alarm CITROEN JUMPER 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2019Pages: 232, PDF Size: 8.27 MB
Page 91 of 232

89
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet
afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur in de
gaten.
F
A
ls dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP, stop dan zo
snel mogelijk en zet de motor af.
Nieuwe auto
Koppel geen aanhanger achter de auto voordat
deze een kilometerstand van ten minste
1000
km heeft.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw
auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
CITROËN-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen, wordt
de parkeerhulp achter hierbij automatisch
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels zijn voorzien van een chip voor de
elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de
motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de
sleutel uit het contact wordt ver wijderd.
Als de sleutel wordt herkend, gaat dit
verklikkerlampje uit, wordt het contact
aangezet en kan de motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het CITROËN-netwerk.
Noteer het sleutelnummer zorgvuldig. Het
CITROËN-netwerk kan dan bij verlies snel
voor een nieuwe sleutel zorgen wanneer u
dit
nummer en de codekaart meebrengt.
Bij het aanzetten van het contact moet de code van
de sleutel worden herkend door de startblokkering.
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische
startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de afstandsbediening
andere apparaten bevinden die in hetzelfde
frequentiegebied werken (mobiele telefoons,
alarmsystemen van gebouwen), kan de
werking van de afstandsbediening tijdelijk
verstoord worden.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contact zit, ook niet als het contact
is afgezet. Dit geldt niet voor het opnieuw
synchroniseren.
6
Rijden
Page 118 of 232

116
Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer
90 liter .
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60
en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
E (Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank en
de motoruitvoering bevat de tank nog ongeveer
10
of 12
liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Vullen
Het tanken dient met afgezette motor te
geschieden.
F
O
pen de brandstofvulklep.
F
H
oud de zwarte dop met één hand vast.
F
S
teek met de andere hand de sleutel in het slot
en draai deze linksom. Een etiket aan de binnenzijde van de tankklep geeft
aan welke brandstof u
moet tanken voor het type
motor in uw auto.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit
meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt kunnen er storingen optreden.
F
V
ergrendel na het tanken de zwarte dop en sluit
de vulklep.
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-
systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel.
F
V
er wijder de zwarte dop van de vulopening en
bevestig hem aan de haak aan de binnenzijde
van de vulklep.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Bij een aanrijding worden de brandstoftoevoer en
de elektrische voeding van de auto automatisch
onderbroken.
Bovendien worden de alarmknipperlichten en de
plafonniers ingeschakeld en worden de portieren
ontgrendeld.
Om brand te voorkomen, dient u voordat u
na een aanrijding de brandstoftoevoer en
elektrische voeding herstelt te controleren of
er geen brandstof lekt en of er geen vonken
zichtbaar zijn.
F Herstel de brandstoftoevoer door op de eerste knop rechtsvoor te drukken.
Praktische informatie
Page 139 of 232

137
Bijzonderheden bij luchtvering
Als uw auto is voorzien van luchtvering, moet u eerst
d e modus voor het opkrikken van de auto activeren. Bij auto's met rechtse besturing bevinden de
betreffende knoppen zich rechts van het stuur wiel.
F
H
oud bij aangezet contact toets 1
en
2
gedurende ten minste 5
seconden tegelijkertijd
ingedrukt.
De lampjes blijven permanent branden.
F
H
oud toets 1
en 2
nogmaals 5
seconden
tegelijkertijd ingedrukt om de modus te
deactiveren.
De lampjes gaan uit en het systeem werkt weer.
De modus wordt automatisch gedeactiveerd bij
overschrijding van een snelheid van ongeveer
5
km/h.
Reservewiel
Parkeren
F Zet de auto stil op een plaats waar het verkeer
niet gehinderd wordt en zorg er voor dat de
auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
F
O
p een hellende of beschadigde ondergrond
moet de auto tegen wegrollen worden beveiligd
(plaats een wielblok achter het wielen).
F
S
chakel bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de eerste versnelling in en
zet ver volgens het contact uit om de wielen te
blokkeren.
F
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
brandt.
F
D
e inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
F
T
rek een reflecterende veiligheidsvest aan en
duid aan dat de auto stilstaat door gebruik te
maken van de hier voor bestemde, wettelijk
verplichte middelen in het land waar u
rijdt
(gevarendriehoek, alarmknipperlichten, enz.).
F
V
oorzie uzelf van het gereedschap. Wanneer uw auto tegen wegrollen beveiligd is, gaat
u
te werk in de onderstaande volgorde:
1- Pak het gereedschap.
2- Pak het reser vewiel.
3- Plaats de krik.
4- Vervang het te repareren wiel.
5- Berg het te repareren wiel op.
1 - Pak het gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in een kist onder de
zitting van de voorpassagiersstoel.
F
D
raai de knop een kwart omwenteling en trek
aan de kist.
F
D
ruk na gebruik van het gereedschap op de
knop en draai deze een kwart omwenteling om
de kist vast te zetten.
8
In geval van pech
Page 152 of 232

150
Zekeringen dashboard
(links)
F Ver wijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te
komen. Zekering
A (Ampère) Functie
12 7, 5Dimlicht rechts
13 7, 5Dimlicht links
31 5Relais elektronische eenheid motorruimte – Relais elektronische eenheid
dashboard (+ sleutel)
32 7, 5Interieurverlichting (+ accu)
33 7, 5Sensor accucontrole Stop & Start-uitvoering (+ accu)
34 7, 5Interieurverlichting Minibus – Alarmknipperlichten
36 10Autoradio – Bediening airconditioning – Inbraakalarm – Tachograaf –
Elektronische eenheid stroomonderbreker – Programmeereenheid
standkachel (+ accu)
37 7, 5Remlichtschakelaar – Derde remlicht – Instrumentenpaneel (+ sleutel)
38 20Centrale portiervergrendeling (+ accu)
42 5Elektronische eenheid en sensor ABS – Sensor ASR – Sensor DSC –
Remlichtschakelaar
43 20Motor ruitenwissers vóór (+ sleutel)
47 20Motor ruitbediening bestuurderszijde
48 20Motor ruitbediening passagierszijde
49 5Elektronische eenheid parkeerhulp – Autoradio – Bediening aan de
stuurkolom – Schakelaarpanelen (centraal en aan de zijkant) – Extra
schakelaarpaneel – Elektronische eenheid stroomonderbreker (+ sleutel)
50 7, 5Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51 5Tachograaf – Elektronische eenheid stuurbekrachtiging –
Airconditioning – Achteruitrijlichten – Sensor water in brandstoffilter –
Luchthoeveelheidsmeter (+ sleutel)
53 7, 5Instrumentenpaneel (+ accu)
89 -Niet gebruikt
90 7, 5Grootlicht links
91 7, 5Grootlicht rechts
92 7, 5Mistlamp links
93 7, 5Mistlamp rechts
In geval van pech
Page 156 of 232

154
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader aan
te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of
h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, aandrijfriemen enz.) bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende motor.
Wacht na het opnieuw aansluiten van de accu en
het aanzetten van het contact 1
minuut voor u
de
auto start, hierdoor kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg, wanneer hierna
toch storingen optreden, het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. De pluspool van de accu A
is bereikbaar via een
klepje aan de zijde van de zekeringkast.
Gebruik voor het aansluiten uitsluitend de
hierboven aangegeven en afgebeelde punten.
Anders bestaat het risico van kortsluiting!
F
S
luit de rode kabel eerst aan op de accupool A
en ver volgens op de (+) pool van de hulpaccu B .
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool
van de hulpaccu B .
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt C van uw auto.
F
S
tel de startmotor in werking en laat de motor
draaien.
F
W
acht tot de motor stationair draait en neem dan
de kabels los.
A. Pluspool van de accu van uw auto B.
Hulpaccu
C. Massapunt van uw auto
Het is raadzaam de minpool (-) van de accu los
te koppelen als uw auto langer dan een maand
buiten gebruik is.
De beschrijving van de laadprocedure van de
accu dient slechts ter informatie.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is geweest,
moeten de volgende functies geïnitialiseerd worden:
-
d
e display-parameters (datum, tijd, taal,
afstands- en temperatuureenheden),
-
radiozenders,
-
c
entrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de auto
zijn gewist, het CITROËN-netwerk om deze opnieuw
in te stellen.
Als uw auto is uitgerust met een tachograaf of een
alarm, adviseren wij u
de minpool van de accu los
te koppelen als u
de auto langer dan 5
dagen niet
gebruikt (de accu bevindt zich links onder de vloer in
het interieur).
In geval van pech
Page 225 of 232

185
Aanhanger ............................................................ 88-89
Aanhangergewichten .............................................. 15
7
Aansteker
................................................................... 58
ABS
.......................................................................
68-69
Accessoires
................................................................ 67
Accu
........................................................... 91, 129, 153
Actieradius AdBlue
® .................................................. 21
Ad
Blue® ............................................................ 13 2-13 3
Afmetingen ............................................................... 162
Afstandsbediening
.............................................. 30, 89
Airbags
....................................................................... 78
Airbags vóór
................................................... 75 -76, 79
Airconditioning (automatisch)
............................44, 50
Airconditioning (handbediend)
..........................43, 50
Airconditioning, extra
........................................... 4
6 - 47
Alarmknipperlichten
................................................... 68
A
larmsysteem
............................................................ 35
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
.........................12, 68 - 69
Antispinregeling (ASR)
........................................ 6
8 -70
Armleuning vóór ......................................................... 38
ASR
.......................................................................
68-69
Audiokabel
............................................................... 7, 4
Audiosysteem
.............................................................. 1
Audio-telematicasysteem met touchscreen
..............1
Autogegevens
............................................................ 14
Automatische ruitenwissers
...................................... 65
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
................3, 2
AUX-aansluiting
....................................................... 7, 4
AUX-aansluitingen
............................................... 52-55 Elektrische ruitbediening
...........................................36
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
...............68-69
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
.........68-69
ESP
.......................................................................68-69
Extra verwarming
................................................ 4
6 - 47
Datum instellen
..........................................................
28
Detectie te lage bandenspanning
....................
11 0 -111
Dieselfilter
........................................................
126, 131
Dieselmotor
............................................. 1
18, 126, 158
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
....
5
Dimlicht
.......................................................................
61
Display instrumentenpaneel .................................
7, 92
DSC/ASR ...................................................................69
Gereedschap
....................................................137-142
Gesproken commando's
............................16 -24, 6 -14
Gewichten
................................................................ 15
7
Gordelspanners (pyrotechnisch)
..............................74
Grootlicht
............................................................. 16
, 61
CD
........................................................................\
.........7
CD MP3
........................................................................\
7
Claxon
........................................................................\
.68
Cockpit
........................................................................\
.. 4
C
onfiguratie van de auto
....................................2
2, 27
Controles
.......................................................... 1
2 9 -131
Controlelampjes
.......................................................8-9
DAB (Digital Audio Broadcasting) – Digitale radio
....5
Dagrijverlichting
.........................................................62
Dashboard
....................................................................4
Dashboardkastje
..................................................52-55
Dashboardverlichting (dimmer)
..................................8
Bijvullen AdBlue
® .....................................................
13 2
BlueHDi
.............................................................. 21, 132
Bluetooth (handsfree set)
................................ 12-13, 5
Bluetooth (telefoon)
......................................... 12-13, 5
Boordcomputer
.......................................................... 28
B
oordgereedschap
........................................... 137-142
Brandstof
.................................................................. 11 8
Brandstofniveaumeter
.......................................20, 116
Brandstoftank
........................................................... 11 6
Brandstof tanken
.............................................. 11 6 , 11 8
Brandstofvulklep
..................................................... 11 6
Buitenlandse reizen
................................................... 61
Buitenspiegels ............................................................ 42
BAS
.......................................................................68-69
Bandenspanning te laag (detectie)
.................. 11
0 -111A
E
G
C
D
B
.
Trefwoordenregister