sensor FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: FIAT 500 2019Pages: 244, PDF Size: 6.18 MB
Page 21 of 244

BUITENVERLICHTING
DAGRIJLICHTEN (DRL)
16) 17)
Voor auto's zonder AUTO-functie: Met
de sleutel in de stand MAR en de ring in
de standOfig. 19 gedraaid, gaan de
dagrijlichten automatisch aan; de
andere lampen en de binnenverlichting
blijven uit.
Voor voertuigen met de AUTO-functie:
de dagrijlichten worden automatisch
ingeschakeld door de schemersensor
wanneer de ring in de AUTO-positie
staat.STADSLICHT EN
DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de ring op
fig. 19. Als het
dimlicht wordt ingeschakeld, gaan de
dagrijlichten uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Met de keuzeschakelaar in de
AUTO-stand worden de stadslichten en
het dimlicht aangestuurd door de
schemersensor.
GROOTLICHT
Druk met de ring in de stand
de
hendel naar voren naar het dashboard
toe.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Voor voertuigen met de AUTO-functie:
met de ring in de AUTO-positie en
het dimlicht aan, de hendel naar voren
duwen richting het dashboard.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het lampje
.GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand) fig. 19
ongeacht de stand van de
draaischakelaar.
PARKEERLICHTEN
Deze lampen kunnen ingeschakeld
worden met de startschakelaar in de
STOP-positie of met de sleutel
verwijderd, door de linker hendelring
eerst naar de positieOte bewegen (of
de AUTO-positie als het voertuig geen
schemersensor heeft) en dan naar
positie
.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Herhaal dezelfde handeling om ze uit te
schakelen.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel fig. 19 in de (stabiele)
stand:
omhoog (stand 1):inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
omlaag (stand 2):inschakeling
linker richtingaanwijzer.
19F0S0210
19
Page 25 of 244

met de continue modus wanneer de
bediening in de achteruitversnelling
geactiveerd wordt.
Met de ruitenwisser ingeschakeld, en bij
inschakeling van de
achteruitversnelling, wordt de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld, in continue langzame
werking. De werking stopt als de
achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (verende retourstand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging van de
achterruitwisser/-sproeier in te
schakelen, de achterruitwisser wordt
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt aangetrokken.Na het loslaten van de hendel blijft de
achterruitwisser nog enkele wisslagen
werken; na enkele seconden volgt
nog een extra reinigingsslag.
AUTOMATISCHE
WISREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
9)
Inschakeling
De gebruiker kan automatisch wissen
kiezen door de rechter stuurwielhendel
fig. 24 naar de AUTO (B)-positie te
bewegen. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de inschakeling van
de automatische wisregeling door
een enkele slag van de ruitenwissers.
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op hetUconnect™5" of 7”
systeem.Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie), kan
geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit.
Om de automatische wismodus in te
schakelen:
de rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en dan
terug naar de AUTO-positie;
harder dan 5 km/h rijden wanneer
de sensor regen detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de
AUTO-positie te bewegen.
25F0S0612
23
Page 26 of 244

BELANGRIJK
18)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
19)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser
overbelast raken en wordt de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Schakel de regensensor of de
achterruitwisser nooit in tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel.8)Gebruik de achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt bij
overbelasting van de ruitenwisser
de beveiliging van de motor ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de
ruitenwissers niet meer werken, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
9)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 61 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelINDICATIE AANVULLENDE STORING
Het lampje gaat onder de volgende omstandigheden branden. Neem in dergelijke gevallen contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het probleem zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Storing motoroliedruksensor
Het waarschuwingslampje gaat branden als er een afwijking van de motoroliedruksensor wordt
gedetecteerd.
Interventie/storing afsluiter van brandstoftoevoer
Dit lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnt er ook een speciaal bericht op het display, als er
een storing is in inschakeling van de afsluiter van de brandstof.
Storing buitenverlichting
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer een storing in de buitenverlichting is geconstateerd.
Storing parkeersensor
Het waarschuwingslampje gaat branden en er verschijnt een bericht op het display wanneer er een storing
van een parkeersensor gedetecteerd wordt.
Start&Stop-systeemfout(versies met multifunctioneel display).
Een storing van het systeem wordt aangegeven door het aangaan van het lampje. Een speciaal bericht
verschijnt op het instrumentenpaneel.
Storing waarschuwingslampje Airbag(voor bepaalde versies/markten)
44)
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer er een defect in het waarschuwingslampjewordt
gedetecteerd.
geelSTART&STOP-SYSTEEM AAN
(voor bepaalde versies/markten)
Dit lampje vast gaat branden, verschijnt er ook een bericht op het display, op sommige versies, als er een
storing is in het Start&Stop-systeem.
59
Page 68 of 244

Gele symbolen
Symbool Wat het betekent
geelMOTOROLIE VERSLECHTERD
Het lampje gaat knipperen, bij sommige versies verschijnt er ook een speciaal bericht op het display. Het
lampje knippert met cycli van 3 minuten met intervallen van 5 seconden waarin het lampje niet brandt
totdat de olie wordt ververst.
Na de aanvankelijke waarschuwing blijft het waarschuwingslampje, elke keer als de motor wordt gestart,
op dezelfde manier knipperen tot de olie is ververst. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.
Het knipperen van het lampje moet niet als een storing worden beschouwd, maar wil de bestuurder erop
wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van de auto.
Onthoud dat de verslechtering van de motorolie versneld wordt als de auto veel gebruikt wordt voor korte
ritten waarbij de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
47) 48)32)
geelKANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool wordt weergegeven wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
geelSTORING PARKEERSENSOR (versies met kleurendisplay)
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool wordt weergegeven op het display samen met een speciaal bericht als er een storing is in de
parkeersensoren.
geelSTORING START&STOP-SYSTEEM (versies met kleurendisplay)
(voor bepaalde versies/markten)
Bij bepaalde versies wordt het symbool in combinatie met een specifiek bericht op het display
weergegeven om een storing in het Start&Stop-systeem aan te geven
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 70 of 244

Symbool Wat het betekent
geelPASSAGIERSAIRBAG/ZIJAIRBAGS UITGESCHAKELD
Het lampje geeft de status aan van de passagiersairbagbescherming. Als het lampje uit is, is de
bescherming door de passagiersairbag actief: gebruik het Setup Menu om deze airbag uit te schakelen (in
dat geval gaat de led branden). Wanneer de motor wordt gestart (sleutel in stand MAR), brandt het
waarschuwingslampje gedurende ongeveer 8 seconden, als ten minste 5 seconden na de vorige
uitschakeling zijn verstreken. Als dit niet het geval is, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Als
de motor binnen 5 seconden opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan het waarschuwingslampje gedoofd
blijven. Controleer in dit geval de correcte werking van het lampje, zet de motor af, wacht minstens 5
seconden en start de motor weer. Het controlelampje kan met verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
geelSTORING BUITENVERLICHTING (versies met kleurendisplay)
Het symbool wordt samen met een speciaal bericht op het display weergegeven, wanneer er een storing in
een van de volgende lampjes is:
dagrijlichten (DRL)
stadslicht
richtingaanwijzers
mistachterlicht
kentekenverlichting.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: een of meer lampen zijn doorgebrand, de betreffende
zekering is doorgebrand of een relevante elektrische verbinding is onderbroken. Het is raadzaam contact
op te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING REMLICHTEN (versies met kleurendisplay)
Op het display verschijnt het symbool samen met een speciaal bericht wanneer er een storing in de
remlichten is.
De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp doorgebrand, zekering doorgebrand of de relevante
elektrische verbinding onderbroken. Het is raadzaam contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 71 of 244

Symbool Wat het betekent
geelSTORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van de
schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING SPEED LIMITER
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
geelBRANDSTOFRESERVE - BEPERKTE ACTIERADIUS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje gaat branden of het symbool verschijnt op het display wanneer er nog ongeveer 5 liter
brandstof in de tank is. De driehoek rechts van het symbool geeft de zijde van de auto met de
brandstofvulopening aan.
BELANGRIJK Als het lampje knippert of het symbool continu wordt weergegeven, afhankelijk van de
versies, is er een storing in het systeem. Neem in dat geval contact op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
69
Page 80 of 244

71)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig uitgerust met een ASR-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
72)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.
73)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
74)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder.
75)De capaciteiten van het HBA-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
76)Bij de inwerkingtreding van het
HBA-systeem kan geluid hoorbaar zijn. Dit
is een normaal verschijnsel. Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.RIJHULPSYSTEMEN
iTPMS-systeem
(indirect Tyre Pressure
Monitoring System)
77) 78) 79) 80) 81) 82)
BESCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandenspanning controleert.
Om toegang te krijgen tot de
iTPMS-schermen (fig. 51 - fig. 52), op
de toets TRIP drukken.
Het scherm fig. 52 verschijnt alleen als
een of meer banden leeg zijn.
Correcte bandenspanning (versies
met kleurendisplay)
Als alle banden op de juiste spanning
zijn, toont het display het volgende
scherm fig. 51.Lage bandenspanning
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel. Bovendien wordt
naast de banden fig. 52 "KO" samen
met een waarschuwingsbericht op het
display weergegeven.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
51F0S0496
52F0S0506
78
VEILIGHEID
Page 106 of 244

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................105
DE AUTO PARKEREN .....................106
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................107
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK ......................108
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
DUALDRIVE ....................................109
START&STOP-SYSTEEM ................110
SPEED LIMITER ..............................112
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL.........................113
PARKEERSENSOREN.....................115
TIPS VOOR HET RIJDEN ................117
TANKEN..........................................118
EEN AANHANGER TREKKEN .........121
104
STARTEN EN RIJDEN
Page 117 of 244

PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
137)
47) 48)
SENSOREN
Parkeersensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 82; zij detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er zich een obstakel
achter de auto bevindt, klinkt er een
geluidssignaal met een frequentie
die varieert op basis van de afstand van
het obstakel ten opzichte van de
bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand
tussen de auto en het obstakel afneemt
wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt en stopt
onmiddellijk als de afstand toeneemt;
is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft. Als deze situatie de sensoren aan
de zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
(versies met kleurendisplay)
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 83 op het display.
Het systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in overeenstemming met de
afstand tot het obstakel en de plaats
hiervan ten opzichte van het voertuig.
Als het systeem een obstakel
detecteert, verschijnt een boog in een
of meer posities afhankelijk van de
afstand tussen het obstakel en de auto.
Als een voorwerp wordt gedetecteerd
in de linker of rechter zone of midden
achter, toont het display een
knipperende boog in de
overeenkomende zone en klinkt er een
geluid.
82F0S0578
83F0S0558
115