ESP FIAT 500L LIVING 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500L LIVING, Model: FIAT 500L LIVING 2019Pages: 260, PDF Size: 5.65 MB
Page 2 of 260
Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voert\
uig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedeta\
illeerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte t\
e raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
ONLINE INSTRUCTIEBOEK
Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen \
waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw v\
oertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/
.
De eLUM website is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel an\
dere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle andere
voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Page 3 of 260
Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat 500L hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u te helpen alle kenmerken van de auto te leren kennen en hem op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximale uit
de technologische eigenschappen van uw Fiat 500L kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, de stuurinrichting en de transmissie;
tegelijkertijd kunt u het gedrag van de auto op verschillende wegdekken leren begrijpen.
Dit document bevat specificaties, speciale procedures en essentiële informatie voor de verzorging en het onderhoud van uw Fiat 500L
op de langere termijn, en om er veilig en correct in te kunnen rijden.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in de auto te bewaren, zodat u het in de toekomst gemakkelijk kunt
raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van de auto blijft indien deze verkocht mocht worden.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de
mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. ... en goede reis!
In dit instructieboek zijn alle versies van de Fiat 500L beschreven. Opties, uitrusting die bestemd is voor bepaalde
markten of versies zijn niet expliciet in de tekst aangegeven: derhalve dient uitsluitend de informatie in beschouwing te
worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht hebt.
Bijzonderheden die tijdens de fabricage van het model geïntroduceerd zijn, behalve het expliciete verzoek om opties op
het moment van de aanschaf, zullen aangegeven worden met de tekst(voor bepaalde versies/markten).
De gegevens in deze publicatie zijn slechts indicatief. FCA Italy S.p.A. kan op elk moment de in deze publicatie
beschreven specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer
informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Neem voor meer informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Page 19 of 260
BELANGRIJK Het wordt aanbevolen
deze procedures uit te voeren door van
buiten het voertuig te werk te gaan.
De rugleuningen van de
achterstoelen van de derde rij
inklappen
15)4)
Ga als volgt te werk:
zet de hoofdsteunen van de stoelen
van de derde rij volledig omlaag, en
plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en
niet verdraaid zijn.
trek voorziening A fig. 15 omhoog
om de linker of rechter rugleuning in te
klappen. De rugleuning wordt
automatisch naar voren geklapt.
Begeleid, indien nodig, de rugleuning
tijdens het eerste deel van het
inklappen.
BELANGRIJK
7)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
8)Controleer na het loslaten van de hendel
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen hem naar voren en naar achteren
te schuiven. Als de stoel niet goed op zijn
plaats is vergrendeld zou dat kunnen leiden
tot plotselinge verplaatsing van de stoel
waardoor de bestuurder de controle over
het voertuig verliest.
9)Verplaats de voorste passagiersstoel niet
als er een kind op zit of als het kind in een
geschikt kinderzitje zit.
10)Rijd niet met het tafeltje opengeklapt:
controleer altijd of het goed gesloten is.
11)Controleer voordat u vertrekt of de
stoelen in de rijrichting zijn geplaatst en
perfect vastzitten in de verankeringen.
Alleen in deze positie kan de correcte
werking van de veiligheidsgordels worden
gegarandeerd.
12)Ga, tijdens het terugzetten van de
tweede rij achterstoelen, goed op de
achterstoelen van de derde rij zitten,
controleer of uw voeten niet uitsteken
buiten de rode strip op de vloer.
13)Als er passagiers op de achterstoelen
op de derde rij zitten, moet de stoel op
de tweede rij correct aan de vloer
verankerd zijn en de rugleuning moet in
verticale stand staan.14)Zorg ervoor dat de rugleuning aan
beide zijden goed is vergrendeld om te
voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kan klappen en zo eventueel de
inzittenden kan verwonden. Er is een
metaalachtige klik hoorbaar wanneer de
vergrendeling correct is.
15)Verplaats de stoel niet als er een kind in
het voertuig zit.
BELANGRIJK
2)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.
3)Voordat het tafeltje van de
passagiersstoel volledig wordt opgeklapt,
alle voorwerpen die erop liggen
verwijderen.
4)Voordat de rugleuning volledig wordt
opgeklapt, alle voorwerpen die erop liggen
verwijderen.
15F0Y0381C
17
Page 45 of 260
DISPLAY
BESCHRIJVING
Tijdens het rijden wordt op het display
nuttige informatie voor de bestuurder
weergegeven.Op het display fig. 52 wordt de
volgende informatie weergegeven:A: hoogteregeling koplampen,
Start&Stop, ingeschakelde versnelling
en rijmodus (versies met Dualogic-
versnellingsbak) of Gear Shift Indicator
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak), kompasweergave
(bepaalde versies/markten)
B: Opties Instellingenmenu (zie
details op volgende pagina’s)
C: rijsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties
D: totaal aantal afgelegde
kilometers (of mijlen) en pictogrammen
van alle storingsindicaties
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
"SHIFT UP"-pictogram
SHIFT: de
GSI adviseert om op te schakelen.
"SHIFT DOWN"-pictogram
SHIFT:
de GSI adviseert om terug te
schakelen.Het pictogram blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 53.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Instellingenmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Instellingenmenu").
/: druk de knoppen in en laat
ze los voor toegang tot het
Instellingenmenu en om omhoog en
omlaag door het menu en de
submenu's te bladeren.
/: druk op de knoppen en laat
ze los om toegang te krijgen tot de
informatieschermen of de submenu's
van een optie van het Instellingenmenu.
OK: druk op deze knop om
toegang te krijgen tot de infoschermen
of de submenu's van een optie van
het Instellingenmenu of om deze te
selecteren. Houd de knop 1 seconde
ingedrukt om de weergegeven/
geselecteerde functies te resetten.
52F0Y0658C
43
Page 75 of 260
BELANGRIJK
36)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
37)Een inrijperiode van circa 500 km is
nodig om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
38)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
39)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
40)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
41)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
42)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.43)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.
44)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
45)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder. De prestaties van het
HBA-systeem mogen nooit op
onvoorzichtige of gevaarlijke manier getest
worden, met de mogelijkheid dat de
veiligheid van de bestuurder, de inzittenden
of andere weggebruikers in gevaar komt.
46)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
47)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
48)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.49)Voor een goede werking van de ESC-
en ASR-systemen is het uiterst belangrijk
dat de banden van alle wielen van hetzelfde
merk en type zijn, dat ze in perfecte staat
verkeren en, vooral, dat ze van het
aanbevolen type en de juiste maat zijn.
50)De prestaties van het ESC- en het
ASR-systeem mogen de bestuurder nooit
aanmoedigen om onnodige risico's te
nemen. Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn
aan de conditie van het wegdek, het zicht
en het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
51)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.
52)Het Hill Holder-systeem is geen
parkeerrem; laat de auto dus nooit achter
zonder de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben
uitgeschakeld en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld, zodat de auto in
veilige omstandigheden is geparkeerd (lees
ook de paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden").
53)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 5%) voorkomen waarin, bij
beladen auto, het Hill Holder-systeem niet
in werking treedt en de auto zich iets
naar achteren verplaatst, waardoor het
risico op een botsing met een andere auto
of voorwerp toeneemt. De bestuurder is
in elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
54)DST is een rijhulpsysteem en neemt de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de auto te besturen niet weg.
73
Page 78 of 260
iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
32) 33) 34) 35) 36)
Beschrijving
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Correcte bandendruk
Als er geen zachte banden worden
gedetecteerd, wordt de uitlijntekening
van de auto op het display getoond.
Lage bandendruk
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een lampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display,
samen met een geluidssignaal.
In dit geval wordt de uitlijntekening met
de twee symbolen
op het display
van het instrumentenpaneel van de
auto getoond.Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de “Resetprocedure” niet wordt
uitgevoerd. Als de aanduiding “lage
bandendruk” verschijnt, wordt
aangeraden om altijd de bandendruk
van alle vier de banden te controleren
en daarna de “Resetprocedure” te
verrichten.
“Resetprocedure”
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gedurende
minstens 20 minuten met 80 km/h op
een rechte weg gereden) die begint
wanneer de Resetprocedure handmatig
wordt uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandendruk wordt
gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.Pomp, voordat de “Resetprocedure”
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandendruk op, vermeld in de
bandendruktabel (zie de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
Als de “Resetprocedure” niet wordt
uitgevoerd, kan in alle bovenstaande
gevallen, het lampje
onjuiste
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de Resetprocedure uit te voeren, bij
stilstaand voertuig en de contactsleutel
op MAR, gebruikt u het
instellingenmenu van het display als
volgt:
ga naar "Info voertuig" en vervolgens
naar "Reset banden";
houd de "OK"-knop op het stuur
langer dan 2 seconden ingedrukt (zie
afbeelding);
op het display wordt de voortgang
van de procedure weergegeven tot
de “Resetprocedure” is voltooid.
Na afronding van de “Resetprocedure”
verschijnt op display een speciaal
bericht dat aangeeft dat het inleren is
gestart. Als de inleerprocedure van het
iTPMS-systeem niet correct op het
display is verricht, wordt geen bericht
weergegeven.
76
VEILIGHEID
Page 79 of 260
Bedrijfsomstandigheden
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de waarschuwing
vertraagd worden of kan het gelijktijdige
drukverlies van meer dan één band
slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het ruimtebesparende
reservewiel, gebruik van de snelle
bandenreparatieset "Fix&Go", gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het lampje
ongeveer
75 seconden en blijft daarna vast
branden; tegelijkertijd wordt op het
display een speciaal bericht
weergegeven en verschijnen naast de
vorm van de auto, naast iedere band
de symbolen "– –".
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
In geval van abnormale signalen, wordt
aanbevolen de “Resetprocedure” uit
te voeren. Als de aanduidingen na een
succesvolle “Resetprocedure weer
worden weergegeven, controleer dan of
om alle vier de wielen dezelfde banden
zitten en of de banden niet beschadigd
zijn. Breng zo snel mogelijk de
standaardband weer aan in plaats van
het noodreservewiel, verwijder de
sneeuwkettingen (indien mogelijk),
controleer de gewichtsverdeling en
herhaal de “Resetprocedure” door over
een schone, geasfalteerde weg te
rijden. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als de aanduidingen
aanhouden.BELANGRIJK
57)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.
58)Als de bestuurder het rempedaal
volledig intrapt of een snelle stuurbeweging
maakt terwijl het systeem in werking is,
dan kan de automatische remingreep
gestopt worden (bijv. om een eventuele
manoeuvre om het obstakel te vermijden
mogelijk te maken).
59)De laserstraal is niet zichtbaar met het
blote oog. Kijk niet rechtstreeks, of met
optische instrumenten (bijv. lenzen), in de
laserstraal vanaf een afstand korter dan 10
cm: dit kan tot oogletsel leiden. De
laserstraal is ook aanwezig als de sleutel op
MAR staat, maar dan werkt hij niet, is hij
niet beschikbaar of handmatig
uitgeschakeld via het Instellingenmenu.
60)Het systeem werkt voor voertuigen die
op dezelfde rijbaan rijden. Kleine voertuigen
(bijv. fietsen of motorfietsen) of mensen,
dieren en voorwerpen (bijv. rolstoelen) en
meer in het algemeen alle obstakels die het
door de laser uitgezonden licht beperkt
reflecteren (bijv. voertuigen die bevuild zijn
met modder) worden niet in aanmerking
genomen.
59F0Y0659C
77
Page 81 of 260
BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto".
VEILIGHEIDS-
GORDELS
62) 63)
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de
gordel wanneer er heftig geremd wordt
of bij een sterke deceleratie wegens
een botsing. Zo kan de
veiligheidsgordel vrij schuiven en kan hij
zich aanpassen aan het lichaam van
de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de veiligheidsgordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A fig. 60 en steek deze in de
sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als de gordel tijdens het verwijderen
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens
het teruglopen met de hand, zodat
hij niet draait.
60F0Y0085C
79
Page 124 of 260
EEN AANHANGER
TREKKEN
109) 110) 111)
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerde
monteurs aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale trekgewicht van het voertuig
waarop de trekhaak wordt gemonteerd.
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger.Gebruik voor de elektrische aansluiting
een 7- of 13-polige 12 VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
ter referentie van de fabrikant van het
voertuig en/of van de fabrikant van
de trekhaak op.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet de auto voorzien zijn
van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie. De
montage moet door gespecialiseerde
monteurs worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van de auto proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op het kenteken
van het voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Een elektrisch geregelde rem (of
elektrische lier, enz.) moet direct vanaf
de accu worden gevoed, met een kabel
met een diameter van minstens 2,5
mm
2.
Naast de elektrische aansluitingen die
op het schakelschema zijn aangegeven,
mag het elektrische systeem slechts
aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op de kabel voor een interne
gloeilamp van niet meer dan 15 W voor
de aanhanger. Voor de aansluitingen
dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met
een accukabel met een doorsnede van
minstens 2,5 mm
2.
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 127 of 260
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het AdBlue®-
reservoir met niet meer dan 6,5 liter te
vullen wanneer het bericht op het
display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneer
het AdBlue® niet langer uit het
reservoir stroomt. Probeer niet verder
bij te vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats de dop D fig. 102 terug op de
AdBlue®-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordt
gereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als AdBlue® bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens 2
minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Verwijder de zone
rondom de vulopening zorgvuldig als
AdBlue® gemorst is en vul de vloeistof
verder bij. Verwijder de vloeistof met
een spons en warm water als deze
kristalliseert.BELANGRIJK
HET MAXIMALE PEIL NIET
OVERSCHRIJDEN: dit kan
beschadiging van de tank
veroorzaken. UREUM bevriest
onder -11 °C. Hoewel het systeem
is ontworpen om te functioneren
onder het vriespunt van UREUM,
verdient het aanbeveling de tank
niet te vullen boven het
maximumpeil want het systeem kan
beschadigd raken als UREUM
bevriest. Leef de aanwijzingen van
dit deel na.
Als het UREUM wordt gemorst
op geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
Probeer de motor niet te starten
als UREUM per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank,
omdat dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor. Neem in dit
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Voeg geen additieven of andere
vloeistoffen aan AdBlue® toe om
schade aan het systeem te
vermijden.
125