cruise control FIAT 500X 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500X, Model: FIAT 500X 2018Pages: 296, PDF Size: 8.24 MB
Page 14 of 296
DASHBOARD
1. Verstelbare luchtroosters aan de zijkant 2. Linker hendel: richtingaanwijzers, grootlicht, grootlichtsignaal, Lane change
functie 3. Instrumentenpaneel 4. Bedieningstoetsen op het stuurwiel: Cruise-Control, Speed Limiter 5. Rechter hendel:
ruitenwisser/-sproeier, achterruitwisser/-sproeier, instelling gevoeligheid regensensor 6.Uconnect™7. Start&Stop,
alarmknipperlichten, led status passagiersairbag 8. Gekoeld bovenste opbergvak (voor bepaalde versies/markten, indien
aanwezig) 9. Frontairbag passagierszijde 10. Verstelbare middelste luchtroosters 11. Onderste
dashboardkastje 12. Klimaatregeling 13. Knoppen op de tunnelconsole: stoelverwarming, stuurwielverwarming, USB-poort
+ AUX-poort (indien aanwezig) 14. Airbagmodule bescherming knie 15. Startinrichting (sleutel of knop) 16. Frontairbag
bestuurderszijde 17. Bedieningselementen op het stuurwiel: menu display, tripcomputer, multimedia, telefoon,
spraakherkenning 18. Bedieningspaneel: lichtschakelaar, koplampverstelling.
2F1B0626C
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 77 of 296
Symbool Wat het betekent
geelSTORING ADAPTIVE CRUISE CONTROL (ACC)
(indien aanwezig)
Het symbool gaat branden (samen met een bericht weergegeven op het display) om een storing van het
systeem Adaptive Cruise Control (ACC) aan te geven. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van de auto op vaste intervallen
vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"). Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen en de
startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt het woord symbool, gevolgd door het aantal resterende
kilometers/mijlen of het aantal resterende dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de onderhoudsbeurt of,
waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt tevens elke keer dat de sleutel naar MAR
wordt gedraaid, weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid
die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
witDit symbool gaat branden om aan te duiden dan het koppelingspedaal ingedrukt moet worden om het
starten in te schakelen.
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een hogere versnelling te schakelen (opschakelen).
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een lagere versnelling te schakelen (terugschakelen).
75
Page 78 of 296
Symbool Wat het betekent
witSNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het (witte) symbool gaat branden wanneer de via het menu van het display ingestelde snelheid (bijv.
110 km/h) wordt overschreden (de onderste waarde wordt afhankelijk van de ingestelde snelheid
bijgewerkt).
witELEKTRONISCHE CRUISE-CONTROL
Dit symbool gaat branden als de elektronische Cruise Control is ingeschakeld.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 126 of 296
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........125
DE AUTO PARKEREN.........126
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................126
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........129
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........130
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING........134
START&STOP SYSTEEM.......138
SNELHEIDSBEGRENZER.......140
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........140
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................142
MOOD SELECTOR / DRIVE MODE
(keuzeschakelaar rijmodus)......147
PARK ASSIST SYSTEEM.......149
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .151
ACHTERUITKIJKCAMERA......153
AANHANGERS TREKKEN......155
TANKEN..................157
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 142 of 296
SNELHEIDS-
BEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden
die door de bestuurder ingesteld
kunnen worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van het voertuig van de
druk op het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen op
knop A fig. 101 op het stuurwiel
drukken.
AUTOMATISCHE
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Het systeem schakelt automatisch uit in
geval van een systeemstoring. Neem in
dat geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte
wegen met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
123) 124) 125)
Om het systeem in te schakelen op
knop Afig. 102 drukken.
Inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool
op het display en, op
sommige versies, door weergave van
een speciaal bericht.
Als de Snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld, moet knop
Afig. 102 tweemaal worden ingedrukt
om de Cruise-Control in te schakelen.
101F1B0141C
140
STARTEN EN RIJDEN
Page 143 of 296
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1e
versnelling of in de achteruit staat. Het
is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 3
eversnelling of
hoger.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen en
de controle over het voertuig te
verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.
DE GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
om het systeem in te schakelen op
knop Afig. 102 drukken.
druk, wanneer het voertuig de
gewenste snelheid heeft bereikt, op
knop SET + (of SET –) en laat de knop
los om het systeem in te schakelen.
Wanneer het gaspedaal wordt
losgelaten, zal het voertuig automatisch
op de geselecteerde snelheid verder
rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen; als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert het voertuig
terug naar de eerder opgeslagen
snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voordat de knoppen SET
+ of SET – ingedrukt worden, moet het
voertuig op constante snelheid op een
vlak wegdek rijden.
SNELHEID VERHOGEN
Zodra de elektronische Cruise-Control
is ingeschakeld, kan de snelheid
verhoogd worden door op de knop SET
+ te drukken.
SNELHEID VERLAGEN
Bij ingeschakeld systeem kan de
snelheid worden verlaagd door op de
knop SET – te drukken.
DE SNELHEID WEER
OPROEPEN
Bij versies met automatische
versnellingsbak in de automatische
modus D (Drive - automatisch), om de
eerder ingestelde snelheid op te
roepen, de knop RES indrukken en
loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick
(sequentiële modus), om de eerder
ingestelde snelheid op te roepen,
accelereren tot deze snelheid wordt
benaderd en de knop RES indrukken
en loslaten.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in
te trappen of de knop CANC in te
drukken wordt de elektronische
Cruise-Control uitgeschakeld zonder
dat de opgeslagen snelheid gewist
wordt.
De cruisecontrol kan ook worden
uitgeschakeld door de elektronische
parkeerrem (EPB) in te schakelen of
door het remsysteem te gebruiken
(door bijv. gebruik van het
ESC-systeem).
102F1B0140C
141
Page 144 of 296
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
De elektronische Cruise-Control wordt
uitgeschakeld door het indrukken van
knop A fig. 102 of door de
startinrichting op STOP te zetten.
BELANGRIJK
123)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
124)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk.
125)De elektronische Cruise-Control kan
gevaarlijk zijn als het systeem geen
constante snelheid kan handhaven. In
bepaalde omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
ADAPTIVE CRUISE
CONTROL (ACC)
(indien aanwezig)
126) 127) 128) 129) 130) 131)
58) 59) 60) 61) 62) 63) 64)
BESCHRIJVING
Adaptieve Cruise-Control (ACC) is een
hulpmiddel voor de bestuurder waarbij
de functies van een gewone
cruisecontrol worden gecombineerd
met functies om een bepaalde afstand
te houden tot de voorligger.
De Adaptive Cruise-Control (ACC)
maakt gebruik van een radarsensor, die
zich achter de voorbumper
fig. 103 bevindt en een camera die zich
op het middelste deel van de voorruit
fig. 104 bevindt, voor de detectie van
een voertuig op korte afstand.Het systeem kan op twee manieren
worden gebruikt:
in de modus “Adaptive Cruise
Control”
voor de handhaving van
een veilige afstand tussen voertuigen
(op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt het
bericht “Adaptive Cruise Control”);
in de modus “elektronische
Cruise-Control”
om het voertuig
met een vooraf gekozen snelheid te
laten rijden.
U kunt de gewenste modus selecteren
via de knop op het stuur (zie verderop
voor instructies).
103F1B0095C
104F1B0096C
142
STARTEN EN RIJDEN
Page 145 of 296
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Inschakeling
Druk op de knop
om het systeem in
te schakelen (zie afbeelding).
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te laten als het
niet wordt gebruikt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen en
de controle over het voertuig te
verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.
Uitschakelen
Als het systeem is ingeschakeld, drukt
u kort op de knop
om het systeem
uit te schakelen. Op het display
verschijnt een bijbehorend bericht.
DE GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Het systeem kan alleen worden
ingesteld als de snelheid hoger is dan
30 km/h (of het equivalent in mph) en
lager dan 160 km/h (of het equivalent
in mph).
Wanneer het voertuig de gewenste
snelheid bereikt, druk dan kort op de
knop SET + of SET om de snelheid in
te stellen op de huidige snelheid. Het
display toont de ingestelde snelheid.
Haal vervolgens uw voet van het
gaspedaal.
Als het systeem is ingesteld, is het
bijbehorende symbool op het display
(zie voorgaande paragraaf) grijs bij
modellen met een monochroom display
en groen bij versies met een
kleurendisplay.
BELANGRIJK Trap het gaspedaal in om
harder te rijden dan de ingestelde
snelheid.
Terwijl het gaspedaal is ingedrukt:
ziet u gedurende een paar seconden
een bericht;
kan het systeem de afstand tussen
uw auto en de voorligger niet regelen. In
dit geval wordt de snelheid uitsluitend
bepaald door de stand van het
gaspedaal.
Het systeem treedt weer in werking
zodra het gaspedaal wordt losgelaten.Het systeemkan nietworden
ingesteld:
als het rempedaal is ingetrapt;
als de remmen oververhit zijn;
als de elektrische handrem is
ingeschakeld;
als de versnellingspook op P
(parkeren), R (achteruit) of N (vrijstand)
staat (versies met automatische
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak met dubbele
koppeling);
als de pook in R (achteruit), vrij of 1
(1e versnelling ingeschakeld) staat
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak);
wanneer het koppelingspedaal wordt
ingetrapt (versies met handgeschakelde
versnellingsbak);
als het motortoerental een maximale
drempel overschrijdt (versies met
handgeschakelde versnellingsbak en
versies met automatische
versnellingsbak/automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling)
of onder een minimale drempel valt
(alleen versies met handgeschakelde
versnellingsbak);
als de rijsnelheid niet binnen het
instelbare snelheidsbereik ligt;
als de ESC (of ABS of een ander
systeem voor stabiliteitsregeling) in
werking is of net in werking is geweest;
als het ESC is uitgeschakeld;
105J0A0917C
143
Page 146 of 296
bij automatisch remmen door het Full
Brake Control-systeem (indien
aanwezig);
als de Speed Limiter actief is;
als de elektronische Cruise-Control
actief is;
bij een storing van het systeem;
als de motor is uitgeschakeld:
als de radarsensor geen vrij zicht
heeft (in dat geval moet de bumper
worden schoongemaakt bij de sensor).
Als het systeem is ingesteld, kunnen de
bovenstaande omstandigheden ook tot
gevolg hebben dat het systeem wordt
geannuleerd of uitgeschakeld. De
momenten waarop dit gebeurt,
verschillen per situatie.
BELANGRIJK Als het systeem is
ingesteld, kunt u door het intrappen van
het gaspedaal harder rijden dan de
ingestelde rijsnelheid. Het systeem
wordt dan niet automatisch
uitgeschakeld, maar de werking wordt
wel beperkt. U kunt het systeem dan
ook beter uitschakelen.
SNELHEID WIJZIGEN
Snelheid verhogen
Nadat het systeem is ingesteld, kan de
opgeslagen rijsnelheid worden
verhoogd via de knop SET +.Druk eenmaal op de knop SET +:
om de snelheid met 1 km/h (of het
equivalent in mph) te verhogen. Met
elke volgende druk op de knop wordt
de snelheid met 1 km/h (of het
equivalent in mph) verhoogd.
Houd de knop SET + ingedrukt:om
de snelheid in stappen van 10 km/h (of
het equivalent in mph) te verhogen
totdat u de knop loslaat. De toename
van de ingestelde snelheid wordt op het
display weergegeven.
Snelheid verlagen
Nadat het systeem is ingesteld, kan de
opgeslagen rijsnelheid worden verlaagd
door de knop SET – ingedrukt te
houden.
Druk eenmaal op de knop SET -:om
de snelheid met 1 km/h (of het
equivalent in mph) te verlagen. Bij elke
volgende druk op de knop wordt de
snelheid met 1 km/h (of het equivalent
in mph) verlaagd.
Houd de knop SET - ingedrukt:om
de snelheid in stappen van 10 km/h (of
het equivalent in mph) te verlagen
totdat u de knop loslaat. De afname
van de snelheid wordt op het display
weergegeven.OPMERKING Als u de modus “Sport”
selecteert in de Drive Mode (of Mood
Selector, afhankelijk van de markt),
wordt de ACC overgeschakeld naar de
sportmodus: het systeem zal reactiever
worden tijdens het accelereren.
ACCELERATIE BIJ
INHALEN
Als u achter een voertuig rijdt en actieve
cruisecontrol is ingeschakeld, zorgt het
systeem voor extra acceleratie als u
harder gaat rijden dan een bepaalde
snelheid en de richtingaanwijzer naar
links aandoet (of rechts bij een
uitvoering met het stuur rechts).
DE SNELHEID WEER
OPROEPEN
Als de cruisecontrol tijdelijk niet is
gebruikt maar nog wel is ingeschakeld,
kunt u de eerder ingestelde snelheid
oproepen door op de knop RES te
drukken en even uw voet van het
gaspedaal te halen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt
dan hersteld.
Als u wilt terugkeren naar de eerder
ingestelde snelheid, gaat u met
ongeveer die snelheid rijden en drukt u
kort op de knop RES.
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 147 of 296
DE AFSTAND TUSSEN
VOERTUIGEN INSTELLEN
De afstand tussen uw voertuig en uw
voorligger kan worden ingesteld op
1 streepje (kort), 2 streepjes
(gemiddeld), 3 streepjes (lang) of
4 streepjes (maximaal) fig. 106.
De gehanteerde afstanden zijn relatief
ten opzichte van de rijsnelheid. De tijd
tussen uw voertuig en de voorligger
blijft constant en varieert tussen
1 seconde (voor de korte afstand van1 streepje) en 2 seconden (voor de
maximale afstand van 4 streepjes).
Bij het eerste gebruik van het systeem
is de afstand ingesteld op 4 streepjes
(het maximum). Nadat de afstand is
aangepast door de bestuurder, wordt
de nieuwe afstand ook opgeslagen
zodra het systeem is uitgeschakeld en
weer is ingeschakeld.
De afstand verkleinen
Druk kort op de knop
om de
ingestelde afstand te verkleinen.
De afstand wordt met elke druk op de
knop één streepje korter.
De ingestelde snelheid wordt
gehandhaafd als er geen voorliggers
zijn. Als de kortst mogelijke afstand is
bereikt, wordt met de volgende druk op
de knop de langste afstand ingesteld.
De ingestelde afstand wordt behouden
totdat:
de voorligger versnelt tot een
snelheid die hoger is dan de ingestelde
snelheid;
de voorligger de rijbaan verlaat of niet
meer binnen het bereik is van de sensor
van de adaptieve Cruise Control;
de afstand wordt aangepast;
de adaptieve Cruise Control wordt
uitgeschakeld/geannuleerd.BELANGRIJK Er gelden beperkingen
voor de maximale remwerking die door
het systeem kan worden toegepast. De
bestuurder kan altijd het rempedaal
intrappen als dat nodig mocht zijn.
BELANGRIJK Als het systeem vaststelt
dat de remkracht onvoldoende is om
de ingestelde afstand te handhaven,
wordt de bestuurder via een bericht op
het display gewaarschuwd dat de
voorligger te dicht is genaderd. Er klinkt
ook een waarschuwingsgeluidssignaal.
In dit geval is het raadzaam om direct
het rempedaal in te trappen om een
veilige afstand tot de voorligger te
behouden.
BELANGRIJK De bestuurder moet erop
toezien dat er zich geen voetgangers,
andere voertuigen of voorwerpen in de
directe omgeving van de auto
bevinden. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregelen kan leiden
tot ernstige ongelukken en lichamelijk
letsel.
BELANGRIJK Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om voldoende afstand te houden op
voorliggers en zich hierbij te houden
aan de geldende verkeersregels.
106F1B0299C
145