V
erwijder het opbergbak van polystyreen.
F
M
aak de houder met het gereedschap los en
haal hem er uit.
08
Storingen verhelpen
Page 182 of 248

180
Interieurverlichting
Plafonnier (1/W5W)
Maak de kap van de plafonnier 1 los met een kleine
schroevendraaier om de defecte gloeilamp te
kunnen bereiken.
Kaartleeslampjes (2/W5W)
Maak de kap van de plafonnier 1 los. Maak het
schot van het desbetreffende kaartleeslampje 2 los
om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.
Bagageruimteverlichting (W5W) Verlichting voetenruimten en
opbergvak middenconsole (W5W)
Trek de verlichtingsunit los om de lamp te kunnen
bereiken.
Verlichting dashboardkastje (W5W)Trek de verlichtingsunit los door van achteren tegen
de voet te drukken.
Trek de verlichtingsunit los om de lamp te kunnen
bereiken.
08
Storingen verhelpen
Page 183 of 248

181
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen en
de reservezekeringhouders bevinden zich aan de
binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in
het dashboard.
Een zekering vervangen
F vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde
kleur); een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen van de
zekering opnieuw voordoet, laat dan het elektrische
systeem controleren door het dealernetwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de onderstaande
zekeringtabellen genoemd, kan tot ernstige
storingen leiden. Raadpleeg het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
F
T
rek het deksel van de zekeringkast los door
aan de zijkant te trekken.
F
V
erwijder het deksel volledig,
F
V
erwijder de tang.
F
O
pen het dashboardkastje.
F
T
rek het deksel van de zekeringkast los door
aan de zijkant te trekken.
F
V
erwijder het deksel volledig,
F
V
erwijder de tang.
Voordat u
een zekering ver vangt, dient u:
F
d
e oorzaak van de storing te achterhalen om
deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te zetten,
F
S
poor de defecte zekering op met behulp van
de zekeringtabellen en de schema's op de
volgende bladzijden.
Voor het vervangen van een zekering:
F
g
ebruik een speciale tang om de zekering uit de
zekeringkast te verwijderen en controleer of het
smeltdraadje van de zekering intact is, Goed
Defect
Ta n g
08
Storingen verhelpen