ESP CITROEN NEMO 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: NEMO, Model: CITROEN NEMO 2013Pages: 180, PDF Size: 5.02 MB
Page 121 of 180

11
9
5
VEILIGHEI
D
Veiligheidsgordels
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
alle passagiers op de juiste manier gebruik
maken van hun veiligheidsgordel.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt
gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de gordel goed
is opgerold en de gordelsluiting zich op de
juiste plaats bevindt. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam
van de inzittenden getrokken wordt. De
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers
werken alleen als het contact is aangezet.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding of een noodstop.
Als de gordelspanners
zijn geactiveerd, licht het
verklikkerlampje airbag op.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
De gordelspanners van de autogordels
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordelspanners
gaat gepaard met lichte onschadelijke
rookvorming en een geluid als gevolg van
het activeren van de pyrotechnische lading
in het systeem. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel
mag door niet meer dan één persoon
gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in de rubriek 5 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
werkplaats waarvan het personeel over
de noodzakelijke kennis beschikt en die is
voorzien van de geschikte apparatuur. Het
CITROËN-netwerk voldoet aan deze eisen.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats:
de gordels mogen geen slijtagesporen
en scheuren vertonen en er mogen geen
wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Page 134 of 180

132
Trekken van een aanhanger
Bij zeer zware gebruiksomstandigheden (het
trekken van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge temperatuur),
kan de airconditioning automatisch worden
uitgeschakeld om de prestaties van de
motor weer te verhogen.
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Banden:
controleer de bandenspanning
van de auto (zie rubriek 7 het gedeelte
"Identificatie") en de aanhanger en breng
deze indien nodig op de juiste waarde.
Remmen:
het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug en rem
geleidelijk.
Zijwind:
de zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met matige
snelheid.
ABS:
dit systeem werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter:
bij het gebruik
van een originele CITROËN-trekhaak
wordt de parkeerhulp achter automatisch
uitgeschakeld (zie in rubriek 3 het gedeelte
"Parkeerhulp achter").
Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van
een originele trekhaak van CITROËN
en bijbehorende kabelset, die tijdens de
ontwikkeling van uw auto uitgebreid zijn
getest, en deze te laten monteren door een
servicepunt van het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de trekhaak buiten het
CITROËN-netwerk wordt gemonteerd, dient
dit volgens de aanwijzingen van de fabrikant
te worden uitgevoerd met behulp van de
daarvoor bestemde elektrische aansluitingen
aan de achterzijde van de auto.
De sensoren van de parkeerhulp achter
worden bij het aankoppelen van een
aanhanger automatisch uitgeschakeld.
Als de stekker van de aanhanger uit de
stekkerdoos op de auto wordt gehaald,
treden de sensoren van de parkeerhulp
achter weer in werking.
Verdeling gewicht
Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig met de zwaarste
voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as
en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men
op grotere hoogte boven de zeespiegel
komt. Trek boven de 1000 m 10% van het
maximum aanhangergewicht af en herhaal
dit voor elke volgende 1000 m. Raadpleeg
het hoofdstuk "Technische gegevens" voor
de gewichten en aanhangergewichten die
voor uw auto van toepassing zijn. Zie ook
de documenten van uw auto en caravan/
aanhanger (kentekenbewijs...).
Page 144 of 180

142
Wiel verwisselen
- Als het niet lukt om binnen 5 minuten
de
bandenspanning op 1,5 bar
te brengen:
●
maak de compressor los van het ventiel
en haal de stekker uit de
12V-accessoireaansluiting,
●
rijd met de auto ongeveer 10 meter
vooruit om de vloeistof over de
binnenzijde van de band te verdelen,
●
en probeer de band opnieuw op de
aangegeven spanning te brengen.
- Als het niet lukt om binnen 10 minuten
de bandenspanning op 1,8 bar
te
brengen:
●
stop met de reparatieprocedure, de band
is te zwaar beschadigd om gerepareerd
te kunnen worden,
●
raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
- Ga nadat de band op een spanning van
3 bar
is gebracht direct rijden.
Zet nadat u ongeveer 10 minuten hebt
gereden de auto op een veilige plaats stil en
controleer nogmaals de bandenspanning.
Breng de band indien nodig weer op de
juiste spanning en raadpleeg zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vertel de technicus altijd dat u de band
met de noodreparatieset hebt gerepareerd
en overhandig hem de gebruiksaanwijzing
ervan.
Controleren en corrigeren van de
bandenspanning
Om de bandenspanning te controleren en
corrigeren, gebruikt u de compressor als
volgt:
- haal de slang I
los,
- sluit de slang rechtstreeks aan op het
ventiel van de band,
de spuitbus wordt op die manier zodanig
op de compressor aangesloten, dat het
afdichtmiddel niet wordt ingespoten.
Vervangen van de reparatiespuitbus
Haal de slang I
los.
Draai de lege spuitbus linksom en beweeg
hem omhoog.
Breng de nieuwe spuitbus aan en draai deze
rechtsom vast.
Sluit de slangen I
en B
aan.
De reparatiespuitbus bevat
ethyleenglycol, dat giftig is bij inwendig
gebruik en irriterend is voor de ogen.
Houd het product buiten bereik van
kinderen.
Gooi een spuitbus na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het CITROËN-netwerk of
een officieel inzamelpunt. Als de bandenspanning verlaagd moet
worden:
- sluit de slang I
aan op het ventiel van de
band,
- druk op de gele toets in het midden van
de schakelaar F
van de compressor.