ESP FIAT 124 SPIDER 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2020, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2020Pages: 244, PDF Size: 5.25 MB
Page 168 of 244

OPMERKING Controleer de correcte
bandenspanning op het label dat op het
frame van het bestuurdersportier is
aangebracht.
OPMERKING Laat de luchtcompressor
continu niet langer dan circa
10 minuten werken omdat door
langdurig gebruik een storing kan
worden veroorzaakt.
OPMERKING De band kan niet
gerepareerd worden als de
bandenspanning niet stijgt. De band
kan te veel beschadigd zijn als de
gespecificeerde bandenspanning niet
binnen 10 minuten wordt bereikt. In dit
geval heeft het gebruik van de
bandenreparatiekit niet het gewenste
resultaat behaald. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.Draai de schroefdop op de
luchtcompressor los en laat een beetje
lucht ontsnappen als de band te veel is
opgepompt;
schakel de luchtcompressor uit, draai
de mof van de opblaasslang naar links
en verwijder de opblaasslang van het
ventiel van de band als de band tot de
gespecificeerde bandenspanning is
opgeblazen;
breng het ventieldopje van de band
aan;
berg de bandenreparatiekit in de
achterbak op;
ga onmiddellijk rijden zodat het
afdichtmiddel zich over de band kan
verspreiden.
BELANGRIJK Rijd voorzichtig op een
snelheid van 80 km/h of lager. Het
voertuig kan gaan trillen als het rijdt op
een snelheid van 80 km/h of hoger.
Het waarschuwingslampjegaat
branden als de band niet juist is
opgepompt.
sluit de luchtcompressor weer op de
band aan, nadat u ongeveer
10 minuten of 5 km met het voertuig
gereden heeft, en controleer de
bandenspanning met de
bandenspanningmeter op de
luchtcompressor. Als de
bandenspanning lager dan de
gespecificeerde bandenspanning is,schakel de luchtcompressor in en
wacht tot de gespecificeerde
bandenspanning is bereikt;
de noodreparatie van de lekke band
is correct afgerond als de
bandenspanning niet afneemt. Rijd
voorzichtig met het voertuig naar het
dichtstbijzijnde Fiat Servicenetwerk en
laat de lekke band vervangen. Het
wordt aanbevolen om de band door
een nieuwe band te laten vervangen.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de band
gerepareerd of opnieuw gebruikt moet
worden.
BELANGRIJK Schakel de
luchtcompressor uit, alvorens de
bandenspanning met de
bandenspanningmeter te controleren.
OPMERKINGFCA raadt aan om de band zo
spoedig mogelijk door een nieuwe band
te laten vervangen als een band in geval
van nood met de bandenreparatiekit is
gerepareerd. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als de band
gerepareerd of opnieuw gebruikt moet
worden.
Het wiel kan weer gebruikt worden
als het aanhechtende afdichtmiddel is
verwijderd. Vervang het ventiel echter
door een nieuw exemplaar.
13808020202-124-001
166
IN GEVAL VAN NOOD
Page 176 of 244

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
INLEIDING
Pas op dat u zichzelf niet verwondt bij
de inspectie van uw voertuig, het
vervangen van een band of het plegen
van onderhoud, zoals de auto wassen.
Draag in het algemeen dikke
werkhandschoenen, bijvoorbeeld van
katoen, bij het aanraken van delen die
tijdens de inspectie van of het werken
aan het voertuig moeilijk te zien zijn.
Door inspecties of werkzaamheden met
de blote handen uit te voeren, kunt u
verwondingen oplopen.
We raden u ten zeerste aan om bij
twijfel over een te volgen procedure het
werk te laten uitvoeren door een
betrouwbare, gekwalificeerde garage,
bij voorkeur het Fiat Servicenetwerk.
Uw voertuig is het beste gediend met
door de fabriek opgeleide
FCA-monteurs en originele
FCA-onderdelen. Alleen deskundige
ondersteuning en specifiek voor uw
voertuig gemaakte originele onderdelen
staan garant voor adequaat, volledig en
toereikend onderhoud, zodat u zich
onnodige problemen bespaart. Een
ondeskundige uitvoering van
werkzaamheden kan leiden tot schade
aan uw voertuig, ongevallen en letsel.Neem voor gedegen advies en
hoogwaardige service contact op met
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
De eigenaar dient de documentatie te
bewaren waarmee kan worden
aangetoond dat het onderhoud correct
en volgens de voorschriften is
uitgevoerd.
Aanspraak op de garantie is niet
mogelijk als het defect te wijten is aan
gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten of het
Servicenetwerk.
De diagnosestekker voor storingen is
exclusief ontworpen voor aansluiting op
het speciaal voor boorddiagnostiek
ontworpen apparaat. Sluit geen andere
apparaten aan dan speciaal ontworpen
diagnoseapparaten voor storingen.
Indien een ander apparaat dan het
diagnoseapparaat voor storingen wordt
aangesloten, kan dit van invloed zijn op
de elektrische apparaten of tot
beschadiging leiden, zoals een lege
accu.
Aanspraken op de garantie worden niet
gehonoreerd als het defect te wijten is
aan gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Geprogrammeerd onderhoud
OPMERKING Blijf na de
voorgeschreven periode hetbeschreven onderhoud uitvoeren
volgens de aanbevolen intervallen.
Emissieregel- en gerelateerde
systemen
Het ontstekingssysteem en het
brandstofsysteem zijn uiterst belangrijk
voor het emissieregelsysteem en voor
een efficiënte werking van de motor.
Probeer er dus zelf niets aan te
veranderen.
Alle inspecties en aanpassingen
moeten door een expert worden
uitgevoerd, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
VOORZORGSMAAT-
BIJ ONDERHOUD DOOR
EIGENAAR
197) 198) 199)
38)
Routine-onderhoud
We bevelen u ten zeerste aan deze
controles dagelijks of in elk geval
wekelijks uit te voeren:
Motorolieniveau
Niveau motorkoelvloeistof
Peil rem- en koppelingvloeistof
Niveau ruitensproeiervloeistof
Accuonderhoud
Bandenspanning
174
ONDERHOUD EN ZORG
REGELEN
Page 177 of 244

Bij verkeerd of onvolledig onderhoud
kunnen problemen ontstaan. De
aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben
alleen betrekking op eenvoudig uit te
voeren controles en onderhoud.
Zoals is uitgelegd in de paragraaf
“Inleiding”, zijn er diverse procedures
die alleen met speciaal gereedschap
kunnen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Verkeerd doe-het-zelf onderhoud
tijdens de garantieperiode kan gevolgen
hebben voor de garantie. Zie voor
nadere bijzonderheden de aparte
garantieverklaring die met het voertuig
wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over
een service- of onderhoudsprocedure
de werkzaamheden uitvoeren door een
expert, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
De verwijdering van afgewerkte olie en
afvalvloeistoffen is onderworpen aan
strenge wettelijke milieuvoorschriften.
Zorg daarom voor een correcte
verwijdering van uw afval, met
inachtneming van het milieu.
We bevelen u aan het verversen van
oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te
laten uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van voorruit.
Elke 3.000 kmcontroleren en
eventueel bijvullen: motoroliepeil.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
175
Page 187 of 244

213)Laat de remmen inspecteren als het
koppeling-/remvloeistofpeil laag is. Een
laag koppeling-/remvloeistofpeil is
gevaarlijk. Een laag koppeling-/
remvloeistofpeil kan duiden op slijtage van
de remvoering of een lek in het
remsysteem waardoor de remmen kunnen
haperen en een ongeval kan worden
veroorzaakt.
214)Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het
gebruik van antivries als
ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.
Wanneer antivries op de voorruit gespoten
wordt, zal de voorruit bevuild raken
waardoor uw zicht afneemt en een ongeval
kan worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
39)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken.
40)Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
41)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
42)Vermijd dat remvloeistof, die uiterst
corrosief is, in contact komt met gelakte
zones. Spoel bij contact onmiddellijk af met
water.43)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische accessoires kan ernstige
schade aan het voertuig veroorzaken. Als
na aanschaf van de auto-accessoires (bijv.
alarmsysteem, mobiele telefoon enz.)
gemonteerd moeten worden, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk,
dat de meest geschikte apparaten weet
aan te raden en vooral kan beoordelen of
een accu met een grotere capaciteit nodig
is.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het wordt geadviseerd wordt naar
een werkplaats van het Fiat Servicenetwerk
te gaan om de olie en het oliefilter te laten
vervangen.
5)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
215) 216)
PROCEDURE VOOR HET
OPLADEN VAN DE ACCU
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
verwijder de doppen voordat u de
accu oplaadt;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem weer aan op de
accu.
BELANGRIJK Schakel alle accessoires
uit en stop de motor, alvorens de accu
op te laden.
BELANGRIJK Controleer of de kabels
van de elektrische installatie correct zijn
aangesloten op de accu, d.w.z. de
pluskabel (+) op de plusklem en de
minkabel (-) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (-), en zijn
weergegeven op het deksel van de
accu. De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
185
Page 188 of 244

klemmen bevestigd worden. Als een
"snellader" wordt gebruikt terwijl de
accu in het voertuig is gemonteerd,
moeten eerst de beide kabels van de
accu losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
BELANGRIJK Na het opnieuw
aansluiten van de accu de
leerprocedure met het tandwiel
uitvoeren zoals beschreven in paragraaf
“Accu-onderhoud” in dit hoofdstuk.
BELANGRIJK
215)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd de aanraking met de huid en de
ogen. Het opladen van de accu moet
worden uitgevoerd in een goed
geventileerde ruimte, ver van open vuur en
mogelijke bronnen van vonken om brand-
en ontploffingsgevaar te vermijden.
216)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden of de cellen niet beschadigd zijn en
of de behuizing geen scheuren vertoont,
waardoor de giftige en corrosieve vloeistof
kan weglekken.
WIELEN EN BANDEN
VEILIGHEIDSINFORMATIE
217) 218) 219)
44) 45)
Controleer voor een lange reis en
ongeveer elke twee weken de spanning
van de banden en van het reservewiel,
indien aanwezig. Controleer de
bandenspanning wanneer de banden
koud zijn.
Het is normaal dat door het opwarmen
van de banden de spanning tijdens het
rijden toeneemt. Zie voor de correcte
bandenspanning de paragraaf “Wielen
en gegevens banden” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 209 of 244

207
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(indien aanwezig)
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder
extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de
laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u zich, als u een andere auto gaat
aanschaffen, tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze
bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte
auto’s met respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
Page 223 of 244

INSTELLINGEN
OPMERKING: Afhankelijk van de
kwaliteit en specificatie, kan het
schermdisplay afwijken.
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven. Gebruik
het tabblad en selecteer de instelling
van het onderdeel dat u wilt wijzigen.
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
"Display": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Sound": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Klok": "Tijd aanpassen", "GPS
Sync", "Tijdformat", "Tijd zone
geselecteerd", "Zomertijd";
“Voertuig”: Regensensor
ruitenwisser/Deurvergrendeling/Andere;
“Apparat.”: selecteerBluetooth®
of "Network Management";
“Systeem”: "Tooltips", "Taal",
"Temperatuur", "Afstand",
"Muziekdatabase updaten",
"Fabrieksreset", "Systeem informatie
(overeenkomsten en rechten)",
"Systeem informatie (Versie-informatie)"
AUX / USB / iPod
Door een in de handel verkrijgbare
draagbaar audioapparaat op de
AUX-aansluiting aan te sluiten kan de
audio via de luidsprekers van het
voertuig worden weergegeven.
Daarvoor is een in de handel
verkrijgbare stereo minikabel zonder
impedantie (3,5 Ø) nodig.
Bovendien kan het audiosysteem van
het voertuig audio weergeven door een
iPod of USB-apparaat op de
USB-poort fig. 163 (1= USB-poorten/
2= hulpaansluiting) aan te sluiten.
Aansluiten op de USB-poort /
AUX-aansluiting
Een apparaat aansluiten: verwijder
het klepje als de AUX-aansluiting of de
USB-poort door een klepje wordt
afgesloten. Sluit de connector van het
apparaat aan op de USB-poort.Aansluiten met een
verbindingskabel: verwijder het klepje
als de AUX-aansluiting of de USB-poort
door een klepje wordt afgesloten. Sluit
de stekker van het apparaat/de
verbindingskabel aan op de
AUX-aansluiting/USB-poort
De AUX-modus gebruiken
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven. Schakel
over naar de AUX-modus doorAUXte
selecteren.
Gegevens die afgespeeld kunnen
worden: MP3/WMA/AAC/OGG-
bestand.
OPMERKING De AUX-modus wordt
niet ingeschakeld als geen apparaat op
de AUX-aansluiting is aangesloten.
OPMERKING Regel het geluidsvolume
op het draagbare audio-apparaat, met
de bedieningsschakelaar of met de
audioregelschakelaar. Het geluid kan
ook worden geregeld met behulp van
de volume-instelling van het
audio-apparaat.
OPMERKING Het is mogelijk dat u
geluid hoort wanneer de stekker uit de
AUX-aansluiting wordt gehaald terwijl
de AUX-modus is ingeschakeld.
16306020700-122-001
221
Page 225 of 244

Andere apparaten aansluiten
Ga als volgt te werk:
selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven;
selecteer de tabApparat.en
vervolgens
Bluetooth®
. Schakel de
Bluetooth®
-instelling aan en selecteer
de naam van het apparaat dat u wilt
verbinden;
Selectie telefoon en audiosluit de
beide apparaten als handsfree en
Bluetooth®
-audio aan.Selectie
alleen telefoonsluit een apparaat
alleen als hand-free aan.Selectie
alleen audiosluit een apparaat als
Bluetooth®
-audio aan.
Een nummer bellen
Oproepen kunnen gemaakt worden op
een van de volgende zes manieren:
Telefoonboek gedownload van het
Bluetooth®
-apparaat (mobiele
telefoon) (spraakherkenningsfunctie kan
worden gebruikt);
Favorieten;
Oproepregistratie;
Een telefoonnummer kiezen
(spraakherkenningsfunctie kan worden
gebruikt);
“Opnieuw kiezen” -
spraakherkenningsopdracht om het
laatste uitgaande gesprek dat is
vastgelegd opnieuw te kiezen;
“Terugbellen” -
spraakherkenningsopdracht om het
laatste inkomende gesprek dat is
vastgelegd opnieuw te kiezen.
Door de naam van het contact in het
gedownloade telefoonboek of de naam
van een persoon wiens nummer in de
Bluetooth®
-handsfree is opgeslagen
uit te spreken, kan een nummer worden
gebeld.
Ga als volgt te werk:
druk op de spreekknop;
wacht op de pieptoon;
zeg: "Bel XXXXX... (bijv. “John”)
Mobiel” (u kunt ook zeggen, “Thuis”,
“Werk” of “Anders” in plaats van
“Mobiel”, afhankelijk van hoe uw
contactinformatie is ingesteld);
volg de spraakassistentie om een
oproep te doen of druk gewoon op de
antwoordknop op het stuur tijdens of
na de assistentie om een oproep te
doen.
Een contact importeren
(gedownload telefoonboek)
De gegevens van het telefoonboek van
uw apparaat (mobiele telefoon) kan via
Bluetooth®
naar uwBluetooth®
-
handsfree telefoonboek worden
gezonden en erin worden opgeslagen.
Automatisch downloaden:de
instelling "Autom. download
contactpersonen" moet zijn aangezet.Als handsfree met het apparaat is
verbonden, wordt het telefoonboek
automatisch gedownload.
Handmatig downloaden: als "Autom.
download contactpersonen" niet is
aangezet, kan het telefoonboek met de
volgende procedure worden
gedownload:
selecteer de icoonop het
startscherm om het scherm
"Communicatie" weer te geven;
selecteerContactpersonenom de
lijst met contacten weer te geven;
selecteerContactpersonen
Bewerken;
selecteerAlle Contactpersonen
ImporterenofGeselecteerde
Contact Importerenom de werking
van het apparaat te bepalen. Selecteer
DownloadalsAlle Contactpersonen
Importerenis geselecteerd. Het
downloaden van de mobiele telefoon
wordt gestart.
OPMERKING In het telefoonboek
kunnen maximaal 1000 contacten
worden opgeslagen.
Een inkomend gesprek ontvangen
Het informatiescherm dat een
inkomend gesprek aangeeft wordt
weergegeven. De instelling
"Binnenkomende gespreksinformatie"
moet zijn aangezet.
223
Page 226 of 244

Accepteer het gesprekdoor op de
audioregelschakelaar op het stuurwiel
te drukken of selecteerBeantwoorden
op het scherm.Negeer het gesprek
door op de verbreekknop op het
stuurwiel te drukken of selecteer
Negerenop het scherm.
NAVIGATIE
SD-KAART
Om het navigatiesysteem te gebruiken,
moet de SD-kaart met de
kaartgegevens in het SD-kaartsleuf 1
fig. 164 worden gestoken.
Zet de schuif aan de zijkant van de
SD-kaart nooit in de stand LOCK
(VERGRENDELD), als u de SD-kaart
erin steekt. Als de schuif op LOCK is
gezet, kan de SD-kaart niet worden
gelezen en werkt het navigatiesysteem
niet.Deze SD-kaart is alleen geldig voor
gebruik in één voertuig. Gebruik de
SD-kaart nooit in een ander voertuig.
Als de SD-kaart eerst in een voertuig
wordt gebruikt en dan in een ander
voertuig, kan het navigatiesysteem voor
beide voertuigen onbruikbaar worden.
OPMERKING Voor updates van
navigatiekaarten bezoek de website
http://124spiderinfotainment.nl of neem
contact op met een Fiat
Servicenetwerk.
NAVIGATIEMENU
Selecteer
en open het
navigatiemenu.
U beschikt over de volgende opties
fig. 165:
/Open/sluiten. Opent en
sluit de UMP (menubalk). De UMP
(menubalk) wordt onderaan op het
scherm weergegeven.
Voegt een bestemming toe.
Selecteer uw bestemming door een
adres of een POI (plaats van interesse),
een plaats op de kaart of een van uw
favoriete bestemmingen in te voeren. U
kunt ook uw recente bestemmingen in
de smart-geschiedenis bekijken door
de coördinaten in te voeren. Als een
internetverbinding beschikbaar is, kunt
u met lokaal zoeken uw bestemming
verder vinden.
iGeeft het scherm met
verkeersinformatie weer en waarop de
GPS-ontvangst kan worden ingesteld
en geverifieerd.
Annuleert de waypoint/route.
Vind plaatsen in de buurt.U
kunt naar POI's (plaatsen van interesse)
in de buurt van de positie van het
voertuig zoeken.
Geeft de parameters van de
route en de volledige lengte van de
route op de kaart weer. U kunt ook
handelingen verbonden aan de route
verrichten, zoals het bewerken of
annuleren van de route, alternatieve
routes vinden, delen van de route
vermijden, de navigatie simuleren of de
bestemming aan uw Favorieten
toevoegen.
2D/3DWijzigt de weergave.De
weergave van de kaart kan worden
gewijzigd (2D met Noord boven/2D
vooruit/3D).
16406020777-177-077
16511000001-121-112
224
MULTIMEDIA
Page 227 of 244

Schakelt over naar het scherm
"Instellingen" waarop u de instellingen
van de navigatie kunt wijzigen.
OPMERKING Afhankelijk van de landen
en regio's zijn bepaalde functies niet
beschikbaar.
NAVIGEREN OP DE KAART
De gegevensvelden fig. 166 verschillen
wanneer u een actieve route navigeert
en wanneer u geen bestemming heeft
gespecificeerd (de donkerrode lijn wordt
niet weergegeven).
48: toont de snelheidslimiet van de
actuele weg als de kaart deze weg
bevat.
2,0km/8:31: geeft de afstand van de
route die u nog moet afleggen om uw
eindbestemming te bereiken en de
geschatte aankomsttijd op de
eindbestemming van de route.OPMERKING Afhankelijk van de landen
en regio's zijn bepaalde functies niet
beschikbaar.
VOORWERPEN OP DE KAART
Straten en wegen: het
navigatiesysteem toont de wegen in
verschillende breedtes en kleuren,
zodat ze gemakkelijk kunnen worden
herkend. Een snelweg wordt breder en
met een andere kleur dan een smalle
straat weergegeven.
Instructie volgende afslag en
Volgende straat: tijdens het navigeren
van een route zal aan de bovenkant van
het scherm informatie over de volgende
manoeuvre, straat of plaats worden
weergegeven. In een deel links
bovenaan op het scherm wordt de
volgende handeling weergegeven.
Geeft het type evenement (zoals
afslaan, omrijden, een snelweg verlaten)
en de afstand vanaf de actuele positie
weer.
Rijstrookinformatie en
Wegwijzers: tijdens het navigeren over
wegen met meerdere rijstroken is het
belangrijk dat de juiste rijstrook gekozen
wordt om de aanbevolen route te
volgen. Als de rijstrookinformatie in de
kaartgegevens aanwezig is, zal het
navigatiesysteem de rijstroken en hun
richtingen met kleine pijlen onderaan op
de kaart aangeven. De gemarkeerde
pijlen geven de rijstroken en de richting
die u moet kiezen.
Kruispuntweergave: als u de afrit
van een snelweg of een ingewikkelde
kruising nadert en de benodigde
informatie beschikbaar is, zal de kaart
door een 3D-weergave van het
kruispunt worden vervangen.
Afrit snelweg services: tijdens uw
reis kunt u een tankstation of een
restaurant nodig hebben. Deze functie
toont een nieuwe knop op de kaart
wanneer u op een snelweg rijdt. Druk
op deze Open-knop om een paneel
met informatie over de volgende afritten
of tankstations te openen.
Elementen van de actieve route:
het navigatiesysteem toont de route op
de volgende manier.
16611000001-121-111
225