air condition CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2014Pages: 431, PDF Size: 32.57 MB
Page 5 of 431

MULTIFUNCTIONELE
DISPLAYSCOMFORT TOEGANG TOT
DE AUTOZICHT
64 Monochroom display C
68 Kleurendisplay
70 Boordcomputer 78 Ventilatie
80 Handbediende
airconditioning
82 Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
86 Ontwasemen - Ontdooien
voorruit en zijruiten
87 Achterruitverwarming
88 Voor stoelen
93 Achterbank
94 Stuurwielverstelling
95 Spiegels 100 Sleutel met
afstandsbediening
109 Alarm
112 Portieren
114 Achterklep
115 Elektrisch bedienbare ruiten
117 Brandstoftank
120 Vulpistoolrestrictie (diesel) 124 Lichtschakelaar
125 Dagrijverlichting
128 Automatische verlichting
129 Instapverlichting
130 Koplampen verstellen
131 Meedraaiende koplampen
133 Ruitenwisserschakelaar
13 4 Automatisch wissen
138 Plafonniers
139 Sfeerverlichting
14 0 Verlichting bagageruimte
004004005005002002003003
Page 18 of 431

Dakconsole - Centrale consoles
A.
Binnenspiegel.
B.
Microfoon van audio-/
datacommunicatiesysteem.
C.
Sfeerverlichting.
D.
Urgence-toets / Assistance-toets.
E.
Plafonnier / Kaartleeslampjes.
1.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
2.
Monochroom display en display met
gordel- en passagiersairbaglampje of
kleurendisplay met kaartweergave.
3.
Radio of navigatiesysteem eMyWay.
4.
Schakelaars op centraal bedieningspaneel.
5.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
6.
USB-/JACK-aansluiting en aansteker/
12V- aansluiting.
7.
Versnellingshendel of selectiehendel.
8.
Handbediende of elektrisch bediende
handrem.
9.
Ver wijderbare asbak.
10.
Armleuning vóór.
Page 24 of 431

Aanbevolen instellingen
Automatische airconditioning:
gebruik bij voorkeur een van de drie automatische standen met de toets "AUTO "
.
Vent ilat ie
Gewenste werking
H
andbediende airconditioning
Luchtverdeling
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie
/
toevoer van
buitenlucht
Te m p e r a t u u r
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Page 36 of 431

Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over
naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een elektronische gestuurde
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal
niet bruusk of diep in.
De opschakelindicator geeft aan dat u kunt
overschakelen: schakel over zodra op het
instrumentenpaneel wordt aangegeven dat u
een hogere versnelling kunt inschakelen.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie wordt de opschakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand
weergegeven.
Kies voor een soepele
rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme
wijze de elektrische
voor zieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.
Page 80 of 431

Vent ilat ie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het ver warmingscircuit,
- toevoer via het circuit van de
airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A
van de middenconsole.
Luchtverdeling
1.
Uitstroomopeningen voor het
ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2.
Uitstroomopeningen voor het
ontdooien of ontwasemen van de zijruiten.
3.
Afsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
7.
Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Page 81 of 431

79Comfort
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag. Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
)
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen.
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
)
Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het
thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de
functie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).