service FIAT DOBLO COMBI 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2010, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2010Pages: 274, PDF Size: 6.36 MB
Page 111 of 274

110
F0V0068mfig. 108
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
de auto en binnen de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
FGA S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangst-
apparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamhe-
den op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf wor-
den uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant
in acht moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de ken-
merken van de auto worden gewijzigd, kan het kenteken-
bewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties en
eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten die
veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie of op
defecten die direct of indirect daarvan het gevolg zijn.
FGA S.p.A. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor scha-
de die het gevolg is van de installatie van accessoires die
niet door FGA S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die
niet conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en derge-
lijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
❒2 luidsprekers achter (naast de hoedenplank) (voor be-
paalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
AUTORADIO INBOUWEN
De autoradio moet worden ingebouwd op de plek van het
opbergvak in het midden: de voedingskabels liggen achter
dit opbergvak. Druk op de lippen A-fig. 108 om het vak
te verwijderen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Laat de aansluiting op de inbouwvoorbe-
reiding in de auto uitsluitend door het Fiat
Servicenetwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd van
het beste resultaat en wordt voorkomen dat de
rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 110
Page 118 of 274

117
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Re-
minder), dat de bestuurder (bij alle uitvoeringen) en de
passagier voor (bij de uitvoeringen Doblò/Doblò Com-
bi) op de volgende wijze waarschuwt als de veiligheids-
gordel niet is omgelegd.
❒de eerste 6 seconden gaat lampje
❒de daaropvolgende 90 seconden knippert het lampje
manent uit te schakelen.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-menu van het dis-
play weer worden geactiveerd.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de veilig-
heidsgordels voor van de auto voorzien van gordelspan-
ners. Dit systeem trekt bij een heftige frontale en zijde-
lingse botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze
wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats ge-
houden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat de
gordelspanner in werking is geweest; de gordel wordt niet
meer opgerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden om-
gelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beet-
je rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of sme-
ring. Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de
doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner door
extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. overstromin-
gen en vloedgolven) met water en modder in contact is
geweest, dan moet de spanner worden vervangen.
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:50 Pagina 117
Page 119 of 274

F0V0106mfig. 113118
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De gordelspanner werkt slechts eenmaal.
Als de gordelspanners hebben gewerkt,
moet u zich tot het Fiat Servicenetwerk wenden
om ze te laten vervangen. De geldigheid van het
systeem staat vermeld op een plaatje dat zich in
het dashboardkastje bevindt: laat voor het ver-
strijken van deze termijn het systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE!
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke tril-
lingen of verhitting (maximaal 100 °C ge-
durende ten hoogste 6 uur) optreden, kun-
nen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij
die omstandigheden horen niet trillingen die voort-
gebracht worden door een slecht wegdek of door
contacten met kleine obstakels zoals trottoirban-
den. Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET
GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wette-
lijke voorschriften met betrekking tot het verplichte ge-
bruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop
attent te maken). Leg de veiligheidsgordel altijd om voor-
dat u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gordel dragen: ook
voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind)
is de kans op letsel bij een ernstig ongeval kleiner als ze
een gordel dragen. Uiteraard moeten zwangere vrouwen
het onderste deel van de gordel meer naar beneden om-
leggen, zodat de gordel over het bekken en onder de buik
langs loopt (zoals is aangegeven in fig. 113).
TREKKRACHTBEGRENZERS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te
vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor
en achter (voor bepaalde uitvoeringen/markten) voorzien
van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrij-
ding de piekbelasting op de borst en schouders beperken.
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:50 Pagina 118
Page 120 of 274

119
F0V0108mfig. 115
F0V0107mfig. 114
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het
diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de
schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gor-
delgedeelte moet over het bekken (zoals is aangegeven
in fig. 114) en niet over de buik liggen. Gebruik geen voor-
werpen (wasknijpers, klemmen enz.) die een goed aan-
sluiten van de gordel op het lichaam verhinderen.
Voor maximale bescherming moet u de rug-
leuning rechtop zetten, tegen de leuning
aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten
op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels
zowel voor als achter in de auto! Rijden zonder om-
gelegde veiligheidsgordels vergroot het risico op ern-
stig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval.
Het is streng verboden onderdelen van de veilig-
heidsgordels of gordelspanners te demonteren of
open te maken. Werkzaamheden aan de veilig-
heidsgordels en gordelspanners moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt
u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Iedere veiligheidsgordel dient slechts ter be-
scherming van een enkel persoon: gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waar-
bij de gordel beiden zou moeten beschermen fig. 115.
Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel
en het lichaam van een inzittende.
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:50 Pagina 119
Page 132 of 274

131
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse bot-
sing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in
de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de sidebag
op de juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd (met de hand
of in een automatisch wasapparaat).
ALGEMENE OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zij-airbags (indien aanwezig) kun-
nen ook worden geactiveerd bij krachtige stoten aan de
onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware bots-
ingen tegen drempels of stoepranden of obstakels op het
wegdek of als de auto terecht komt in grote gaten of ver-
zakkingen in het wegdek.
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook.
Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bo-
vendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en
het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poe-
der: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als
u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
Na een ongeval waarbij een of meerdere veiligheidssys-
temen zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk om de geactiveerde systemen te
laten vervangen en de werking van het systeem te laten
controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van
het airbagsysteem moeten door het Fiat Servicenetwerk
worden uitgevoerd. SIDEBAG fig. 125
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De sidebag is een kussen dat zich snel opblaast en bevindt
zich in de rugleuning van de voorstoel. De sidebag heeft
tot doel het bovenlichaam en het bekken van de inzitten-
den te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse
aanrijdingen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0026mfig. 125
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 131
Page 133 of 274

132
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet
u contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet
bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoog-
te gesteld worden van het gebruik en de instructies, en
moet hij het instructieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordelspanners, de fron-
tairbags en de zij-airbags voor wordt door de elektroni-
sche regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type onge-
val. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje ¬niet gaat branden als
u de contactsleutel in stand MAR draait
of blijft branden tijdens het rijden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op het dis-
play), dan is er mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij een
ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd worden. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE!
De geldigheidsduur van de pyrotechnische
lading en die van het spiraalmechanisme
zijn vermeld op het betreffende plaatje in het
dashboardkastje. Laat ze voor het verstrijken van
deze termijn door het Fiat Servicenetwerk ver-
vangen.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd vooral geen pijp,
potlood enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel
veroorzaken.
ATTENTIE!
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 132
Page 134 of 274

133
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
op het instrumentenpaneel samen met het lampje Ublijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie „Noodstart” in het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokke-
ring: zie bij startproblemen de paragraaf „Fiat CODE-sys-
teem” in het hoofdstuk „Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid
produceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de wer-
king van de motor, wordt veroorzaakt door de hydrauli-
sche klepstoters: het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een vermindering van
de onderhoudswerkzaamheden.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Het verdient aanbeveling om gedurende de
eerste kilometers niet de maximale pres-
taties van uw auto te eisen (bijv. snel ac-
celereren, langdurig rijden met hoge toerentallen,
krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR
staan als de motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in af-
gesloten ruimten te laten draaien. De mo-
tor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxi-
de, koolmonoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE!
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 133
Page 135 of 274

134
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het instru-
mentenpaneel gaan de controlelampjes
Yen m
branden;
❒wacht tot de lampjes Yen mgedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voor-
gloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal
niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand
AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje mgedurende 60 seconden
gaat knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op
een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier ge-
bruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toeren-
tallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft
branden, kan een noodstart worden uitgevoerd met de code die
op de CODE-card staat vermeld (zie het hoofdstuk „Noodge-
vallen”).
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 134
Page 136 of 274

135
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel om-
hoog trekken zodat de auto blokkeert.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even „op adem” te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hier-
door kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af
te laten rijden. Op die wijze kan er onver-
brande brandstof in de katalysator terechtkomen,
waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
De auto moet geblokkeerd zijn als de
handrem enkele tanden is aangetrokken.
Als dit niet het geval is, laat dan het Fiat Service-
netwerk de handrem afstellen.
ATTENTIE!
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in
stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgren-
delknop A-fig. 126;
❒houd knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het
lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorko-
men, moet bij het bedienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 135
Page 141 of 274

140
WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren welke band het
meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt ge-
bruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het
type winterbanden exact aan de gegevens die staan ver-
meld in de paragraaf „Wielen” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden vermin-
deren aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm.
In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn
de prestaties onder niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg worden gereden,
minder dan die van de standaard gemonteerde banden. Be-
perk het gebruik van winterbanden tot die omstandighe-
den waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de
maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid
van de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het in-
terieur van de auto een voor de bestuurder duidelijk zicht-
baar waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die winterbanden wordt
gereden (overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rij-
den en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitge-
rust, werkt niet op het remsysteem van de
aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modificaties aan het
remsysteem van de auto uit. Het remsys-
teem van de aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem van de auto
worden bediend.
ATTENTIE!
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 140