airbag CITROEN DS5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS5, Model: CITROEN DS5 2015Pages: 418, PDF Size: 16.35 MB
Page 179 of 418

177
DS5_nl_Chap06_securite-enfants_ed01-2015
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij
een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp
van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje
zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar
kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
he
t kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-
de v
oeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren
en zet de rugleuning ervan, indien nodig,
rechter op.
Adviezen voor kinderzitjes
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in de
rijrichting" voor dat de rugleuning van het
zitje zo dicht mogelijk tegen de rugleuning
van de stoel van de auto aan zit of er zelfs
tegenaan drukt.
Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Kinderen voorin Plaatsen van een
stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger
met rugleuning te gebruiken voorzien
van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
ge
en kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
no
oit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
de s
leutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen
dat de portieren en de portierruiten achter
per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten achter niet
verder dan voor 1/3
d
eel geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen op de passagiersstoel
vóór is per land verschillend. Raadpleeg de
in uw land geldende regelgeving.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Veilig vervoeren van kinderen
Page 191 of 418

189
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Hoogteverstelling vóór
F Knijp, om het bevestigingspunt te vinden,
de knop in en schuif deze in één van de
standen.
Als de wagensnelheid hoger is
dan 20
k
m/h, knippert (knipperen)
het pictogram (de pictogrammen)
gedurende twee minuten in combinatie
met een geluidssignaal. Na deze 2
m
inuten blijft
(blijven) het pictogram (de pictogrammen) branden
zolang de bestuurder of passagier(s) zijn gordel
(hun gordels) niet heeft (hebben) vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt*
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
a chter losgemaakt/niet vastgemaakt, op
het instrumentenpaneel.
2.
Pi
ctogram veiligheidsgordel linksvoor.
3.
Pi
ctogram veiligheidsgordel rechtsvoor.
4.
Pi
ctogram veiligheidsgordel rechtsachter.
5.
Pi
ctogram veiligheidsgordel middenachter.
6.
Pi
ctogram veiligheidsgordel linksachter.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact
gaat het pictogram 1 o p het
instrumentenpaneel en de
pictogrammen 2
e
n/of 3
o
p het
pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels
en passagiersairbag rood branden als de
desbetreffende veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) achter
Bij het aanzetten van het
contact gaan de desbetreffende
pictogrammen 4 , 5
e
n 6
g
edurende
ongeveer 30
se
conden rood branden
als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt.
Bij een snelheid hoger dan ongeveer 20
k
m/h
brandt het desbetreffende
pi
ctogram
4,
5 o
f
6 r
ood, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, als een
achterpassagier zijn veiligheidsgordel heeft
losgemaakt.
* Volgens uitvoering en/of verkoopland.
Veiligheid
Page 192 of 418

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek
"Kinderzitjes".
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
mo
et deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
ma
g deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
ma
g deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
ma
g er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de
werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels
beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een
reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 193 of 418

191
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te
verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren de frontale
en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
-
bi
j een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impa ctzone opzij.
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, met uitzondering
van de airbag aan passagierszijde als deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(
A),
in de lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze
naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Veiligheid
Page 194 of 418

Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
st
eek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde,
F
dr
aai deze in de stand "OFF" ,
F
ve
r wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto brandt dit waarschuwingslampje
hetzij op het instrumentenpaneel, hetzij
op het display voor de waarschuwingslampjes van
de autogordels en de airbag aan passagierszijde, bij
aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer
op
"O
N" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
waarschuwingslampje op het display van de
waarschuwingslampjes van de autogordels
en de airbag aan passagierszijde
gedurende ongeveer 1
m
inuut branden.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van
het instrumentenpaneel, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet
worden geactiveerd.
Page 195 of 418

193
DS5_nl_Chap07_securite_ed01-2015
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impa ctzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
windowairbag niet geactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (
B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto
worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Veiligheid
Page 196 of 418

Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Raadpleeg de rubriek "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
Page 284 of 418

DS5_nl_Chap11b_BTA_ed01-2015
Urgence-oproep of Assistance-oproep
Wanneer de elektronische
eenheid airbags een botsing heeft
gedetecteerd, wordt onafhankelijk van
het eventueel afgaan van de airbags,
automatisch een noodoproep gedaan.
Urgence-oproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene LED-
lampje en een gesproken bericht
bevestigen dat de oproep naar de
helpdesk van "Urgence-oproep met
lokalisering" is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Het groene LED-lampje dooft.
De oproep wordt ook geannuleerd door, op
ieder willekeurig moment, de toets langer dan
8
s
econden in te drukken.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk
van "Urgence-oproep met lokalisering" die
de informatie over de lokalisatie van de auto
ontvangt en een waarschuwing kan zenden
naar de gekwalificeerde hulpdiensten.
In landen waar de helpdesk niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie. *
De
ze diensten zijn afhankelijk van bepaalde
voorwaarden en beschikbaarheid.
Raa
dpleeg het CITROËN-netwerk.Indien u gebruik maakt van de dienst
DS Connect BOX met SOS-pakket,
beschikt u ook over aanvullende
diensten via uw persoonlijke pagina
MyCITROËN op de CITROËN-
internetsite voor uw land. Ga hiervoor
naar www.citroen.com.
Page 380 of 418

DS5_nl_Chap12_index-recherche_ed01-2015
Aanhanger..................................................... 231
Aanhangergewichten ............................ 267
, 272
Aansluiten MirrorLink
.................................... 33
1
Aansluiting 12V
......................................... 82
, 83
Aansteker
........................................................ 83
Ac
cessoires ........................................... 10 0, 235
Accessoirestand
........................................... 10 0
Ac
cu
...............
............................... 224-226, 252
Accu laden
............................................ 2
25, 226
Achterbank
...............................
.................7 7, 7 9
Achterlichten
................................................. 23
4
Achterruitverwarming
............................... 8
0, 95
Achteruitrijcamera
...............................
..........141
Achteruitrijlicht
.............................................. 2
18
AdBlue
® ......................................................... 255
Ad
Blue®-niveau ............................... ..............255
AdBlue®-reservoir ................................. 2 55, 260
Additief AdBlue .............................. .29, 255, 259
Afmetingen
.................................................... 27
7
Afstandsbediening
.............................. 5
2-55, 60
Afstandsbediening, batterij
....................... 59
, 60
Afstandsbediening, batterij vervangen
........... 59
A
fstandsbediening synchroniseren
................ 59
A
irbags
...............
..................................... 31, 191
Airbags vóór
.......................................... 19
1, 19 4
Airconditioning
................................................ 14
A
irconditioning, automatische
.................. 9
0, 91
Airconditioning (handbediend)
....................... 90
A
larmknipperlichten
................................ 8
8, 182
Alarmsysteem
...............................
..................63
Algemeen menu
............................................ 3
52
Allesdragers
...............................
...................233
Allesdragers monteren
................................. 23
3
Antiblokkeersysteem (ABS)
.......................... 18 4
A
ntislipregeling
....................................... 2
7, 1 8 4
Apple
®-speler ............................... .................316
Armleuning ............................... .......................82
Armleuning achter
........................................... 86Ar
mleuning vóór
..............................................
85
A
sbak (uitneembaar)
.......................................
8
2
Audio-aansluitingen
........................ 8
5, 358, 359
Audiokabel
..............................
......................
314
Automatische ruitenwissers
.................. 15
5, 157
Automatische schakeling grootlicht/ dimlicht
.................................................. 20
, 149
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
.................................... 18
2
Automatisch inschakelen verlichting
.... 14
5, 148
Autoradio
...............................
..................
39, 349
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
.......................................... 2
8 8 , 3 51
AUX-aansluiting
...............................
.....
314, 3 59
Aux-ingang
............................................ 3
14, 3 59
Bagageruimte
.................................................. 62
B
agageruimte, indeling
...................................
87
B
agageruimte ontgrendelen
...........................
53
B
agageruimte openen
........................
5
2-54, 62
Banden
................
............................................
14
Banden, noodreparatie
................................. 198
B
andenreparatieset
......................................
19
8
Bandenspanning
............................. 1
4, 199, 278
Bandenspanning, detectie
............................ 11 9
B
andenspanningscontrole (met set)
.............
19
8
Bandenspanning te laag (detectie)
............... 11 9
B
andreparatieset
..............................
............
198
Bekerhouder ................................................... 8 2
Beladen ............... ....................................14, 23 3
Benzinemotor ................................ 2
42, 245, 266
Bestuurdersplaats (instellingen)
..................... 74CD
..............................
...........................
314, 3 5 5
CD-/MP3 -speler
........................... 3
14, 356, 357
Centrale vergrendeling
............................. 53
, 55
C
IT
ROËN
No
odoproep gelocaliseerd
..........
28
2
Claxon ........................................................... 18 3
Cockpit Roof ................................................... 68
C
onfiguratie van de auto ................................39
C
ontact
................
..........................................10 0
Binnenspiegel ................................................. 81
Bla ck panel ...................................................... 38
BlueHDi
...............................
..................118 , 2 5 5
Bluetooth (handsfree set)
............. 33
6, 337, 360
Bluetooth (telefoon)
............................... 33
6, 337
Bluetooth-verbinding
..................... 3
28, 336, 337
Bochtverlichting
............................ 153
, 15 4, 213
Boordcomputer
..............................
...........48, 49
Brake Assist System (BAS)
.......................... 18
4
Brandstof
................................................. 14
, 242
Brandstofaddititiefniveau
.............................. 2
51
Brandstofniveau
...............................
.............2 41
Brandstofniveaumeter
................................... 2 41
B
randstofsysteem ontluchten
....................... 2
47
Brandstoftank
........................................ 24
1, 243
Brandstoftankdop
...............................
...........2 41
Brandstof tanken
...............................
.....241-243
Brandstoftank (inhoud)
................................. 2
41
Brandstoftankklep
................................. 24
1, 243
Brandstoftank leeg (diesel)
........................... 2
47
Brandstofverbruik
........................................... 14
B
uitenspiegels ......................................... 8 0, 126
Buitenspiegels, in- en uitklappen
................... 80
Page 383 of 418

381
DS5_nl_Chap12_index-recherche_ed01-2015
Parkeerhulp achter .......................................13 9
P arkeerhulp vóór ........................................... 14
0
Parkeerlichten
............................... 14 4
, 147, 15 0,
213 -215, 217, 218
Passagiersairbag uitschakelen
.................... 19
1
Plafonniers
...............................
.....................159
Portieren ontgrendelen
................................... 61
P
ortieren openen
...................................... 5
2, 54
Portieren sluiten
...............................
.........53, 55
Portieren vergrendelen
................................... 61
R
adio
...............
.......................310, 311, 314, 353
Radiozender
...............................
............310, 311
RDS
................
............................................... 311
Regelmatig onderhoud
................................... 14
R
egeneratie roetfilter
.................................... 25
3
Reinigen (adviezen)
...................................... 23
4
Rembekrachtigingsysteem
........................... 18 4
R
emblokken
.................................................. 25
4
Remlampje
...................................................... 2
7
Remlichten
...............................
.....................218
Remmen
................
.................................. 2 7, 2 5 4
Remschijven .................................................. 254
Remvloeistofniveau
...................................... 249R
eservewiel
..............................
............
204, 205
Richtingaanwijzers
........ 1
50, 182, 213, 216, 218
Riem
................................................................ 87
R
ijadviezen
.....................................................
98
R
ijstrookcontrolesystemen
...........................
18
4
Risicozones (update)
.................................... 3
01
Roetfilter
...............................
.................
251, 253
Ruitbediening
.................................................. 66
R
uitensproeier achter
...................................
15
6
Ruitensproeiers ............................................. 250
R uitensproeiers vóór..................................... 15 6
Ruitensproeiervloeistofniveau
...................... 25
0
Ruitenwisser achter
...................................... 15
6
Ruitenwisserbladen (vervangen)
......................................... 15
8, 228
Ruitenwissers
.................................. 22
, 155, 157
Ruitenwisserschakelaar
......................... 155
-157
Schakelen automatische versnellingsbak ....11 0
Schakelen elektronisch bediende versnellingsbak
.......................................... 10
9
SCR (Selective Catalytic Reduction)
............ 25
5
SCR-systeem
...............................
...........30, 255
Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak
................................... 11
4 , 2 5 3
Serienummer auto
........................................ 2
78
Sfeerverlichting
...............................
..............160
Sjorogen
................
.......................................... 87
Skiluik
.............................................................. 86
S
lepen van een auto
..................................... 2
29
Sleutel
...............
......................52, 54, 55, 59, 60
Sleutel met afstandsbediening
..................... 10 0
S
neeuwkettingen
...............................
...........212 Tankbeveiliging
.............................................
24
3
Technische gegevens
........... 2
66, 267, 269, 272
Telefoon
...............
.................332, 334, 336-338
Tijd instellen
...............................
...38, 39, 42, 47
TMC (verkeersinformatie)
............................. 3
02
Touchscreen
....................................... 38
, 45, 46
Touchscreen (Menu's)
.................... 4
3, 285, 289
Trekhaak
....................................................... 2
31
Ontwasemen achter
........................................
95
On
twasemen voor
...........................................
95
O
pbergvakken
...............................
......
82, 85 - 87
Opschakelindicator
....................................... 11
8
Snelheidsbegrenzer
..............................
13
1, 13 3
Snelheidsregelaar
................................. 13
1, 13 6
Spaarfase
...............................
.......................
227
Startblokkering, elektronische
................ 60
, 10 0
Starten ........................................................... 225
Starten van de auto.................. 99, 101, 110, 114 Stickers
...............
..........................................
234
Stickerset
..............................
........................
234
Stilzetten van de auto
.............. 9
9, 101, 110, 114
Stoelen verstellen
..................................... 7
2, 73
Stoelverwarming
............................................. 76
S
toelverwarming, schakelaars
.......................
76
St
op & Start
................................
4
9, 92, 95, 121,
224, 241, 244, 252
Streaming audio Bluetooth
...... 3
14, 316, 359, 361
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
............. 24
9
Stuurslot
...............
.........................................
10 0
Stuurverstelling
...............................
................
81
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 81
S
upervergrendeling
........................................
56
Sy
nchroniseren afstandsbediening
................
59
Trefwoordenregister