sensor FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500, Model: FIAT 500 2019Pages: 244, PDF Size: 6.18 MB
Page 118 of 244

Terwijl de auto het voorwerp benadert,
toont het display een of meer
knipperende bogen die de auto
benaderen, en het geluid klinkt
frequenter totdat deze onafgebroken
klinkt.
De kleur op het display is afhankelijk
van de afstand tot en de plaats van het
obstakel. De auto is dicht bij het
obstakel wanneer er een knipperende
rode boog verschijnt op het display
(rechts, in het midden of links) en een
ononderbroken geluid wordt gehoord.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
aangegeven.
STORINGSMELDINGEN
Storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
of
het pictogram
(versies met
kleurendisplay) in het
instrumentenpaneel en het
bijbehorende bericht op het display
(voor bepaalde versies/markten).WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
de auto wordt gestoken. De sensoren
worden automatisch ingeschakeld
zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJK
137)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
47)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
48)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Fiat Servicenetwerk
te wenden. Werkzaamheden aan de
bumper die niet goed worden uitgevoerd,
kunnen de werking van de sensoren in
gevaar brengen.
116
STARTEN EN RIJDEN
Page 136 of 244

GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Parkeersensoren, achtergrondverlichting schakelaars, elektrisch
verstelbare spiegelsF49 5
Klimaatregeling, remlichten, koppeling, elektrisch schuifdak,
elektrische spiegelsF51 7,5
Knooppunt instrumentenpaneel F53 5
134
NOODGEVALLEN
Page 154 of 244

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/
achter controleren (voor bepaalde versies/markten)●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Werking cabriodak tijdens sluiten en openen controleren;
afdichtingen en smering van geleiders canvasdoek
controleren (alleen versies met cabriodak)●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremblokken
voor/achter visueel controleren (voor bepaalde versies/
markten) en werking van remblokslijtagesensor
controleren.●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage van de achterste trommelremvoeringen
visueel inspecteren●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren (5)●
(5) Maximale kilometerstand: 120.000 km. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 6 jaar vervangen worden. Als het voertuig wordt gebruikt onder
veeleisende omstandigheden (stoffige omgevingen, bijzonder zware weersomstandigheden, langdurig bij zeer lage of zeer hoge temperaturen, veel stadsritten,
langdurig stationair lopen van de motor): aanbevolen maximum aantal kilometers is 60.000 km. De riem moet elke 4 jaar worden vervangen, ongeacht de
afgelegde afstand.
152
ONDERHOUD EN ZORG
Page 163 of 244

62)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUPantivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
63)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie
en de filters te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen de olie te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
ACCU
Het voertuig is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met elektrolyt
en gedestilleerd water.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De werkzaamheden moeten uitgevoerd
worden zoals beschreven in dit
Instructieboek en uitsluitend door
gespecialiseerd personeel. Het bijvullen
mag uitsluitend door gespecialiseerd
personeel bij een Fiat Servicenetwerk
worden verricht.
180) 181)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” zijn vermeld,
niet meer geldig.Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
182) 183) 184)
64)
5)
STILSTAND VAN HET
VOERTUIG (VOERTUIGEN
MET START&STOP
SYSTEEM)
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed
worden aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
Ga hiervoor als volgt te werk: maak de
stekker A fig. 132 (door het indrukken
van knop B) van de sensor C voor
de bewaking van de accustatus op de
minklem D van de accu los. Deze
sensor mag nooit van de accu
losgemaakt worden, behalve als de
accu wordt vervangen.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
161
Page 240 of 244

Mopar Connect....................227
Motor
technische gegevens...........170
Motorcode.........................169
Motorkap...........................36
Motorolie (niveau controleren).......159
Motorolie (verbruik).................159
MSR-systeem.......................74
Niveaus controleren...............157
Officiële typegoedkeuringen........228
Onderhoudsschema...............151
Parkeerlichten......................19
Parkeersensoren...................115
Plafondverlichting voor...............21
Portieren............................13
Prestaties (topsnelheid).............183
Regelmatige controles.............156
Remmen
onderhoud.....................162
Remvloeistof.......................159
Richtingaanwijzers...................19
Rijhulpsystemen.....................78
Ruitenwissers / -sproeiers
voorruit...........................22
SBR-systeem......................81
Schuifdak...........................30
Slepen van de auto................147
Sleutel met afstandsbediening.......10
Sleutels.............................10Sneeuwkettingen..................174
Speed Limiter......................112
Start&Stop-systeem................110
Starten met hulpaccu..............144
Stoelen.............................14
Stuurslot............................12
Stuurwiel............................17
Symbolen............................4
Tankdop..........................119
Tanken........................118-178
Technische gegevens..............168
Tips voor het rijden.................117
Trip Computer.......................47
Uconnect™
tips, bediening en algemene
informatie......................187
USB-bron......................188
Uconnect™ 5”
APPS-modus..................204
bedieningselementen op het
voorpaneel.....................197
bedieningstoetsen op het
stuurwiel.......................199
Bluetooth® bron...............202
eco:Drive™....................206
Instellingen.....................207
Media-modus..................201
my:Car........................207
navigatie.......................208spraakopdrachten..............210
systeem in-/uitschakelen.......201
telefoonmodus.................202
Uconnect™ LIVE-services......204
Uconnect™ 7” HD
Android Auto...................223
Apple CarPlay..................223
bedieningselementen op het
voorpaneel.....................212
bedieningstoetsen op het
stuurwiel.......................215
Bluetooth® bron...............218
Instellingen.....................224
Media-modus..................217
navigatie.......................224
spraakopdrachten..............226
systeem in-/uitschakelen.......217
telefoonmodus.................219
trip computer..................219
Uconnect™ LIVE-services......221
USB-bron......................219
Uconnect™ Radio.................189
Bedieningselementen op het
voorpaneel....................
.189
Bedieningstoetsen op het
stuurwiel.......................192
Instellingen.....................195
Media-modus..................194
Radiomodus...................194
Systeem aan/uit................194
ALFABETISCH REGISTER