stop start FIAT 124 SPIDER 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2021Pages: 244, PDF Size: 5.25 MB
Page 16 of 244

DE MOTOR
UITSCHAKELEN
5) 6)
Ga als volgt te werk:
breng het voertuig volledig tot
stilstand;
handgeschakelde
versnellingsbak: plaats de versnelling
in de vrij en activeer de parkeerrem.
Automatische versnellingsbak:
verplaats de selectiehendel naar P en
activeer de parkeerrem.
druk op de drukknop Start om de
motor uit te schakelen. De stand van
het contact is UIT.
BELANGRIJK Controleer voordat u het
voertuig verlaat of de drukknop op UIT
staat.
Noodstop motor
Het aanhouden indrukken van de
drukknop Start of het snel meerdere
malen indrukken terwijl de motor loopt
of er met het voertuig wordt gereden,
zorgt ervoor dat de motor onmiddellijk
uitslaat. Het contact gaat naar ACC.
BELANGRIJK
3)Schakel altijd het contact uit voordat u
de bestuurdersstoel verlaat, stel de
parkeerrem in en zorg ervoor dat de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
staat (handmatige versnelling). Het is
gevaarlijk de bestuurdersstoel te verlaten
zonder het contact uit te schakelen, de
parkeerrem in te stellen ent de
selectiehendel op P (automatische
versnelling) of in de 1
eversnelling of op R
te zetten (handmatige versnelling).
Onverwachte beweging van het voertuig
kan optreden en leiden tot een ongeluk.
Bovendien als u van plan bent uw voertuig
te verlaten, zelfs voor een korte periode, is
het belangrijk het contact uit te schakelen.
In een andere stand worden sommige
beveiligingsfuncties van het voertuig
uitgeschakeld en loopt de accu leeg.
4)Radiogolven van de sleutel kunnen effect
hebben op medische apparaten, zoals
pacemakers. Alvorens de sleutel te
gebruiken in de nabijheid van mensen met
dergelijke medische apparaten, vraagt u bij
de fabrikant van het medische apparaat na
of radiogolven van uw sleutel effect zullen
hebben op het apparaat.5)Stop de motor niet terwijl het voertuig
rijdt. Het is gevaarlijk de motor te stoppen
terwijl het voertuig rijdt om enige andere
reden dan een noodgeval. Het stoppen van
de motor terwijl het voertuig rijd resulteert
in een verminderde remkracht door het
verlies van de rembekrachtiging, hetgeen
een ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
6)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat
kinderen nooit zonder toezicht in de auto
achter.
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 59 of 244

Versies met automatische
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
de handmatige schakelmodus is
geannuleerd.
Handmatig opschakelen
(versies met automatische
versnellingsbak)
Gebruik de selectiehendel om een
versnelling op of terug te schakelen, tik
de selectiehendel terug + eenmaal.
ONDERHOUDS-
CONTROLE
(indien aanwezig)
Versies met Radio 7”
Ga als volgt te werk:
selecteer het pictogramop het
startscherm om het applicatiescherm
weer te geven;
selecteer “Maintenance” (Onderhoud)
om het onderhoudsscherm weer te
geven;
schakel de tab en selecteer het item
dat u wilt wijzigen: “Scheduled”
(Gepland), “Tire rotation”
(Bandenrotatie), “Oil Change” (Olie
verversen) .
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
Gepland
Banden omwisselen
Olie verversen
Voor elke functie zijn de volgende items
aanwezig: “Setting” (Instelling)/“Time
(months)” (Tijd (maanden)/“Distance
(km or mile)” (Afstand (km of
mile)/“Reset”.
Alleen voor “Olie verversen” kunt u
tevens “Olie periode (%)” instellen.
LAMPJES EN
BERICHTEN
BELANGRIJK De melding van het
waarschuwingslampje is een korte
waarschuwing en mag vanwege zijn
beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een
alternatief voor de informatie die is
opgenomen in het Instructieboek. Het
wordt daarom geadviseerd het
Instructieboek altijd aandachtig te
lezen. Zie de informatie in dit hoofdstuk
in de gevallen dat een storing wordt
gemeld.
BELANGRIJK De melding op het
instrumentenpaneel blijft branden tot de
oorzaak van de storing is verholpen.
Voertuigen met Radio 7”
De details van sommige
waarschuwingen kunnen bekeken
worden op het middelste scherm.
Ga als volgt te werk:
Als het waarschuwingslampje brandt,
selecteert u het pictogram
op het
home-scherm om het applicatiescherm
weer te geven;
SelecteerVoertuigstatusmonitor;
selecteer “Waarschuwing”omde
huidige waarschuwingen weer te
geven;
57
Page 62 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
SYSTEEMWAARSCHUWING EBD (Electronic
Brake-force Distribution)
Als de EBD (Electronic Brake-force
Distribution)-unit vaststelt dat bepaalde
componenten incorrect werken, kan het
waarschuwingslampje van het remsysteem
tegelijkertijd met het ABS-lampje gaan
branden. Het probleem ligt waarschijnlijk bij
het EBD-systeem.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet terwijl het ABS-lampje
en het remwaarschuwingslampje branden.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk om de
remmen zo spoedig mogelijk te laten
inspecteren. Het is gevaarlijk om te rijden als
het waarschuwingslampje van het remsysteem
en het ABS-lampje tegelijkertijd branden. Als
beide lampjes branden, kunnen de
achterwielen sneller vergrendelen bij een
noodstop dan normaal het geval zou zijn.
OPLAADSYSTEEM
WAARSCHUWINGSLAMPJE
Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een dynamostoring
of een storing in het laadsysteem. Rijd naar de
zijkant van de weg en parkeer naast de weg.Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijd niet verder als het
waarschuwingslampje van het laadsysteem
brandt aangezien de motor onverwacht kan
stoppen.
MOTOROLIE WAARSCHUWINGSLAMPJE
Dit waarschuwingslampje geeft een lage
motoroliedruk aan.
BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als de
oliedruk laag is. Dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor.
BELANGRIJK Laat de motor niet lopen als het
oliepeil laag is. Dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor.
Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil
normaal is of nadat u olie heeft bijgevuld,
schakelt u de motor onmiddellijk uit en neemt
u contact op met het Fiat Servicenetwerk.Als het lampje gaat branden of als de
waarschuwing tijdens het rijden wordt
weergegeven:
rijd naar de zijkant van de weg en parkeer
naast de weg op een vlakke ondergrond;
schakel de motor uit en wacht 5 minuten
zodat de olie terugloopt in de carter;
controleer het motoroliepeil. Als het peil
laag is, vult u de juiste hoeveelheid olie bij
waarbij u erop let niet te overvullen;
start de motor en controleer het
waarschuwingslampje.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 86 of 244

AUXILIARY DRIVING
SYSTEMS
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System,
bewakingssysteem
bandenspanning)
79) 80) 81)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) bewaakt de luchtdruk van de
vier banden. Als de luchtdruk van een
of meer banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel
van het het TPMS-
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een pieptoon.
Het systeem bewaakt de bandendruk
indirect met behulp van de gegevens
van de ABS-wielsnelheidsensoren.
Voor een goede werking van het
systeem moet dit worden geïnitialiseerd
met de aangegeven bandendruk
(waarde op het bandendruklabel). Zie
"Initialisatie bewakingssysteem
bandenspanning" in deze paragraaf.
Het waarschuwingslampje knippert als
het systeem een storing heeft.
Raadpleeg "Lampjes en berichten" in
het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
BELANGRIJK Elke band, inclusief de
reserveband (indien aanwezig) moet
eenmaal per maand worden
gecontroleerd bij koud weer en worden
opgepompt tot de aanbevolen druk
door de fabrikant van het voertuig zoals
vermeld op het voertuigplakkaat of het
bandendruklabel (als uw voertuig
banden heeft met een ander formaat
dan wordt aangegeven op het plakkaat
of het label, dan moet u de juiste
bandendruk voor deze banden
achterhalen).
BELANGRIJK Als extra
veiligheidsfunctie is uw voertuig
uitgerust met een TPMS-systeem met
een verklikkerlampje voor een lage
bandendruk als één of meerdere
banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij
het branden van dit verklikkerlampje uw
voertuig stoppen en uw banden zo snel
mogelijk controleren en oppompen tot
de juiste druk. Als u doorrijdt met platte
banden kunnen de banden oververhit
raken en kan dit leiden tot
bandproblemen. Een lage
bandenspanning vermindert tevens een
efficiënt brandstofgebruik en de
levensduur van het bandenprofiel; dit
kan van invloed zijn op de
wendbaarheid en het remgedrag van
het voertuig.BELANGRIJK Houd in acht dat het
TPMS geen vervanging is voor goed
onderhoud van de banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs indien een lage
bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt waarbij het TPMS-
verklikkerlampje voor lage
bandenspanning gaat branden. Uw
voertuig is tevens uitgerust met een
TPMS-storingslampje om aan te geven
wanneer het systeem niet goed
functioneert.
BELANGRIJK Het TPMS-
storingslampje wordt gecombineerd
met het verklikkerlampje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem
eens storing detecteert, knippert het
verklikkerlampje ongeveer een minuut
waarna het blijft branden. Deze reeks
wordt elke keer dat het voertuig wordt
gestart, herhaald zolang de storing
bestaat. Als het storingslampje brandt,
kan het zijn dat het systeem niet in
staat is een lage bandenspanning te
detecteren of te signaleren.
TPMS-storingen kunnen om
verschillende redenen optreden, onder
andere door de installatie of vervanging
van andere banden of wielen van het
voertuig waardoor het TPMS niet
correct functioneert. Controleer altijd
84
VEILIGHEID
Page 126 of 244

DE MOTOR STARTEN
140) 141) 142)
24)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Zie voor de startprocedure “De motor
starten” in het hoofdstuk “Uw voertuig
leren kennen”.
MOTOR AFZETTEN
Ga als volgt te werk:
parkeer het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor andere
weggebruikers; schakel een versnelling
in (uitvoeringen met handgeschakelde
versnellingsbak) of zet de
versnellingspook in de stand P
(Parkeren) (uitvoeringen met
automatische versnellingsbak);
draai de startinrichting naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK
140)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
141)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
142)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
24)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
PARKEREN
Houd altijd de contactsleutel bij u als u
het voertuig verlaat en neem deze mee.
Ga bij het parkeren en verlaten van het
voertuig als volgt te werk:
schakel een versnelling in (eerste
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor uit en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Bij versies uitgerust met automatische
versnellingsbak: wacht tot de letter P
wordt weergegeven, voordat het
rempedaal wordt losgelaten.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak, zonder eerst de
keuzehendel op P te hebben geplaatst).
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 169 of 244

BELANGRIJK
180)Beschadigingen op de zijkanten van
de band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de kit niet als de band beschadigd
is geraakt door het rijden met een lege
band.
181)Breng de sticker lagere snelheid niet
aan op het zachte deel van het stuurwiel.
Het is gevaarlijk om de sticker lagere
snelheid op het zachte deel van het
stuurwiel aan te brengen omdat daardoor
de airbag niet normaal zou kunnen werken
(opblazen), waardoor ernstig letsel kan
worden veroorzaakt. Breng de sticker ook
niet aan op plaatsen waar de
waarschuwingslampjes of de
snelheidsmeter niet gezien kunnen worden.
182)Stop met rijden en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
bandenspanning is gedaald tot onder
130 kPa (1.3 kgf/cm
2of bar, 18.9 psi). De
noodreparatie van de band is niet
geslaagd. Stop met rijden wanneer u merkt
dat de bandenspanning afneemt. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
183)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de kit.
Overhandig de folder aan het personeel dat
de band die met de kit behandeld is zal
hanteren.
184)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van de
groef dat er lucht weglekt). Verwijder het
voorwerp (schroef of spijker) dat het
eventueel in de band binnengedrongen is
niet.185)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de bandenreparatiekit. In achtneming
van de aanwijzingen op het etiket is
fundamenteel om de veiligheid en de
doeltreffendheid van de bandenreparatiekit
te garanderen. Lees het etiket vóór
gebruik, vermijd oneigenlijk gebruik. De
bandenreparatiekit is onderhevig aan een
vervaldatum en moet periodiek vervangen
worden. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
186)Houd het afdichtmiddel buiten bereik
van kinderen: het inslikken van het
afdichtmiddel is gevaarlijk. Drink
onmiddellijk veel water en roep medische
hulp in als het afdichtmiddel wordt
ingeslikt. Afdichtmiddel is gevaarlijk
wanneer het met de ogen en de huid in
aanraking komt. Spoel onmiddellijk met
overvloedig water en roep medische hulp
in als het afdichtmiddel met de ogen en de
huid in aanraking komt.
BELANGRIJK
3)Laat het busje en het afdichtmiddel niet
in het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale
en plaatselijke voorschriften.
STARTEN MET
HULPACCU
VOORBEREIDINGEN
VOOR STARTEN MET
HULPACCU
187) 188) 189) 190) 191) 192) 193) 194) 195) 196)
34)
Starten met een hulpaccu is gevaarlijk
als dit niet correct wordt verricht. Volg
daarom zorgvuldig de procedure
fig. 139. We raden u ten zeerste aan
om de werkzaamheden door een
onderhoudsmonteur te laten verrichten
als u niet zeker bent over het starten
met de hulpaccu.
BELANGRIJK Bij gebruik van hulpaccu
dient men zich te houden aan de
instructies voor gebruik en de
voorzorgsmaatregelen die zijn
aangegeven door de fabrikant.
167
Page 215 of 244

Volumeregeling
Draai aan deVOLregelaar. Verhoog het
volume door deVOLregelaar rechtsom
te draaien; verlaag het volume door de
knop linksom te draaien.
Audiogeluidsinstelling
Selecteer de functie door op de
MENU-knop te drukken. De
geselecteerde functie wordt
weergegeven.
Draai aan deVOL-regelknop om de
geselecteerde functies in te stellen:
AF (Alternatieve frequentie) (*);
REG (Regionaal programma) (*);
ALC (Automatische volumeregeling);
BASS (Lage tonen);
TREB (Hoge tonen);
FADE (Volumebalans voor/achter);
BAL (Volumebalans links/rechts);
BEEP (Geluid werking audio);
BT SETUP (**);
12Hr < > 24Hr (tijdweergave
12 uur/24 uur).
(*) Met Radio Data System (RDS) (indien
aanwezig).
(**) Op bepaalde modellen kan deze
functie mogelijk niet beschikbaar zijn.
KLOK
De tijd instellen
Wanneer het contact op ACC of ON
gedraaid wordt kan de klok op een
willekeurige tijd worden ingesteld.Stel de tijd in door ongeveer
2 seconden lang op de klokknopFM/
AMte drukken tot u een pieptoon
hoort. De actuele tijd van de klok zal
knipperen.
Instelling van de tijd
Stel de tijd in door op de
uren/minuten-knop
/te
drukken terwijl de actuele tijd van de
klok knippert.
De uren verspringen terwijl de urenknop
wordt ingedrukt. De minuten
verspringen terwijl de minutenknop
wordt ingedrukt.
Start de klok door weer op de klokknop
FM/AMte drukken.
DE RADIO AANZETTEN
Radio AAN: zet de radio aan door op
de FM/AM-bandkeuzeknop te drukken.
Bandselectie: druk op deFM/
AM-bandkeuzeknop om als volgt van
de ene naar de andere band over te
schakelen: FM1–FM2–AM (zonder
Radio Data System RDS) / MW/LW
(met Radio Data System RDS).
Handmatig afstemmen: kies de
zender door de knop
/licht
in te drukken.
Zoeken: druk op de knop
/
. Het zoeken wordt gestopt zodra
een zender is gevonden.Scannen: houd deMEDIA-scanknop
ingedrukt om automatisch naar zenders
met en sterk signaal te zoeken. Het
scannen wordt bij elke zender ongeveer
5 seconden lang onderbroken.
Blokkeer een station door de
MEDIA-scanknop tijdens dit interval
ingedrukt te houden.
Vooraf ingesteld kanaal afstemmen
De 6 voorkeuzekanalen kunnen
gebruikt worden voor de opslag van
6 AM-stations (zonder Radio Data
System RDS), MW/LW-stations (met
Radio Data System RDS) en
12 FM-stations.
Om een kanaal in te stellen,
selecteert u eerst AM (zonder Radio
Data System RDS), MW/LW (met Radio
Data System RDS), FM1 of FM2. Stem
af op de gewenste zender.
Druk ongeveer 2 seconden lang op
een kanaalknop tot u een pieptoon
hoort. Het nummer van het kanaal of de
frequentie van de radiozender zal
worden weergegeven. De zender is nu
in het geheugen opgeslagen.
Herhaal deze handeling voor de
andere zenders die u wilt opslaan. Om
af te stemmen in het geheugen,
selecteer AM (zonder Radio Data
System RDS), MW/LW (met Radio Data
System RDS), FM1 of FM2 en druk op
de voorkeuzeknop voor dit kanaal. De
213
Page 240 of 244

Interieur..................192
Interne apparatuur.............41
Keyless invoersysteem..........9
Kilometerteller / Dagteller........54
Kinderzitje voor verschillende
stoelstanden...............99
Kinderzitjes installeren.........103
Klimaatregeling...............35
Koplamp- en
ruitensproeiervloeistof (peil
controleren)..............183
Koplampen.................26
Koplampsproeiers.............34
Krachtbegrenzer (spansysteem)....93
Lak (beschermen)............189
Lampjes en berichten...........57
Mistachterlichten.............28
Mistvoorlichten...............27
Motor....................196
Motorkap..................45
Motorkoelvloeistof (peil
controleren)..............181
Motorolie (niveau controleren).....181
Motorruimte................180
Multimedia.................209
Navigatie.................224
Niveaus controleren...........180
Noodprocedure klepje openen. . . .138
Noodstop signaleringssysteem. . . .145
Onderhoudscontrole...........57
Opbergplaats gereedschap......162
Parkeerrem................125
Parkeersensorsysteem.........136
Parkeren..................124
Passagiersairbag.............110
Passagiersdetectiesysteem......115
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........175
Portieren...................17
Posities versnellingspook.......127
Prestaties.................205
Radio 3”.................211
Radio 7”..................217
Rem- / koppelingvloeistof (peil
controleren)..............182
Richtingaanwijzers............29
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur..........207
Rijbaanwisselsignalen..........29
Ruitensproeier...............34
Ruitenwissers................32
Ruitenwissers/sproeier voorruit.....32
SBA-systeem
(Gordelwaarschuwing)........92
Schakelindicator..............56
Slepen bij pech..............171Slepen van het voertuig........170
Sleutels....................9
Sneeuwkettingen............187
Snelheidsbegrenzer...........134
Spiegels...................24
Standaard velgen en banden.....198
Starten met een hulpaccu
(procedure)...............168
Starten met hulpaccu..........167
Startonderbrekingssysteem.......15
Stoelen....................21
Stoelen (handmatig verstelbaar)....21
Stoelen en stoffen bekleding
(reiniging)................192
Stopcontact................41
Stuurwiel...................24
Symbolen...................3
Tanken..................137
Tankprocedure..............137
TCS (Traction Control System,
tractieregelingssysteem).......79
Tips, bediening en algemene
informatie................210
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System, bewakingssysteem
bandenspanning)............84
Type kinderzitjes..............97
Uitschakeling
versnellingsvergrendeling
(automatische versnellingsbak) . .128
ALFABETISCH REGISTER