FIAT 124 SPIDER 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2021Pages: 244, PDF Size: 5.25 MB
Page 11 of 244

SLEUTELS
SLEUTELS
1)
Er staat een codenummer op het
plaatje van de sleutelset; maak dit
plaatje los en bewaar dit op een veilige
plek (niet in het voertuig) voor
raadpleging bij het maken van een
vervangende sleutel (extra sleutel).
Noteer tevens het codenummer en
bewaar dit op een afzonderlijke veilige
plek, niet in het voertuig.
Als u uw sleutel (extra sleutel) fig. 2 bent
verloren, raadpleegt u het Fiat
Servicenetwerk en houd u uw
codenummer bij de hand(1 = extra
sleutel/2=zender/3=plaatje met
codenummer van sleutel).
BELANGRIJK Zorg voor een
reservesleutel voor het geval u uw
sleutel verliest. Neem bij een verloren
sleutel zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK De bestuurder moet de
sleutel bij zich dragen zodat alle
systeemfuncties goed werken.
KEYLESS
INVOERSYSTEEM
Dit systeem maakt gebruik van de
sleutelknoppen om de portieren,
achterklep en tankdop op afstand te
vergrendelen en ontgrendelen en opent
de achterklep.
Via het systeem kan de motor worden
gestart zonder dat de sleutel uit uw
sleuteldrager of zak hoeft te worden
gehaald.
Opmerking
De werking van het keyless
invoersysteem kan variëren door lokale
omstandigheden.
Het keyless invoersysteem is volledig
operationeel (portier/achterklep/
tankdop vergrendelen/ontgrendelen) als
het contact is uitgeschakeld. Het
systeem werkt niet als het contact op
een andere stand staat dan UIT.
Als de sleutel niet werkt bij het
indrukken van een knop of als het
werkingsbereik te klein wordt, kan de
batterij leeg zijn.
De levensduur van de batterij is
ongeveer een jaar. Vervang de batterij
als het waarschuwingslampje (groen)
knippert op het
instrumentenpaneel. Het wordt
aanbevolen de batterij eenmaal per jaar
te vervangen aangezien het
waarschuwingslampje/indicatielampje
wellicht niet gaat branden of knipperen
als de batterij leegraakt.
Aanvullende sleutels zijn te verkrijgen
via het Fiat Servicenetwerk. Per voertuig
kunnen maximaal 6 sleutels met
keyless-functies worden gebruikt.
Breng alle sleutels mee naar het Fiat
Servicenetwerk als u aanvullende
sleutels nodig heeft.
ZENDAPPARATUUR
ToetsenVergrendeltoets: druk op de toets
om de deuren, de achterklep en de
tankdop te vergrendelen. De
waarschuwingslichten knipperen
eenmaal. De deuren, de achterklep en
de tankdop kunnen niet worden
vergrendeld met de vergrendeltoets als
een van de portieren geopend is. De
waarschuwingslichten knipperen dan
niet.
Ontgrendeltoets: druk op de toets
om de deuren en de achterklep te
ontgrendelen. De waarschuwingslichten
knipperen tweemaal.
9
204010100-361-002
Page 12 of 244

Achterkleptoets: houd de toets
ingedrukt totdat de achterklep
opengaat.
VERTRAAGDE
SLEUTELFUNCTIE
Als een sleutel in het voertuig wordt
achtergelaten, worden de functies van
de sleutel in het voertuig tijdelijk
onderbroken om diefstal van het
voertuig te voorkomen.
Druk op de ontgrendeltoets op sleutel
met onderbroken functies om de
functies te herstellen.
VERVANGING BATTERIJ
SLEUTEL
2)
1) 2) 3) 4) 5)
1)
De knoppen op de zender zijn
inoperabel en de werkingslampje
knippert niet, de batterij kan leeg zijn.
Vervang de batterij door een nieuwe
batterij (type CR2025) voordat de
zender onbruikbaar wordt.
De volgende condities geven aan dat
de batterij bijna leeg is:
indicatielampje (groen)knippert
in het instrumentenpaneel gedurende
ongeveer 30 seconden nadat de motor
is uitgezet;
het systeem werkt niet en het
werkingslampje op de zender knippert
niet als knoppen worden ingedrukt;
het werkingsbereik van het systeem
is kleiner geworden.
OPMERKING Het wordt aanbevolen de
batterij te laten vervangen door een
dealer van het Fiat Servicenetwerk om
schade aan de sleutel te voorkomen.
Als u zelf de batterij vervangt, volgt u
onderstaande instructie.
BELANGRIJK
1)Laat de sleutel niet achter in uw voertuig
als er kinderen aanwezig zijn en bewaar de
sleutel op een plek buiten het bereik van
kinderen; het is gevaarlijk de sleutel in uw
voertuig achter te laten als er kinderen
aanwezig zijn. Dit kan ertoe leiden dat een
kind ernstig letsel oploopt of zelfs overlijdt.
Kinderen kunnen sleutels zien als
interessant speelgoed en de elektrische
ruiten laten bewegen, of andere functies
activeren, en zelfs het voertuig laten rijden.
2)Er bestaat explosiegevaar als de batterij
niet goed is geplaatst.
BELANGRIJK
1)De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de sleutel
aan sterke schokken wordt blootgesteld.
Om een correcte werking van de inwendige
elektronische componenten te garanderen,
mag de sleutel nooit aan direct zonlicht
blootgesteld worden.
2)Zorg ervoor dat de batterij correct is
geïnstalleerd. De batterij kan gaan lekken
als deze niet goed is aangebracht.
3)Let er bij het vervangen van de batterij
op dat u het interne circuit en de elektrische
polen niet aanraakt of buigt en dat er geen
vuil in de zender komt aangezien de zender
dan kan beschadigen.
4)Werp gebruikte batterijen weg in
overeenstemming met de volgende
instructies: isoleert de minpolen van de
batterij met cellofaan of gelijksoortige tape.
Ontmantel een batterij nooit. Werp een
batterij nooit in vuur of water. Vervorm of
plet een batterij nooit.
5)Vervang de batterij door een batterij van
een zelfde type (CR2025 of gelijksoortig).
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal
zorgen.
10
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 13 of 244

CONTACTSLOT
STANDEN STARTKNOP
Het systeem werkt alleen als de sleutel
zich binnen het werkingsbereik bevindt.
Elke keer dat de startknop fig. 3 wordt
ingedrukt, schakelt het contact van OFF
(UIT), naar ACC en naar ON (AAN).
Door nogmaals op de startknop te
drukken vanuit ON (AAN), schakelt het
contact uit.
Opmerking
De motor start door de startknop in
te drukken terwijl het koppelingspedaal
(handmatige versnelling) of het
rempedaal (automatische versnelling)
wordt ingedrukt. Om de stand van het
contact te schakelen, drukt u op de
startknop zonder het pedaal in te
drukken.
Laat het contact niet op ON (AAN)
staan terwijl de motor niet loopt. Dit kan
leiden tot een lege accu. Als het
contact op ACC blijft staan (voor
automatische versnelling staat de
selectiehendel op P en het contact op
ACC), schakelt het contact na ongeveer
25 minuten automatisch uit.
UIT
3)
De stroom naar de elektrische
instrumenten schakelt uit en het
indicatielampje (oranje) van de
startknop gaat tevens uit. In deze stand
wordt het stuurwiel vergrendeld.
Vergrendeld stuurwiel
Als het indicatielampje (groen) van de
startknop knippert en de pieptoon
hoorbaar is, geeft dit aan dat het
stuurwiel niet is ontgrendeld. Om het
stuurwiel te ontgrendelen drukt u op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar
links en rechts draait.
ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
werken niet en het indicatielampje
(oranje) gaat branden. In deze stand is
het stuurwiel ontgrendeld. Het keyless
invoersysteem functioneert niet als de
startknop is ingedrukt naar ACC; de
portieren vergrendelen/ontgrendelen
niet, zelfs niet als ze handmatig zijn
afgesloten.AAN
Dit is de normale stand nadat de motor
is gestart. Het indicatielampje (oranje)
schakelt uit (het oranje indicatielampje
gaat branden als het contact op ON
staat en de motor niet loopt).
DE MOTOR STARTEN
4)
Ga als volgt te werk:
controleer of u de sleutel bij u draagt;
laat inzittenden hun veiligheidsgordel
vastmaken;
controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld. Blijf het rempedaal stevig
indrukken totdat de motor volledig is
gestart;
handmatige versnellingsbak: blijf
het rempedaal stevig indrukken totdat
de motor volledig is gestart.
Automatische versnellingsbak:
plaats het voertuig in parkeren (P). Als u
de motor opnieuw moet starten terwijl u
rijdt, schakelt u naar neutraal (N);
controleer of het indicatielampje
(groen)
op het instrumentenpaneel
fig. 4 en het indicatielampje van de
startknop (groen) branden;
305010101-L12-001
11
druk op de startknop nadat zowel
het indicatielampje (groen)
op het
instrumentenpaneel als het
indicatielampje van de startknop (groen)
branden;
laat de motor na het starten
10 seconden stationair draaien.
Page 14 of 244

Handmatige versnellingsbak:de
startmotor werkt niet als het
koppelingspedaal niet ver genoeg is
ingedrukt.
Automatische versnellingsbak:de
startmotor werkt niet als de
selectiehendel niet in P of N staat en als
het rempedaal niet ver genoeg is
ingedrukt.
BELANGRIJK Als het
waarschuwingslampje (rood)
brandt, of als het indicatielampje
van de startknop (oranje) knippert, kan
dit duiden op een probleem met het
motorstartssysteem en is het wellicht
niet mogelijk de motor te starten of het
contact op ACC of AAN te zetten.
Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Onder volgende omstandigheden
knippert het waarschuwingslampje
(rood)
nadat de startknop is
ingedrukt om de bestuurder te
informeren dat de startknop niet op
ACC kan worden gezet, zelfs niet vanuit
de uitgeschakelde stand:
de accu is leeg;
de sleutel bevindt zich buiten het
werkingsgebied;
de sleutel bevindt zich op een plek
waar het systeem het signaal niet kan
detecteren;
er bevindt zich binnen het
werkingsgebied een gelijksoortige
sleutel van een andere fabrikant;
geforceerde startmethode motor:
als het waarschuwingslampje (rood)
brandt, of het indicatielampje
(oranje) van de startknop knippert, kan
dit aangeven dat de motor niet start via
de gebruikelijke startmethode. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk. Als dit optreedt, kan de
motor geforceerd worden gestart. Houd
de startknop ingedrukt totdat de motor
start. Overige procedures voor het
starten van de motor, zoals nabijheid
van de sleutel en het indrukken van de
koppeling (handmatige versnelling) of
het rempedaal (automatische
versnelling) zijn vereist;
als de motor geforceerd wordt
gestart, blijft het waarschuwingslampje
(rood) branden en het
indicatielampje (oranje) van de
startknop knipperen;
automatische versnellingsbak: als
de selectiehendel op neutraal (N) staat,
branden de
indicatielampjes (groen)
van de sleutel en van de startknop
(groen) niet.
OPMERKING De motor kan, ongeacht
of deze koud of warm is, worden
gestart zonder gebruik van het
gaspedaal.
405020106-12A-001
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 15 of 244

OPMERKING Als de motor de eerste
keer niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Verzopen motor starten"
onder "Starten in noodsituaties". Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de motor nog steeds niet start.
Motor starten bij lege sleutelbatterij
BELANGRIJK Als de motor wordt
gestart door de zender boven de
startknop te houden vanwege een lege
sleutelbatterij of een slecht
functionerende sleutel, let dan op het
volgende omdat het signaal van de
sleutel anders niet goed wordt
ontvangen en de motor niet zou kunnen
starten: metalen onderdelen van andere
sleutels of metalen voorwerpen die de
sleutel/reservesleutels of sleutels van
andere voertuigen met een
startonderbrekingssysteem raken of in
de buurt komen van sleutels/
apparatuur voor elektronische
aankopen, of het raken van
veiligheidspoortjes of in de buurt
hiervan komen met de sleutel.
Als de motor niet kan worden gestart
vanwege een lege sleutelbatterij, dan
kan de motor via de volgende
procedure worden gestart:
blijf het rempedaal stevig indrukken
totdat de motor volledig is gestart;
handmatige versnellingsbak: blijf
het rempedaal stevig indrukken totdat
de motor volledig is gestart;
controleer of het indicatielampje
(groen) van de startknop knippert;
raak de startknop aan met de
achterkant van de sleutel (zoals wordt
getoond in fig. 5 ) terwijl het
indicatielampje (groen) van de startknop
knippert;
controleer of het indicatielampje
(groen) van de startknop gaat branden;
druk op de startknop om de motor te
starten.
Als u de startknop raakt met de
achterkant van de sleutel zoals wordt
aangetoond in de afbeelding, raak de
startknop dan aan met de
vergrendelkant van de sleutel naar
boven.De motor kan niet worden gestart tenzij
het koppelingspedaal volledig is
ingedrukt (handmatige versnelling) of
tenzij het rempedaal volledig is
ingedrukt (automatische versnelling).
Bij een storing van de functie van de
startknop knippert het indicatielampje
(oranje) van de startknop. De motor kan
in dit geval worden gestart. Neem in dit
geval echter zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het indicatielampje (groen) van de
startknop niet gaat branden, voert u de
procedure nogmaals uit vanaf het
begin. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk als het lampje nog niet
gaat branden.
Om de stand van het contact te
schakelen zonder de motor te starten,
voert u het volgende uit nadat het
indicatielampje (groen) van de startknop
gaat branden:
laat het koppelingspedaal
(handmatige versnelling) of het
rempedaal (automatische versnelling)
los;
druk op de startknop om de stand
van het contact te wijzigen. Het contact
schakelt elke keer dat de startknop
wordt ingedrukt in de volgorde ACC,
ON (AAN) en OFF (UIT). Voer de
procedure nogmaals vanaf het begin uit
om de stand van het contact nogmaals
te wijzigen.
505010201-L12-001
13
Page 16 of 244

DE MOTOR
UITSCHAKELEN
5) 6)
Ga als volgt te werk:
breng het voertuig volledig tot
stilstand;
handgeschakelde
versnellingsbak: plaats de versnelling
in de vrij en activeer de parkeerrem.
Automatische versnellingsbak:
verplaats de selectiehendel naar P en
activeer de parkeerrem.
druk op de drukknop Start om de
motor uit te schakelen. De stand van
het contact is UIT.
BELANGRIJK Controleer voordat u het
voertuig verlaat of de drukknop op UIT
staat.
Noodstop motor
Het aanhouden indrukken van de
drukknop Start of het snel meerdere
malen indrukken terwijl de motor loopt
of er met het voertuig wordt gereden,
zorgt ervoor dat de motor onmiddellijk
uitslaat. Het contact gaat naar ACC.
BELANGRIJK
3)Schakel altijd het contact uit voordat u
de bestuurdersstoel verlaat, stel de
parkeerrem in en zorg ervoor dat de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
staat (handmatige versnelling). Het is
gevaarlijk de bestuurdersstoel te verlaten
zonder het contact uit te schakelen, de
parkeerrem in te stellen ent de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
te zetten (handmatige versnelling).
Onverwachte beweging van het voertuig
kan optreden en leiden tot een ongeluk.
Bovendien als u van plan bent uw voertuig
te verlaten, zelfs voor een korte periode, is
het belangrijk het contact uit te schakelen.
In een andere stand worden sommige
beveiligingsfuncties van het voertuig
uitgeschakeld en loopt de accu leeg.
4)Radiogolven van de sleutel kunnen effect
hebben op medische apparaten, zoals
pacemakers. Alvorens de sleutel te
gebruiken in de nabijheid van mensen met
dergelijke medische apparaten, vraagt u bij
de fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect zullen
hebben op het apparaat.5)Stop de motor niet terwijl het voertuig
rijdt. Het is gevaarlijk de motor te stoppen
terwijl het voertuig rijdt om enige andere
reden dan een noodgeval. Het stoppen van
de motor terwijl het voertuig rijd resulteert
in een verminderde remkracht door het
verlies van de rembekrachtiging, hetgeen
een ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
6)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat
kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 17 of 244

GEAVANCEERD
KEYLESS ENTRY
SYSTEEM
(indien aanwezig)
6)
Met de geavanceerde keyless-functie
kunt u de portieren, de achterklep en
de tankdop vergrendelen/ontgrendelen
of de achterklep openen als u de sleutel
bij u draagt.
BELANGRIJK Radiogolven van de
sleutel kunnen effect hebben op
medische apparaten zoals pacemakers:
alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van mensen met dergelijke
medische apparaten, vraagt u bij de
fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect
zullen hebben op het apparaat.
BELANGRIJK De functies van het
geavanceerde keyless entry systeem
kunnen worden gedeactiveerd om
mogelijke nadelige effecten voor
personen met een pacemaker of ander
medisch apparaat te voorkomen. Als
het systeem wordt uitgeschakeld, kunt
u de motor niet starten door de sleutel
bij u te dragen. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie. Als het geavanceerdekeyless entry systeem is uitgeschakeld,
kunt u de motor via de volgende
procedure starten in het geval de
batterij van de sleutel leeg is.
BELANGRIJK Als de sleutel in de
volgende delen wordt achtergelaten en
u het voertuig verlaat, kunnen de
portieren vergrendelen afhankelijk van
de radiogolven, ook als de sleutel in het
voertuig wordt gelaten:
Rondom het instrumentenpaneel.In opbergvakken, zoals in de console.Vlakbij een communicatieapparaat, zoals
een mobiele telefoon.
BELANGRIJK
6)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid
van metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
BEVEILIGINGSALARM
VOERTUIG
(indien aanwezig)
STARTONDERBREKINGS-
SYSTEEM
Door het startonderbrekingssysteem
kan de motor alleen worden gestart met
een sleutel die door het systeem wordt
herkend. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als u problemen heeft
met het startonderbrekingssysteem of
de sleutel.
Het systeem activeren: het systeem
wordt geactiveerd als het contact van
AAN naar UIT wordt gezet. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert om de
2 seconden totdat het systeem wordt
gedeactiveerd.
Het systeem deactiveren: het
systeem wordt gedeactiveerd als het
contact op AAN wordt gezet met de
correct geprogrammeerde sleutel. Het
waarschuwingslamp
brandt
ongeveer 3 seconden en schakelt dan
uit.
15
Page 18 of 244

Als de motor niet start met de juiste
sleutel en als het waarschuwingslampje
blijft branden of knipperen,
probeert u het volgende:
controleer of de sleutel zich binnen
het werkingsbereik bevindt voor
signaalverzending;
schakel het contact uit en start de
motor opnieuw. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk als de motor
niet start na 3 of meer pogingen.
Als het waarschuwingslampje
continu blijft knipperen terwijl u
rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het
systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk. Als de motor wordt
uitgeschakeld terwijl het
waarschuwingslampje knippert, dan
kan de motor niet meer worden gestart.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)
Inbraaksensor
(indien aanwezig)
De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik
van ultrasone golven om beweging in
het voertuig te detecteren en een alarm
te activeren bij inbraak in het voertuig.
De inbraaksensor detecteert bepaalde
bewegingen in het voertuig. De sensor
kan echter ook reageren op beweging
buiten het voertuig, zoals trillingen, hard
lawaai, wind en luchtstromen.Let op het volgende om
de inbraaksensor goed te laten werken:
hang geen kleding of voorwerpen
aan de hoofdsteun;
duw de zonnekleppen terug naar de
oorspronkelijke stand;
blokkeer de inbraaksensor niet door
deze te bedekken of door het
voorwerpen op te plaatsen;
laat de inbraaksensor niet vuil
worden of afvegen met een vloeistof;
stel de inbraaksensor en de
omlijsting ervan niet bloot aan schokken
of impact van enige soort;
installeer geen stoelen of
stoelbekleding die niet afkomstig zijn
van FCA;
plaats ter voorkoming van obstructie
van de inbraaksensor geen voorwerpen
of lading die boven de hoofdsteun
uitsteekt, in de buurt van de
inbraaksensor.Het systeem activeren
Ga als volgt te werk:
sluit de ruiten en de kap goed,
schakel het contact uit en zorg ervoor
dat de motorkap, de kap, de portieren
en de achterklep gesloten zijn;
druk op de vergrendeltoets op de
zender of sluit het portier aan
bestuurderszijde van buitenaf met de
extra sleutel. De waarschuwingslichten
knipperen eenmaal.Met de
geavanceerde keyless functie: druk
op een verzoekschakelaar. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert twee maal
om de 20 seconden;
na 20 seconden is het
systeem volledig geactiveerd.
Met de inbraaksensor:de
inbraaksensor kan alleen worden
geactiveerd als de kap is gesloten. Het
systeem kan zelfs worden geactiveerd
met een geopend ruit. Het open laten
van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt
echter uitnodigend op eventuele dieven
en de wind die in het voertuig
terechtkomt, kan het alarm tevens
activeren. De inbraaksensor kan ook
worden geannuleerd.
604080300-12A-001
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
BELANGRIJK
Page 19 of 244

PORTIEREN
VERGRENDELEN /
ONTGRENDELEN MET
EXTRA SLEUTEL
7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14)
Beide portieren, de achterklep en de
tankdop vergrendelen automatisch als
het portier aan bestuurderszijde wordt
vergrendeld met de extra sleutel.
Deze ontgrendelen als het portier aan
bestuurderszijde wordt ontgrendeld met
de extra sleutel.
Draai de extra sleutel naar voren om te
vergrendelen en naar achter om te
ontgrendelen.
HANDMATIGE
VERGRENDELING /
ONTGRENDELING
Werking van binnenuit
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep vergrendelen
automatisch als de
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde wordt ingedrukt. Deze
ontgrendelen als de
portiervergrendelknop 1 aan
bestuurderszijde fig. 7 naar buiten
wordt gedrukt.
BELANGRIJK De rode indicatie 2 is te
zien wanneer de portiervergrendelknop
is ontgrendeld.
Werking van buitenaf
Om het portier aan bestuurderszijde
van buitenaf te vergrendelen, drukt u de
portiervergrendelknop naar de
vergrendelde stand en sluit u het portier
(het is niet nodig de handgreep in het
portier omhoog te houden).
Deze knop bedient de overige
portiervergrendelingen niet.
BELANGRIJK Als u het portier op deze
manier vergrendelt: let erop dat u de
sleutel niet in het voertuig achterlaat. De
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde kan niet worden
gebruikt als het portier aan
bestuurderszijde geopend is.DEAD LOCK
VOORZIENING
(indien aanwezig)
Het Dead Lock vergrendelsysteem is
ontworpen om te voorkomen dat
iemand die in uw voertuig heeft
ingebroken het portier van binnenuit
kan openen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als u problemen
heeft met het Dead Lock
vergrendelsysteem.
Inschakeling van het systeem
Ga als volgt te werk:
sluit beide ruiten en de cabrioletkap;
schakel het contact uit en neem de
sleutel mee;
sluit beide portieren en de
achterklep;
steek de extra sleutel in het
bestuurdersportier, draai de extra
sleutel naar de vergrendelstand fig. 8 en
draai deze terug naar het midden. Draai
de sleutel vervolgens nogmaals binnen
3 seconden naar de vergrendelstand;
het indicatielampjegaat
ongeveer 3 seconden branden om aan
te geven dat het systeem is
geactiveerd.
704030107-L21-001
17
Page 20 of 244

U kunt het systeem tevens activeren
door de “vergrendel” knop op de
zender tweemaal binnen 3 seconden in
te drukken.
Met de geavanceerde keyless
functie: u kunt het systeem tevens
activeren door de verzoekschakelaar
tweemaal binnen 3 seconden in te
drukken.
OPMERKING Het systeem kan niet
worden geactiveerd bij een geopend
portier.
Uitschakeling van het systeem
Ontgrendel het bestuurdersportier of
schakel het contact in (AAN). Als de
stroom wordt onderbroken (gesprongen
zekering of losgekoppelde accu), dan
kan het systeem alleen worden
gedeactiveerd door een portier te
ontgrendelen met de extra sleutel.
PASSIVE ENTRY(met geavanceerde keyless functie)
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld door te
drukken op de knop
“portiervergrendeling” op de greep
fig. 9 als u de sleutel bij u draagt.
Vergrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te vergrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen een
maal.Ontgrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te ontgrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen
twee maal.
OPMERKING Controleer of beide
portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep goed zijn afgesloten.
OPMERKING Beide portieren, de
achterklep en de brandstoftankklep
kunnen niet worden vergrendeld als een
van de portieren geopend is.
OPMERKING Het kan na het indrukken
van de “portiervergrendeling”
schakelaar enkele seconden duren
voordat de portieren ontgrendelen.
De instelling kan worden gewijzigd
zodat een pieptoon hoorbaar is ter
bevestiging als de portieren, de
achterklep, de brandstoftankklep
worden vergrendeld/ontgrendeld met
een “portiervergrendeling” schakelaar.
Het volume van de pieptoon kan tevens
worden aangepast. Volg de volgende
procedure om de instelling te wijzigen:
schakel het contact uit en sluit beide
portieren en de achterklep;
open het portier aan
bestuurderszijde;
804030102-12A-001
904000098-121-555
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG