stop start FIAT 500X 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500X, Model: FIAT 500X 2019Pages: 300, PDF Size: 7.73 MB
Page 67 of 300

Waarschuwingslampje Wat het betekent
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenSTART&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat het Start&Stop-systeem werkt (motor
afgezet). Wanneer de motor weer gestart is, gaat het rode waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren
om de motor weer te starten paragraaf "Start&Stop-systeem " in het hoofdstuk "Starten en rijden").
groenRIJDEN OP BENZINE
Tijdens het rijden op benzine gaat het waarschuwingslampje branden.
blauwGROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
witHELDERHEIDSSENSOR
(indien aanwezig)
Deze sensor meet de lichtsterkte in passagiersruimte en past de helderheid van het instrumentenpaneel
zelfstandig aan.
65
Page 71 of 300

Symbool Wat het betekent
geelSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING START&STOP SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het display
verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING KEYLESS GO SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Keyless Go-systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
69
Page 79 of 300

Melding op display
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOPSTART&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Inschakelen: wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een bericht
op het display. In dit geval is de led op de knop gedoofd.
Uitschakelen: wanneer het systeem uitgeschakeld is, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval brandt de led op de knop.
BERICHT "SERVICE" (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD)GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
Wanneer het onderhoudsinterval (onderhoudsbeurt) bijna is vervallen en de
startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt het bericht “Service”, gevolgd door
het aantal resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende dagen (indien
aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km
vóór de onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt.
Dit wordt tevens elke keer dat de sleutel naar MAR wordt gedraaid, weergegeven.
Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is
ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoudsschema te laten verrichten en het bericht te
resetten.
77
Page 90 of 300

RCP-systemen noch akoestische noch
visuele waarschuwingen verzenden.
Het BSA-systeem zal de actieve
werkingsmodus opslaan die in gebruik
was tijdens het afzetten van de motor.
Elke keer dat de motor wordt gestart,
wordt de eerder opgeslagen
werkingsmodus opgeroepen en
gebruikt.
BELANGRIJK Het systeem is een
rijhulpsysteem, het waarschuwt de
bestuurder NIET bij nadering van
voertuigen buiten de detectiezones. De
bestuurder moet altijd voldoende
aandacht houden voor het verkeer en
de wegomstandigheden en voor het
controleren van het traject van het
voertuig.
FULL BRAKE CONTROL
SYSTEEM
58) 59) 60) 61)
22) 23) 24) 25) 26) 27) 28) 29) 30)
Het voertuig kan zijn uitgerust met een
Full Brake Control-systeem. Dit is een
rijhulpsysteem dat bestaat uit een radar
die zich achter de voorbumper
fig. 57 bevindt en een camera die zich
op het middelste deel van de voorruit
fig. 58 bevindt.In het geval van een dreigende botsing
grijpt het systeem in door de auto
automatisch af te remmen om een
botsing te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
Het systeem geeft akoestische en
visuele meldingen aan de bestuurder
door middel van weergave van speciale
berichten op het scherm van het
instrumentenpaneel.Het systeem kan licht remmen om de
bestuurder te waarschuwen als een
mogelijke frontale aanrijding
gedetecteerd wordt (beperkte
remwerking). De meldingen en het
lichte remmen zijn bedoeld om de
bestuurder tijdig te laten reageren, om
een mogelijke aanrijding te voorkomen
of de gevolgen daarvan te beperken.
In situaties met risico op een botsing,
als het systeem geen interventie van de
bestuurder detecteert, zorgt het voor
automatische remwerking om de auto
af te remmen en de gevolgen van een
potentieel ongeval af te zwakken
(automatische remwerking). Als
gedetecteerd wordt dat de druk die de
bestuurder op het gaspedaal uitoefent
onvoldoende is, kan het systeem
ingrijpen om de reactie van het
remsysteem te verbeteren, zodat de
snelheid van het voertuig verder wordt
verlaagd (extra assistentie tijdens de
remfase).
Versies uitgerust met Start&Stop
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop systeem gaan werken zoals
beschreven in paragraaf "Start&Stop
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
57F1B0720
58F1B0656
88
VEILIGHEID
Page 91 of 300

Versies met handgeschakelde
versnellingsbak: na afloop van de
automatische remingreep kan de motor
haperen en afslaan, tenzij de bestuurder
het koppelingspedaal intrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak / automatische
versnellingsbak met dubbele
koppeling: na afloop van het remmen
wordt de laatst opgeslagen versnelling
ingeschakeld: het voertuig zou dus
enkele seconden na de automatische
stop weer kunnen starten.
BELANGRIJK Zowel bij de versies
uitgerust met handgeschakelde
versnellingsbak als bij die met
automatische versnellingsbak kunnen,
nadat de auto is gestopt, de
remklauwen om veiligheidsredenen
ongeveer 2 seconden geblokkeerd
blijven. Zorg ervoor dat u het rempedaal
intrapt als de auto iets vooruit mocht
rijden.
Inschakelen/uitschakelen
Het Full Brake Control-systeem kan
uitgeschakeld (en weer ingeschakeld)
worden via hetUconnect™-systeem
(zie de beschrijving in het speciale
supplement).
Het systeem kan ook worden
uitgeschakeld met de contactsleutel in
de stand MAR.Het Full Brake Control-systeem kan op
drie activeringsniveaus worden
ingesteld via hetUconnect™-systeem:
Systeem actief: het systeem (indien
actief) biedt, in aanvulling op de visuele
en akoestische waarschuwingen,
beperkte remwerking, automatisch
remmen en extra assistentie tijdens de
remfase wanneer de bestuurder
onvoldoende remt in het geval van een
mogelijke frontale botsing;
Systeem gedeeltelijk actief: het
systeem (indien actief) biedt geen
beperkte remwerking, maar garandeert
automatisch remmen en extra
assistentie tijdens de remfase wanneer
de bestuurder niet of onvoldoende remt
in het geval van een mogelijke frontale
botsing. De visuele en akoestische
waarschuwingen zijn uitgeschakeld en
worden dus niet geboden door het
systeem;
Systeem niet actief: het systeem
biedt geen visuele en akoestische
waarschuwingen, beperkte remwerking,
automatisch remmen of extra
assistentie tijdens de remfase. Het
systeem geeft dus geen enkele
waarschuwing voor een mogelijk
ongeval.Inschakelen/uitschakelen
Als het Full Brake Control-systeem
correct is ingeschakeld via het
Uconnect™-systeem, dan zal het elke
keer dat de motor wordt gestart in
werking treden.
Na de uitschakeling zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen voor een
mogelijke botsing met een
vooroprijdend voertuig, ongeacht de
met hetUconnect™-systeem
geselecteerde instelling.
De uitschakelingsstatus van het
systeem wordt niet in het geheugen
opgeslagen wanneer de motor afgezet
wordt: als het systeem wordt
uitgeschakeld wanneer de motor
afgezet is, zal het bij de volgende start
ingeschakeld worden.
De functie is niet actief bij snelheden
hoger dan 5 km/h.
Het systeem is alleen actief als:het correct is ingeschakeld via het
Uconnect™systeem;
de contactsleutel op MAR staat;
de snelheid van het voertuig hoger is
dan 5 km/h;
De gevoeligheid van het systeem
wijzigen
De gevoeligheid van het systeem kan
gewijzigd worden via het
Uconnect™systeemmenu, door een
van de volgende drie opties te kiezen:
89
Page 122 of 300

BELANGRIJK
87)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en
tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
88)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met het lichaam naar
voren gebogen, maar houd de rugleuning
in een rechte stand en steun er goed tegen
met uw rug.
89)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.90)Zie voor het uitschakelen van de
airbags via het menu van het
instrumentenpaneel, de beschrijving in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel", paragraaf
"Menuopties".
91)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
92)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten of
in het gebied van de Hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
93)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
94)Als het startsysteem op MAR wordt
gezet en het
lampje niet gaat branden
of tijdens het rijden blijft branden, dan is er
mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in
werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
95)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led
OFF(op de
plaat van het instrumentenpaneel) het
lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld. In sommige
versies gaat in het geval van een storing
van de led
ON(op de plaat van het
instrumentenpaneel) het lampjeop de
console branden.
96)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.97)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
98)Laat na diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
99)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de rijrichting
in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een botsing de
airbag wordt opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood van het
kind. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud ten slotte dat als het startsysteem
in de STOP-stand staat, bij een botsing
geen enkel veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) wordt geactiveerd; het is
dus geen systeemstoring als deze
systemen in deze gevallen niet worden
ingeschakeld.
120
VEILIGHEID
Page 124 of 300

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........123
DE AUTO PARKEREN.........124
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................124
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........127
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........128
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET
DUBBELE KOPPELING........132
START&STOP-SYSTEEM.......136
SNELHEIDSBEGRENZER.......137
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........138
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................140
RIJMODUSSCHAKELAAR......145
PARK ASSIST SYSTEEM.......147
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .150
TRAFFIC SIGN RECOGNITION . . .152
INTELLIGENT SPEED ASSIST. . . .154
ACHTERUITKIJKCAMERA......155
EEN AANHANGER TREKKEN. . . .157
TANKEN..................159
AdBlue -ADDITIEF (UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT...........162
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 125 of 300

MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
103) 104) 105) 106)
32) 33) 34) 35)
Versies met handmatige
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR. Bij
dieselversies gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het waarschuwingslampje uit gaat;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de startinrichting naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;
als de motor niet binnen
10 seconden start, de startinrichting
weer naar STOP draaien en10-15 seconden wachten alvorens de
startprocedure te herhalen.
nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
trap het rempedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de startinrichting naar AVV;
als de motor niet start, de
startinrichting weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens
de startprocedure te herhalen;
nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van
de elektronische sleutel (Keyless
Go) leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boordvan het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven. Leg in
dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel op
de knop. Op die manier wordt de
startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
BELANGRIJK
103)Probeer de motor niet te starten door
brandstof of andere brandbare vloeistof in
de luchtinlaat van het gasklephuis te
gieten: dit kan de motor beschadigen en
mensen in de buurt verwonden.
104)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
105)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
106)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
123
Page 128 of 300

Als het lampjeop het
instrumentenpaneel blijft branden terwijl
de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, dan duidt dit op een
storing: neem in dat geval contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij versies met
automatische versnellingsbak de stand
P (Parkeren) nooit gebruiken in plaats
van de elektrische parkeerrem. Schakel
de elektrische parkeerrem altijd in als
het voertuig geparkeerd wordt om letsel
of schade te voorkomen door
onverwachte beweging van het
voertuig.
BELANGRIJK Bij auto's met
handgeschakelde versnellingsbak
wordt de elektrische parkeerrem
automatisch losgezet wanneer het
koppelingspedaal volledig ingetrapt en
vervolgens losgelaten wordt en
tegelijkertijd het gaspedaal wordt
ingetrapt.
BEDIENING VAN DE
ELEKTRISCHE
PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manieren werken:
"Dynamische werkwijze": deze
modus wordt ingeschakeld door de
schakelaar fig. 89 herhaaldelijk tijdens
het rijden te bedienen;
"Statische werkwijze in- en
uitschakeling": bij stilstaande auto kan
de elektrische parkeerrem worden
ingeschakeld door een keer aan de
schakelaar te trekken. Druk
daarentegen op de schakelaar en trap
tegelijkertijd het rempedaal in om de
rem uit te schakelen;
“Drive Away Release”: de elektrische
parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer wordt
waargenomen dat de bestuurder de
auto voor- of achteruit wil laten rijden.
Bij versies met een automatische
versnellingsbak moet de
veiligheidsgordel altijd worden
vastgemaakt.
"Safe Hold": wanneer de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, de
versnellingspook niet in P (Parkeren)
staat bij versies met automatische
versnellingsbak en de intentie van de
bestuurder om het voertuig te verlaten
wordt gedetecteerd, wordt de
elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld zodat het voertuig in
veilige omstandigheden verkeert;
"Auto Apply": als de voertuigsnelheid
lager is dan 3 km/h, wordt de
elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld als de versnellingspook
naar stand P (Parkeren) wordt gezet
(versies met automatische
versnellingsbak), of met het contactslotop STOP (versies met
handgeschakelde versnellingsbak). De
led op de schakelaar gaat tegelijk
branden met het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
wanneer de parkeerrem is ingeschakeld
en op de wielen is toegepast. Elke
automatische inschakeling van de
parkeerrem kan geannuleerd worden
door de schakelaar op de
tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd de versnellingspook voor
de automatische versnellingsbak naar
stand P (Parkeren) te zetten of de
startinrichting naar STOP te zetten
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak). Deze modus kan
bediend worden met behulp van het
Menu van hetUconnect systeem™.
SAFE HOLD
Dit is een veiligheidsfunctie die
automatisch de elektrische parkeerrem
inschakelt in het geval van een
omstandigheid die gevaarlijk is voor het
voertuig.
Als:
de voertuigsnelheid lager is dan
3 km/h;
de versnellingspook niet in P
(Parkeren) staat (versies met
automatische versnellingsbak);
de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd;
126
STARTEN EN RIJDEN
Page 129 of 300

het bestuurdersportier open staat;
er zijn geen pogingen waargenomen
om het rempedaal of het gaspedaal, of,
op versies met een handmatige
versnellingsbak, de koppeling te
bedienen.
de elektrische parkeerrem wordt
automatisch ingeschakeld om
beweging van het voertuig te
voorkomen.
De functie Safe Hold kan tijdelijk
worden uitgeschakeld door de
schakelaar op de tunnelconsole in te
drukken en tegelijkertijd het rempedaal
in te trappen, als het voertuig stilstaat
en het bestuurdersportier geopend is.
Eenmaal uitgeschakeld zal de functie
weer ingeschakeld worden zodra de
voertuigsnelheid 20 km/h bereikt of
wanneer de startinrichting naar STOP
en daarna naar MAR wordt gezet.
BELANGRIJK
107)In het geval van parkeermanoeuvres
op wegen met een helling, de wielen
draaien, de parkeerrem inschakelen, de
eerste versnelling bij een helling-omhoog
en de achteruitversnelling bij een
helling-omlaag inschakelen, bij versies met
een automatische versnellingsbak de pook
in stand "P" zetten. Als de auto op een
steile helling wordt geparkeerd, blokkeer de
wielen dan met of wiggen of stenen.108)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter; zorg ervoor dat wanneer u
het voertuig verlaat, u de contactsleutel bij
u hebt.
109)De elektrische parkeerrem moet altijd
ingeschakeld zijn als het voertuig verlaten
wordt.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
110)
36)
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook in de
gewenste stand (het schakelschema is
aangegeven op de pookknop).
Om de 6
eversnelling in te schakelen
(indien aanwezig), de pook naar rechts
duwen om te voorkomen dat per
ongeluk de 4
eversnelling wordt
ingeschakeld. Hetzelfde geldt bij het
schakelen van de 6
enaar de 5e
versnelling.
1.0 - 1.3 - 1.4 Turbo Multi Air -
1.6 Multijet versies:Til, om vanuit de
vrijstand de achteruitversnelling R in te
schakelen, de ring A fig. 90 onder de
knop op en verplaats tegelijkertijd de
pook naar links en vervolgens naar
voren.
Versies 1.6 E.Torq:Beweeg, om
vanuit de vrijstand de
achteruitversnelling R in te schakelen,
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren.
127