air conditioning CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2021Pages: 324, PDF Size: 10.5 MB
Page 4 of 324
2
Inhoudsopgave
■
OverzichtOverzicht 4
Stickers 6
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 10
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 12
Meters 18
Kilometerteller en dagteller 24
Dimmer dashboardverlichting 25
Boordcomputer 25
Touchscreen 27
Op afstand bedienbare functies
(elektrische auto)
28
Datum en tijd instellen 29
2 ToegangElektronische sleutel met afstandsbediening en
ingebouwde fysieke sleutel 31
Ontgrendelen/Volledige of selectieve
ontgrendeling
33
Noodprocedures 38
Centrale vergrendeling 40
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en) 42
Algemene aanbevelingen voor de schuifdeuren 44
Handsfree-functie schuifdeur(en) 46
Achterdeuren 48
Achterklep 49
Ruit van de achterklep 49
Alarm 49
Elektrische ruitbediening 51
3Ergonomie en comfortJuiste zitpositie 53
Voorstoelen 53
Tweezitsbank vóór 55
Stuurwielverstelling 57
Spiegels 57
Moduwork 58
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot
de stoelen en banken
62
Vaste eendelige bank 63
Vaste stoel en bank achter 64
Achterstoel en -bank op rails 67
Achterstoel(en) op rails 69
Dubbele cabine, vast 72
Dubbele cabine, neerklapbaar 73
Voorzieningen in het interieur 74
Inrichting laadruimte 78
Voorzieningen passagierscompartiment achter 79
Panoramadak 81
Wegklapbare schuiftafel 81
Verwarming en ventilatie 85
Verwarming 86
Handbediende airconditioning 86
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
87
Ontwasemen - ontdooien voorruit 89
Achterruit- en buitenspiegelverwarming -
ontdooien
90
Verwarming - airconditioning achter 90
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 91
Voorverwarming/voorkoeling airco (Elektrisch) 93
Plafonnier(s) 94
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 96
Richtingaanwijzers 97
Verlichting overdag / Parkeerlichten 98
Automatisch inschakelen koplampen 98
Follow me home- en instapverlichting 98
Statische bochtverlichting 99
Grootlichtassistent 99
Hoogteafstelling van de koplampen 101
Sfeerverlichting interieur 101
Ruitenwisserschakelaar 101
Automatische stand ruitenwissers 102
Ruitenwisserbladen vervangen 104
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 105
Alarmknipperlichten 105
Noodoproep of pechhulpoproep 106
Claxon 108
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 108
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 108
Advanced Grip Control 111
Veiligheidsgordels 11 2
Airbags 11 5
Kinderzitjes 11 8
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
121
ISOFIX- en i-Size-kinderzitjes 128
Mechanische kinderbeveiliging 144
Elektrisch kinderslot 145
Kinderslot van de ruitbediening achter 145
6RijdenRijadviezen 146
Starten/afzetten van de motor 148
Handbediende parkeerrem 152
Elektrische parkeerrem 152
Hill Start Assist 155
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 156
Schakelindicator 156
Automatische transmissie 157
Keuzeschakelaar 160
Rijmodi (elektrisch) 162
Page 6 of 324
4
Overzicht
Presentatie
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen
dienen slechts als voorbeeld. De
aanwezigheid en de locatie van bepaalde
componenten variëren afhankelijk van de
uitvoering, het uitrustingsniveau en het land
van verkoop.
1. Dashboardkastje
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
2. 12V-aansluitingen (120
W)
3. USB-aansluiting
4. AUX-aansluiting
5. Instrumentenpaneel
6. Opbergruimte
Beker-/blikhouder
7. Opbergruimte
8. Bovenste opbergruimte
9. 220V-aansluiting (150 W)
10. Claxon
11 . Plafonnière
Paneel met waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
Binnenspiegel
Bewakingsspiegel
Toetsen voor noodoproep en
pechhulpoproep
12.Verwarming / airconditioning
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
Achterruitverwarming
13. Toets "START/STOP"
14. Versnellingspook of keuzeschakelaar
Selectie van de rijstand
15. Monochroom display in combinatie met
audiosysteem
Touchscreen met CITROËN Connect Radio
of CITROËN Connect Nav
16. Ontgrendeling motorkap
17. Zekeringen dashboard
18. Head-up display
19. Elektrische parkeerrem
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
zijn de opbergvakken wel of niet voorzien
van een klep. Deze configuratie wordt als
voorbeeld weergegeven.
Stuurkolomschakelaars
1. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Bediening audiosysteem
4. Bediening snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
5. Rolknop voor het selecteren van de
weergavemodus van het instrumentenpaneel
6. Bediening spraaksynthese
Volume
7. Bediening audiosysteem
Middelste rij schakelaars
Page 7 of 324
5
Overzicht
Stuurkolomschakelaars
1.Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Bediening audiosysteem
4. Bediening snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
5. Rolknop voor het selecteren van de
weergavemodus van het instrumentenpaneel
6. Bediening spraaksynthese
Volume
7. Bediening audiosysteem
Middelste rij schakelaars
1. Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
2. Elektrisch bediende schuifdeur links
3. Elektrisch kinderslot
4. Elektrisch bediende schuifdeur rechts
5. Selectie cabine/laadruimte
6. Alarmknipperlichten
7. DSC/ASR-systeem
8. Bandenspanningscontrolesysteem
9. Stop & Start (diesel)
Rij schakelaars aan de zijkant
1. Advanced Grip Control
2. Head-up display
3. Parkeerhulp
4. Extra verwarmings-/ventilatiesysteem
5. Alarm
6. Hoogteverstelling van de koplampen
7. Lane Departure Warning System
8. Dodehoekbewakingssysteem
9. Grootlichtassistent
Elektromotor
1.Laadaansluiting
2. Tractiebatterij
3. 12V-accu
4. Geïntegreerde lader
5. Elektromotor
6. Laadkabel
Via laadaansluiting
1
kan de auto op 3 manieren
worden opgeladen:
–
Opladen via een normaal stopcontact en de
bijbehorende laadkabel 6
(Mode 2).
–
V
ersneld opladen via een lader voor versneld
laden (wallbox) (Mode 3).
–
Snelladen via een openbaar snellaadpunt
(Mode 4).
De tractiebatterij van 400
V
2
is een lithium-
ionbatterij. Deze slaat energie op die voor
de elektromotor, de airconditioning en de
verwarming wordt gebruikt. Het laadniveau
Page 10 of 324
8
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het
energieverbruik van zijn auto (brandstof en/of
elektriciteit) en de CO
2-uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak/
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het
beste de automatische modus gebruiken. Trap
het gaspedaal niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
te kiezen die het best geschikt is voor de
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op
het instrumentenpaneel zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Op deze manier verlaagt u het
energieverbruik en de CO
2-emissies, en neemt
het algemene geluidsniveau van het verkeer af.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u
de snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in het interieur hoog is opgelopen, open dan
alle ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het interieur (zoals het zonnescherm van het
schuif-/kanteldak en de zonneschermen van de
zijruiten).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn,
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en/of mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder
zeer winterse omstandigheden: bij temperaturen
lager dan -23 °C) na het starten niet stationair
draaien. De auto warmt onder het rijden veel
sneller op.
Sluit als passagier zo weinig mogelijk
multimedia-apparaten (voor bijvoorbeeld films,
muziek of spelletjes) aan om het energieverbruik
te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
van uw auto (onder meer door dakdragers,
imperiaal, fietsendrager en aanhanger). Gebruik
bij voorkeur een dakkoffer voor het vervoer van
bagage op het dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen, enz.). Houd u aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de hoeveelheid stikstofoxide tot
wettelijke niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000
km stabiliseert.
Optimaliseren van de actieradius
(elektrische auto)
Het elektriciteitsverbruik van de auto hangt
grotendeels af van de route, de rijsnelheid en
uw rijstijl.
Probeer in het gebied " ECO" op de
vermogensmeter te blijven door gelijkmatig te
rijden en de snelheid niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op
tijd en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel
mogelijk op de motor af om energie terug te
winnen. De vermogensmeter zal dan in het
gebied CHARGE staan.
Page 20 of 324
18
Instrumentenpaneel
Groene verklikkerlampjes
Automatische ruitenwissers
Brandt permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
GrootlichtassistentPermanent.
De functie is via het
configuratiemenu van de auto ingeschakeld.
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Stop & StartBrandt permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk.
De STOP-stand is momenteel niet
beschikbaar of de START-stand wordt
automatisch geactiveerd.
Auto is klaar om te rijden (elektrisch)Brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal als het gaat branden.
De auto is klaar om te rijden en de verwarmings-
en airconditioningsfuncties zijn beschikbaar.
Het lampje gaat uit wanneer er een snelheid van
ongeveer 5 km/h is bereikt en gaat weer branden
als de auto tot stilstand komt.
Het lampje gaat uit als u de motor afzet en uit de
auto stapt.
DodehoekbewakingPermanent.
De functie is geactiveerd.
Waarschuwing verlaten rijstrookKnippert in combinatie met een
geluidssignaal.
Er wordt een rijstrookmarkering aan de
rechterzijde (of linkerzijde) overschreden.
Stuur de andere kant op om de auto weer op de
juiste koers te brengen.
RichtingaanwijzersKnippert, met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenBrandt permanent.
De verlichting brandt.
DimlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Mistlampen vóórBrandt permanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op het rempedaal
Brandt permanent.
Rempedaal niet of onvoldoende stevig
ingetrapt.
De keuzeschakelaar uit stand P halen bij
uitvoeringen met automatische transmissie bij draaiende motor en vóór het uitschakelen van de
parkeerrem.
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
–
de kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de vorige
verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan
door het teken “-”.
–
een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Page 25 of 324
23
Instrumentenpaneel
1Vermogensmeter
(elektrisch)
CHARGE
Tractiebatterij laadt op tijdens het vaart minderen
en remmen.
ECO
Beperkt energieverbruik en optimale actieradius.
POWER
Energieverbruik door de aandrijflijn tijdens het
accelereren
NEUTRAAL
Als het contact is aangezet, verbruikt of
genereert de elektrische aandrijflijn van de auto
geen energie: nadat de naald van de meter is
uitgeslagen, gaat deze terug naar de neutrale
stand.
Wanneer bij afgezet contact het
bestuurdersportier wordt geopend, wordt
de meter geactiveerd en gaat deze naar de
neutrale positie.
Laadniveaumeter
(elektrisch)
De laadtoestand van de tractiebatterij en
de resterende actieradius worden continu
weergegeven als de auto is gestart.
Als het contact is afgezet, wordt de meter bij het openen van het bestuurdersportier
geactiveerd.
Bijbehorende waarschuwingslampjes
De bestuurder wordt door middel van twee
opeenvolgende waarschuwingen gewaarschuwd
voor een laag energieniveau:
1e waarschuwing: reserve
0 %
100
De tractiebatterij is bijna leeg.
Led brandt permanent, met de naald
in het rode gebied, in combinatie met een
geluidssignaal.
►
Bekijk de resterende actieradius op het
instrumentenpaneel.
►
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
2e waarschuwing: kritiek
De laadtoestand van de tractiebatterij is
kritiek.
Brandt permanent, in combinatie met de led voor
de reservehoeveelheid en een geluidssignaal.
►
De tractiebatterij moet direct worden
opgeladen.
De resterende actieradius wordt niet
meer berekend. Het vermogen van de
aandrijflijn neemt geleidelijk af.
De verwarming en airconditioning worden
uitgeschakeld (ook als de naald die
het verbruik ervan aangeeft niet in de
zone
"ECO" staat).
Page 26 of 324
24
Instrumentenpaneel
► Druk bij aangezet contact op de toets totdat
de dagteller op 0 staat.
Dimmer
dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met toetsen
Druk terwijl de verlichting brandt op toets A om
de verlichting feller te laten branden of op toets
B om de verlichting te dimmen.
Laat de toets los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Verbruiksmeter thermische
comfortfuncties (elektrisch)
De meter toont het verbruik van de elektrische
energie van de tractiebatterij door de
voorzieningen voor het thermische comfort in het
interieur.
De betreffende voorzieningen zijn de
verwarmings- en airconditioningssystemen.
Deze systemen kunnen worden gebruikt:
–
Als de auto niet wordt opgeladen, wanneer het
lampje READY
brandt.
–
Als de auto wordt opgeladen, wanneer het
contact is aangezet (stand "Lounge").
W
anneer de ECO -modus is geselecteerd,
worden de prestaties van bepaalde
uitrustingselementen beperkt. De naald
van de verbruiksmeter van de thermische
comfortfuncties gaat dan naar de zone " ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of
koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale
stand van de verwarming of airconditioning
selecteren.
Bij overmatig gebruik van de thermische
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden,
kan de actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien
nodig af wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet
is gebruikt, kunt u een bepaalde geur
ruiken gedurende de eerste minuten dat de
verwarming weer is ingeschakeld.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de
auto sinds de eerste registratie aan.
Dagteller (diesel)
Deze geeft het aantal gereden kilometers weer
sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
Op 0 zetten van de dagteller
Page 82 of 324
80
Ergonomie en comfort
Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn
gesloten of in een van de standen zijn vastgezet.
► Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het kinderslot van de
zijruiten achter.
Zonneschermen voor de
zijruiten
De zonneschermen voor de zijruiten van de 2e
zitrij beschermen het interieur tegen de zon.
► Maak aan beide zijden van het dak
(bovenaan) de sierkapjes los.
Onderste bevestigingspunten (achter
de 1e zitrij)
Als uw auto is uitgerust met eendelige banken of
vaste stoelen en banken:
► Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen op
de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken
of individuele stoelen op rails
:
► Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen op
de vloer en draai deze een kwart omwenteling
om ze te vergrendelen (zoals hierboven
afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van
de rail.
Onderste bevestigingspunten (achter
de 2e zitrij)
► Gebruik de sjorogen.
Plaatsen van het net
Maak de bovenste afdekkapjes los en zet de
onderste bevestigingspunten vast (zoals eerder
beschreven).
►
Klap de stoelen en banken op de 2e en 3e
zitrij (volgens uitvoering) neer (in de tafelstand).
►
Sluit de ventilatieroosters van de
airconditioning en de verwarming achter
(volgens uitrusting).
►
Rol het bagagenet voor hoge belading uit.
►
Bevestig de haken aan de bovenzijde van het
net in de daarvoor bestemde bevestigingspunten
in het dak (eerst de ene en vervolgens de
andere zijde).
►
T
rek de riemen er volledig uit.
►
Bevestig het net aan de onderste
bevestigingspunten aan beide zijden achter de
1e zitrij of aan de sjorogen aan beide zijden
achter de 2e zitrij.
►
Span het net met behulp van de riemen.
►
Controleer of het net goed is bevestigd en
gespannen.
Gebruik nooit de ISOFIX-ring die is
bedoeld voor de bevestiging van de riem
van een kinderzitje met Top Tether.
Zijruiten van de 2e zitrij
De zijruiten van de 2e zitrij (afhankelijk van de
uitvoering) kunnen worden geopend.
Page 87 of 324
85
Ergonomie en comfort
3
Wanneer u de tafel of een afzonderlijke
stoel naar voren of achteren wilt
verplaatsen, zorg er dan voor dat de
rugleuning van de stoel rechtop staat en de
tafel is ingeklapt.
Wanneer u de tafelbladen opbergt, dan
mag u nooit uw hand in het schuifgebied
steken, want dan kunnen uw vingers klem
komen te zitten. Gebruik de betreffende
hendel.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor
.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
Page 88 of 324
86
Ergonomie en comfort
– in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
– in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
1. Temperatuur.
► Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten. Gascapaciteit 0,5
kg (+/- 0,025 kg), GWP-index 1430 (CO
2 -equivalent: 0,715 t).
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur
te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
► Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
► Draai de rolknop 1 van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
► Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:
–
de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten,
–
de voetenruimten,
–
de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
–
de voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
–
het middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
–
de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om: