sensor CITROEN JUMPER 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2016Pages: 308, PDF Size: 11.22 MB
Page 21 of 308

19
jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2015
Storing in de afstandsbediening
Ontgrendel de portieren met de sleutel in het
portierslot: het alarm gaat af.
Zet het contact aan; de identificatie van de
sleutelcode zorgt ervoor dat de sirene stopt.Als de portieren worden vergrendeld
met de sleutel in het portierslot, wordt
het alarm niet ingeschakeld.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen van de
wegsleepbeveiliging*
Druk op deze knop om de
bescherming uit te schakelen
(bijvoorbeeld als de auto met
ingeschakeld alarm wordt
gesleept).
De bescherming blijft ingeschakeld tot de
portieren centraal worden ontgrendeld.
AlARM
Uw auto is afhankelijk van de uitvoering
voorzien van een inbraakalarm.
Dit systeem zorgt voor:
-
een omtrekbeveiliging, dankzij sensoren
op de portieren, deuren en motorkap en
op de elektrische voeding,
-
een wegsleepbeveiliging*.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of de portieren, deuren en
motorkap goed zijn gesloten.
* Volgens motoruitvoering.
gebruiksvoorschrift
Snel uitschakelen van de sirene als deze
per ongeluk is afgegaan:
-
zet het contact aan, de identificatie
van de sleutelcode zorgt ervoor dat de
sirene stopt,
-
druk op de ontgrendelknop (cabine en
sleutel) van de afstandsbediening.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, bijvoorbeeld
om de auto te wassen, vergrendel de auto
dan met de sleutel in het slot.
Bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening wordt de sirene
automatisch uitgeschakeld.
Druk op dit hangslot om het alarm
in te schakelen. De beveiliging
wordt na enkele seconden
ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30
seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug
in de waakfase, maar het systeem
geeft op het moment dat het contact
wordt aangezet aan dat het alarm
is afgegaan door het gedurende
10
seconden branden van het verklikkerlampje
van de elektronische startblokkering.
Het alarm gaat tevens af nadat de elektrische
voeding is onderbroken en weer wordt
aangesloten.
2
Toegang tot de auto
VOORdAT u gAAT RIJden
Page 29 of 308

27
jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2015
Verklikkerlampjestatussignaleert Wat te doen
CDS/ASR knippert.
de werking van het systeem. Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
brandt, in
combinatie
met een
geluidssignaal
en een melding
op het display. een storing in het systeem of in
de Hill Start Assist.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rubriek "Veiligheid - Veilig rijden".
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control.
Roetfilter brandt. de regeneratie van het roetfilter.Het is raadzaam de motor te laten draaien tot het
lampje dooft, om er zeker van te zijn dat de regeneratie
is voltooid.
Rubriek "Onderhoud - Niveaus en controles".
Emissieregeling brandt. een storing in het systeem.Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bandenspanningscontrolesysteem
brandt.een band met een te lage
bandenspanning of een lekke
band. Zet de auto stil en zet het contact af. Verwissel of
repareer het wiel.
brandt in
combinatie met het
verklikkerlampje
Service.
een defecte sensor.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Cockpit
2
VOORdAT U gAAT RIJden
Page 35 of 308

33
jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2015
eMISSIeRegelIng
EOBD (European On Board Diagnosis)
is een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de
auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van:
-
CO (koolmonoxide),
-
HC (koolwaterstof
fen),
-
NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de
samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator.
COnTROleSySTeeM BAndenSPAnnIng
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het controlesysteem van de
bandenspanning is een hulpsysteem;
de bestuurder moet waakzaam blijven. Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning (ook
die van het reservewiel) handmatig te
controleren.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band is een
druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
zodra het een daling van de spanning van
een of meer banden detecteert. De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto die
langer dan 1
uur heeft stilgestaan of na een
traject van maximaal 10
km met gematigde
snelheid). Is dit niet het geval, verhoog dan
de op de sticker vermelde waarden met
0,3
bar.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat vermeld
op de bandenspanningssticker.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden
van dit specifieke verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd raken. Laat
het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zie voor de plaats van deze sticker
de rubriek "Technische gegevens -
Identificatie".
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
Cockpit
2
VOORdAT U gAAT RIJden
Page 36 of 308

34
jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning brandt
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning
van één band wordt geconstateerd, kan
deze band worden herkend aan het
pictogram of, afhankelijk van de uitvoering,
de weergegeven melding.
-
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem
niet plotseling hard af.
-
Zet uw auto stil zodra de
verkeerssituatie dit toelaat.
-
Gebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
-
Bij een te lage bandenspanning:
●
controleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over
een compressor beschikt, bijvoorbeeld
die van de bandenreparatieset,
of
●
rijd als u niet direct de
bandenspanning kunt controleren
voorzichtig naar het dichtstbijzijnde
servicepunt van het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Een lagere bandenspanning is niet
altijd zichtbaar aan een vervorming van
de band.
Beperk u daarom niet alleen tot een visuele
controle.
De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en)
niet op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen. Storing
Als dit verklikkerlampje knippert
en vervolgens permanent brandt
in combinatie met het branden
van het verklikkerlampje Service
en, afhankelijk van de uitvoering, de
weergave van een melding, duidt dit op een
storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven als een of meerdere
wielen niet zijn voorzien van een sensor.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren of monteer na een lekke
band het wiel met de originele velg, dat is
voorzien van een sensor.
Cockpit
Page 48 of 308

46
jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2015
AUTOMATISCHe VeRlICHTIng
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOllOW Me HOMe
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2
minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2
seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen. De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
led-dAgRIJVeRlICHTIng
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Als het contact wordt afgezet, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Stuurkolomschakelaars
Page 50 of 308

48
jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2015
RUITenWISSeRSCHAkelAARConstant wissen met lage snelheid: 2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (volgens uitvoering).
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand: 1 stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk 4
intervallen te
kiezen door aan de ring te draaien:
-
zeer lang interval,
-
lang interval,
-
normaal interval,
-
kort interval.
Automatische ruitenwissers met
regensensor
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch aangepast
aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij het
selecteren van deze stand maken de ruitenwissers
één slag. Als het contact afgezet is geweest, moet
de functie opnieuw worden geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk
de gevoeligheid van de regensensor te verhogen
door aan de ring te draaien.
gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen van de
ruitenwissers of de ruitenwissers vrij kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper staan
om eventuele opeengehoopte sneeuw aan de
onderzijde van de voorruit en op de ruitenwissers te
verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Snel weer op
weg - Ruitenwisserbladen versleten".
U kunt zelf het vloeistofniveau
controleren.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Niveaus en controles".
Constant wissen met hoge snelheid:
3
standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe. Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
Stuurkolomschakelaars
Page 90 of 308

88
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
Menu...druk
op... Submenu...d ruk
op... Selecteer... Bevestig
en stopOm...
1
Geluidssignaal
snelheid
(Speed)ON VerhogenHet geluidssignaal op het moment
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden te activeren/deactiveren
en de snelheid in te stellen.
Verlagen
OFF
2
Sensor
koplampen Verhogen
De gevoeligheid van de
lichtsensor in te stellen (1
tot 3).
Verlagen
3
Activeren
Trip B Activeren
Een tweede traject "Trip B" weer
te geven.
Deactiveren
4
Tijd instellen
(Hour) Uren/minuten
Verhogen
De tijd in te stellen
Verlagen
Weergave
uren 24
De weergave van de uren op het
klokje te selecteren.
12
5
Datum
instellen Jaar/Maand/
Dag Activeren
De datum in te stellen.
Deactiveren
6
Autoclose T
ijdens het
rijden ON
Het automatisch vergrendelen
van de portieren vanaf 20
km/h
te activeren/deactiveren.
OFF
Configuratie van de auto
Page 93 of 308

91
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
Via het submenu "Veiligheid/hulp" kunt u:
-
"Parkview Camera" en vervolgens
"Achteruitrijcamera" selecteren om deze
functie te activeren of deactiveren (On,
Off),
-
"Parkview Camera" en vervolgens
"Vertraging camera" selecteren om het
vasthouden van het beeld gedurende
10
seconden of tot 18 km/h in of uit te
schakelen (On, Off),
-
"Airbag passagierszijde" selecteren om
deze in of uit te schakelen (On, Off).
Via het submenu "Verlichting" kunt u:
-
"Dagrijverlichting" selecteren om deze
functie te activeren of deactiveren (On,
Off),
-
"Lichtsensor" selecteren om de
gevoeligheid ervan in te stellen (1, 2, 3).
Via het submenu "Portieren & vergrendeling"
kunt u:
-
"Autoclose" selecteren om deze functie
te activeren of deactiveren (On, Off).
Via het submenu "Weergave" kunt u:
-
"T
alen" selecteren en een van de eerder
vermelde talen kiezen,
-
"Eenheid" selecteren en de eenheden
voor het brandstofverbruik (l/100
km,
mpg), de afstanden (km, mijlen) en de
temperatuur (°C, °F) instellen,
-
"W
eergave traject B" selecteren om
het traject B van de boordcomputer te
activeren of deactiveren (On, Off).
Via het submenu "Tijd en datum" kunt u:
-
"Inst. tijd en formaat" selecteren om de
uren, minuten en seconden in te stellen
en het formaat (24
uur, 12
uur met am of
pm) te kiezen,
-
"Instellen datum" selecteren om de dag,
de maand en het jaar in te stellen.
Om de tijd handmatig in te stellen moet
"Synchronisatie tijd" zijn gedeactiveerd
(Off).
Configuratie van de auto
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 96 of 308

94
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
PARkee RHU l P ACHT e R M e T gel UI d SSI gn A len
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp achter kan worden
gecombineerd met de achteruitrijcamera.Inschakelen
Schakel de achteruitversnelling in.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Uitschakelen
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een melding op het display.
gebruiksvoorschrift
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven.
Let vooral goed op wanneer u achteruitrijdt
terwijl de achterdeuren zijn geopend.
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Parkeerhulp
Page 112 of 308

11 0
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
AlgeMene InFORMATIe OVeR AIRBAg S
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij een ernstige aanrijding:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
een plotselinge vertraging van de auto:
-
bij een zware aanrijding worden de
airbags onmiddellijk opgeblazen om
de inzittenden van de auto optimaal te
beschermen. Direct na de aanrijding
lopen de airbags snel leeg om het zicht
niet te beperken en ervoor te zorgen
dat de inzittenden de auto ongehinderd
kunnen verlaten, -
bij een lichte aanrijding, bij een aanrijding
van achteren en in bepaalde gevallen als de
auto over de kop slaat, worden de airbags
niet opgeblazen; in deze gevallen biedt de
veiligheidsgordel voldoende bescherming.Airbags voor
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de voorpassagiers in
het dashboard aangebracht. Ze worden bij een
aanrijding beide geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
d
e airbags werken alleen als het
contact aan is.
Het afgaan van de airbag(s) gaat gepaard
met een lichte rookontwikkeling en een knal;
dit wordt veroorzaakt door de activering van
de pyrotechnische lading van het systeem.
Het bij het afgaan van de airbags ontsnappende
gas is onschadelijk, maar kan irriterend zijn voor
mensen die hiervoor gevoelig zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen. Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-
netwerk.
Airbags