stop start FIAT 500X 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: 500X, Model: FIAT 500X 2017Pages: 280, PDF Size: 12.12 MB
Page 39 of 280

Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten (hetere lucht) en luchtroosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het voor- en het najaar en op zonnige dagen.
+Luchtstroom verdeeld tussen de roosters van de beenruimten en de roosters voor de voorruit en zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
+Luchtstroom verdeeld over luchtroosters in het midden en aan de zijkanten van het dashboard en de luchtroosters
voor de voorste zijruiten. Zo kan de lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
++Luchtstroomverdeling naar alle uitstroomopeningen van het voertuig.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit).
Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende
knoppen. Bij de gecombineerde functiemodus, wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de
reeds ingestelde functies geactiveerd. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking
geannuleerd en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische regeling van de
luchtverdeling na een handmatige instelling te herstellen.
Start&Stop
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start&Stopsysteem (motor wordt afgezet wanneer de voertuigsnelheid 0
km/h is) om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Start&Stopsysteem is ingeschakeld (motor uit
en voertuig stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen
ruiten te verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel R1234YF dat het milieu niet verontreinigt als het per ongeluk weglekt. Gebruik onder geen enkele
omstandigheid R134a en R12 vloeistoffen, deze zijn niet compatibel met de componenten van het systeem.
37
Page 40 of 280

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
21)
De elektrische ruitbediening werkt met
de startinrichting op MAR en
gedurende ongeveer 3 minuten nadat
de startinrichting op STOP is gezet
(of de sleutel verwijderd is). Wanneer
een van de voorportieren wordt
geopend wordt het systeem buiten
werking gesteld.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 37.
❒A: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld.❒B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
knelbeveiliging ingeschakeld (indien
aanwezig);
❒C: inschakeling/uitschakeling
bediening achterste zijruiten;
❒D: linker achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische"werking, alleen tijdens
het openen;
❒E: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische"werking, alleen tijdens
het openen.Ruit openen
Druk op de knoppen om de gewenste
ruit te openen. fig. 38.Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
als de knop ingedrukt wordt gehouden,
wordt de "continue automatische"
werking geactiveerd.
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de gewenste
stand.
Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit te sluiten fig. 39.
Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
de "continue automatische" werking is
alleen mogelijk voor de ruiten van de
voorportieren.
De achterruiten kunnen alleen in
stappen gesloten worden.
37F1B0066C
38F1B0067C
39F1B0068C
38
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 41 of 280

Knelbeveiliging ruit voorportier(waar aanwezig)
Dit veiligheidssysteem kan de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit herkennen. Als
dat gebeurt, wordt de beweging van de
ruit door het systeem gestopt en
omgekeerd, afhankelijk van de stand.
De ruit zakt vervolgens ongeveer 5
cm ten opzichte van de eerste
stopstand. Tijdens de omkering van de
beweging kan de ruit op geen enkele
manier bediend worden.
Initialisatie elektrische
ruitbediening
Als de stroomtoevoer is onderbroken,
moet de elektrische ruitbediening
opnieuw worden geïnitialiseerd.
De hieronder beschreven
initialisatieprocedure moet met gesloten
portieren en voor elk portier uitgevoerd
worden:
❒sluit de ruit door de knop ingedrukt te
houden;
❒zodra de ruit volledig gesloten is, de
knop gedurende minstens 3 seconden
ingedrukt houden.
BELANGRIJK
21)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK
22)11)
Het elektrische schuifdak bestaat uit
twee glazen panelen (het voorste is
beweegbaar en het achterste is een
vast paneel) en is voorzien van twee
handmatig te bedienen
zonneschermen.
De bediening van het schuifdak werkt
alleen met de startinrichting in de stand
MAR.
OPENEN
Druk op knop A fig. 40: het dak zal
volledig geopend worden.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SLUITEN
Trek, bij volledig geopend stand, aan
knop A fig. 40: het dak wordt volledig
gesloten.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
39
Page 42 of 280

SCHARNIEROPENING
Om het dak in "scharnierstand" te
zetten, knop Bfig. 40 indrukken en weer
loslaten.Dit type scharnieropening kan
geactiveerd worden ongeacht de stand
van het schuifdak. Als het dak in
gesloten stand staat, wordt het door
het indrukken van de knop automatisch
geopend in scharnierstand. Als het
reeds geopend is, moet de knop
ingedrukt gehouden worden tot het dak
de scharnierstand bereikt heeft.
Als knop B tijdens de automatische
beweging van het dak nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de beweging gestopt.
BEWEGING
ZONNESCHERM
Het zonnescherm werkt handmatig: hij
kan in iedere stand worden gestopt.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen: wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en wordt de beweging van het dak
onmiddellijk omgedraaid.
NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het cabriodak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
❒verwijder beschermdop A fig. 41
op de binnenbekleding;
❒neem de bijgeleverde inbussleutel B;❒plaats inbussleutel B in zitting A;
❒draai inbussleutel B rechtsom om het
dak te openen of linksom om het te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Na onregelmatig gedrag van het
schuifdak of een noodmanoeuvre (zie
beschrijving in de vorige paragraaf),
moet de automatische werking van het
schuifdak opnieuw geïnitialiseerd
worden.
Ga als volgt te werk:
❒druk op knop A fig. 40 om het dak in
volledig gesloten stand te zetten;
❒zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
❒zet de startinrichting naar MAR;
❒houd knop A minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
40F1B0069C
41F1B0070C
40
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 56 of 280

Controlelampje Wat het betekent
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het waarschuwingslampje gaat branden (of bij sommige versies verschijnt het pictogram op het display)
wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng het voertuig tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir zich niet onder het MIN-teken bevindt. Als dit het geval is, wacht dan tot
de motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil zich tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir bevindt. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje opnieuw gaat branden (of het pictogram
verschijnt weer op het display), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt(bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestatie gevraagd worden) en als het lampje blijft branden: minder dan snelheid en breng het
voertuig tot stilstand. Stop gedurende twee of drie minuten met lopende motor en geef een beetje gas om
de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit. Controleer of het
koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
STORING STUURBEKRACHTIGING
Dit waarschuwingslampje (of het symbool op het display) gaat branden wanneer de startinrichting in de
stand MAR wordt gezet, maar het moet na enkele seconden doven. Als het lampje blijft branden (of het
symbool op het display blijft staan), zou de elektrische stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om het voertuig te besturen. Het sturen blijft echter wel
mogelijk. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
54
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 60 of 280

Controlelampje Wat het betekent
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in MAR wordt gezet, gaat het lampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht.
13)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een
continu brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot
overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog
brandstofverbruik. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Het lampje dooft
nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het geheugen opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge
snelheid en zonder te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met brandend lampje kan schade
aan de motor veroorzaken. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn. Laat het
gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van
het lampje. Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
13)Als, wanneer de startinrichting op MAR wordt gedraaid, het lampjeniet gaat branden of tijdens het rijden continu blijft branden of gaat
knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
58
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 62 of 280

Controlelampje Wat het betekent
BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE ACTIERADIUS
Dit lampje gaat branden (of het pictogram verschijnt op het display) wanneer er nog ongeveer5à7liter
brandstof in de tank is.
14)
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht of het dimlicht worden ingeschakeld.
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de
startinrichting in de stand STOP werd gezet (functie "Follow me").
AUTOMATISCH GROOTLICHT
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
MISTLAMPEN
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
LINKER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
BELANGRIJK
14)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
60
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 63 of 280

Controlelampje Wat het betekent
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Het symbool gaat branden om aan te geven dat de motor is uitgeschakeld door het Start&Stop-systeem.
Inschakelen: het symbool gaat branden wanneer het systeem wordt ingeschakeld; in dat geval is de led
op de knop uit.
Uitschakelen: er verschijnt een speciaal bericht op het display wanneer het Start&Stop-systeem is
uitgeschakeld; in dat geval brandt de led op de knop.
GROOTLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
SYMBOLEN OP HET DISPLAY
Symbool Wat het betekent
MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Het symbool gaat branden, er verschijnt tegelijkertijd een bericht op het display, als er onvoldoende
motoroliedruk is.
15)
BELANGRIJK Gebruik het voertuig niet tot de storing is verholpen. Het aangaan van het symbool geeft de
hoeveelheid olie in de motor niet aan: het oliepeil moet handmatig gecontroleerd worden.
STORING AIRBAG
Als het symbool permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
61
Page 67 of 280

Symbool Wat het betekent
STORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van de
schemersensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
DEFECT START&STOP SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het display
verschijnt een speciaal bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING KEYLESS GO SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Keyless Go-systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
65
Page 74 of 280

Melding op display
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOPINSCHAKELING/UITSCHAKELING START&STOP-SYSTEEM
Inschakelen: wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een bericht
op het display. In dit geval is de led op de knop gedoofd.
Uitschakelen: wanneer het systeem uitgeschakeld is, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval brandt de led op de knop.
72
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL