CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2014Pages: 431, PDF Size: 32.57 MB
Page 221 of 431

219Rijden
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
trapt u het
koppelingspedaal helemaal
in,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand N
en
het rempedaal losgelaten, wanneer u de
selectiehendel in stand A
of M
zet,
●
of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart. Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt,
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, gaat er een lampje
branden of verschijnt er een bericht
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak en hoger dan 11 km/h
bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
- de elektrisch bediende handrem wordt
aangetrokken,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Page 222 of 431

Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Opnieuw inschakelen
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
eerst
knipperen en brandt ver volgens permanent.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
een officiële CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle controlelampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan
er ook een waarschuwingsmelding
worden weergegeven waarin u wordt
gevraagd de selectiehendel in de stand
N
te zetten en het rempedaal in te
trappen.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Page 223 of 431

221Rijden
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren
in de voorbumper wordt de bestuurder
gewaarschuwd als de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger
dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
)
Druk op de knop: het lampje gaat branden.
Het Lane Departure Warning System is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de
zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
- links: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie
Storing
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
- als de sensoren vuil zijn (modder,
sneeuw, ...),
- als de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen.
)
Druk opnieuw op de knop: het lampje
gaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het geval van een storing
gaat dit controlelampje branden
vergezeld van een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 224 of 431

Dode-hoekdetectie
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Inschakelen
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een ver vanging zijn voor de
spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat
er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend
verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; de
bestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.
)
Druk op deze knop: het controlelampje
gaat branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoek van de auto. In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
- direct, wanneer u wordt ingehaald,
- na circa een seconde, wanneer u te traag
een andere auto inhaalt.
Page 225 of 431

223Rijden
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
- nabij stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, veiligheidsrails, lantaarnpalen,
borden...),
- bij tegemoetkomende voertuigen,
- bij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten, Indien een persoon, een fietser of een
voertuig zich in de dode hoek van het voertuig
bevindt, zal er een waarschuwingslamp gaan
branden in de linker- of rechterbuitenspiegel
(afhankelijk van de situatie) onder de volgende
voor waarden:
- alle voertuigen gaan dezelfde kant op,
- de snelheid van uw auto ligt tussen
12 km/h en 140 km/h,
- het verschil in snelheid ten opzichte van
het andere voertuig bedraagt minder dan
10 km/h,
- de verkeersstroom is vloeiend,
- de inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
zich blijft ophouden in de dode hoek,
- u rijdt in een rechte lijn of flauwe bocht,
- uw auto trekt geen aanhanger of caravan...
- bij het inhalen van of ingehaald worden
door een extreem lang voertuig
(vrachtauto, autobus...) die én in de dode
hoek achter wordt gedetecteerd én zich in
het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
- bij snelle inhaalmanoeuvres.
Page 226 of 431

Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; ver volgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dode-hoekdetectie dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
)
Om deze functie uit te schakelen
drukt u nog een keer op de knop: het
controlelampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dode-hoekdetectie wordt
automatisch uitgeschakeld als u een
aanhanger trekt met een door het
CITROËN-netwerk gehomologeeerde
trekhaak.
Page 227 of 431

225Rijden
Snelheden opslaan
Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de snelheidsregelaar.
U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Standaard zijn er al enkele snelheden opgeslagen.
Via uw Autoradio
)
Druk op de toets "MENU"
om naar het
algemene menu te gaan.
)
Selecteer het menu "Persoonlijke
instellingen - Configuratie" en bevestig uw
keuze.
)
Selecteer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.
)
Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestig
uw keuze.
)
Selecteer "Opgeslagen snelheden" en
bevestig uw keuze.
)
Wijzig de snelheid.
)
Selecteer " OK
" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
Via het navigatiesysteem
eMyWay
)
Druk op de toets "MEM"
voor een
overzicht van de opgeslagen snelheden.
To e g a n g
Voer deze handelingen omwille van
de veiligheid alleen uit als de auto
helemaal stilstaat.
)
Druk op de rolknop linksonder op het
stuur wiel om naar het algemene menu te
gaan.
)
Selecteer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.
)
Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestig
uw keuze.
)
Selecteer "Geprogrammeerde snelheden"
en bevestig uw keuze.
)
Wijzig de snelheid.
)
Selecteer " OK
" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
Bij auto's met dit systeem kunt u deze
handelingen alleen doen als de auto
stilstaat.
Selecteren
Selecteren van een snelheid:
)
druk op de toets " +
" of " -
" en houd de toets
even ingedrukt; het systeem stopt bij de
dichtstbijzijnde opgeslagen snelheid,
)
druk nog eens op de toets " +
" of " -
" en
houd de toets ingedrukt om een andere
snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de snelheid
en de status van het systeem
(in-/uitgeschakeld) weergegeven.
Page 228 of 431

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder
ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
Snelheidsbegrenzer
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen, zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen en verantwoord rijden. De functies van de snelheidsbegrenzer worden
bediend met de toetsen op het stuur.
1.
Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid.
3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid.
4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzing.
5.
Toets voor weergave van de opgeslagen
snelheden.
(zie de rubriek "Snelheden opslaan")
Bediening op het stuur
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
6.
Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
7.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
Ingestelde snelheid.
9.
Een eerder opgeslagen snelheid kiezen.
(zie "Snelheden opslaan")
Weergave op het display
Werking
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen
van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar
de ingestelde maximumsnelheid.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.