dashboard FIAT DUCATO 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2008, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2008Pages: 282, PDF Size: 10.42 MB
Page 15 of 282

14
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet
uit.
KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signa-
leert daardoor het geheel of gedeeltelijk
optillen van de auto (bijv. bij het verwij-
deren van een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de au-
to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-
to met ingeschakeld diefstalalarm) moet u
de knop A-fig.8aop het schakelaarpaneel
indrukken. De sensor blijft uitgeschakeld
totdat de portieren centraal worden ont-
grendeld.MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je
Yop het instrumentenpaneel en het
tegelijk verschijnen van een bericht op het
display (indien aanwezig) (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt
stellen (bijv. als de auto langere tijd niet
wordt gebruikt), dan hoeft u slechts de au-
to af te sluiten door de metalen baard van
de sleutel met afstandsbediening in het
portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutels met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het systeem buiten werking
stellen door de contactsleutel in het con-
tactslot te steken en deze in stand MAR
te draaien.
fig. 8aF0N0232m
Page 16 of 282

15
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen worden
gedraaid fig. 9:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneem-
baar, stuurslot ingeschakeld. Enkele
elektrische installaties werken (bijv. au-
toradio, centrale portiervergrende-
ling).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
❒AVV: motor starten (stand zonder
vergrendeling).
❒PARK: motor uit, parkeerverlichting
aan, stuur geblokkeerd. Druk om de
sleutel in stand PARKte kunnen
draaien, op de knop A.
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOPen nog-
maals starten.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en draai
het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de wer-
king van het slot laten controleren bij
de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig ge-
bruik van de bedieningsknoppen/-
hendels te voorkomen. Vergeet niet
de handrem aan te trekken. Schakel
de eerste versnelling in als de auto op
een helling omhoog staat en de ach-
teruit bij een helling omlaag (gezien
vanuit de rijrichting). Laat kinderen
nooit alleen achter in de auto.
ATTENTIE
fig. 9F0N0007m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook
als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzigin-
gen in de stuurinrichting of de stuur-
kolom vereist zijn (bijv. bij montage
van een diefstalbeveiliging). Hierdoor
kunnen de prestaties van het systeem,
de garantie en de veiligheid in gevaar
worden gebracht en voldoet de auto
niet meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
Page 17 of 282

16
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTENPANEEL
Uitvoeringen met digitaal display
ASnelheidsmeter
BDigitaal display
CToerenteller
DKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
EBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
ASnelheidsmeter
BMultifunctioneel display
CToerenteller
DKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
EBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
F0N0330m
fig. 10
F0N0331m
fig. 11
Page 18 of 282

17
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 12
Geeft de snelheid van de auto aan.TOERENTELLER fig.13
De toerenteller geeft het toerental per
minuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel en kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
fig. 12F0N0332mfig. 13F0N0013m
Page 19 of 282

18
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BRANDSTOFMETER fig. 14
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Ebrandstoftank leeg.
Fbrandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken met de Fiat Ducato”).
Het waarschuwingslampje Ageeft aan dat
er nog ongeveer 10/12 liter
(afhankelijk van de uitvoering) brandstof
aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de
indicatie Estaat en het waarschuwings-
lampje Aknippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot de
Fiat-dealer om het systeem te laten con-
troleren.
BELANGRIJK Wij raden u aan de extra
verwarming (Webasto) niet in te schake-
len als de auto op reservebrandstof rijdt.KOELVLOEISTOFTEMPERA-
TUURMETER fig. 15
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van de auto.
CLage koelvloeistoftemperatuur.
HHoge koelvloeistoftemperatuur.Als het waarschuwingslampje Bgaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het multifunctionele
display), dan is de koelvloeistoftempera-
tuur te hoog; zet in dat geval de motor uit
en wendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 14F0N0014mfig. 15F0N0015m
Als de wijzernaald in het rode
gebied komt, zet dan onmid-
dellijk de motor uit en wendt
u tot de Fiat-dealer.
Page 20 of 282

19
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MOTOROLIENIVEAUMETER
(indien aanwezig)
De meter geeft grafisch de hoeveelheid
olie in de motor weer.
Uitvoeringen met digitaal display
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, wordt op het display de hoeveel-
heid in de motor aanwezige olie aangege-
ven door middel van vijf symbolen.
F0N1017i
Na enige seconden verdwijnen de sym-
bolen die de oliehoeveelheid weergeven
en:
❒als de limiet voor het geprogram-
meerd onderhoud bijna is bereikt,
wordt de nog af te leggen afstand
weergegeven, waarbij het lampje õop
het instrumentenpaneel gaat branden.
Als de limiet is bereikt, dan worden op
het display enige streepjes weergege-
ven.
❒vervolgens wordt, als de termijn voor
het olieverversen bijna is verlopen, op
de bovenste regel van het display de
resterende afstand tot de volgende
olieverversing weergegeven, samen
met het opschrift “OIL” op het on-
derste deel van het display. Als de
limiet is bereikt, dan worden op het
display vijf streepjes weergegeven.
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
Als u de contactsleutel in de stand MAR
draait, wordt op de eerste regel het olie-
niveau aangegeven met het branden/do-
ven van vijf symbolen.
F0N1018i
Het geleidelijk doven van de symbolen
geeft het dalen van het olieniveau aan.
Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-
den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-
bool niet gaat branden, betekent dit niet
dat er een storing is of dat er te weinig olie
in het motorcarter zit.
Als het olieniveau lager is dan de minimum
waarde, dan wordt op het display het
bericht weergegeven dat het minimum
olieniveau is bereikt en dat er olie moet
worden bijgevuld.
BELANGRIJK Controleer voor het juiste
oliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-
graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en zorg”).
Na enige seconden verdwijnen de sym-
bolen die de oliehoeveelheid weergeven
en:
❒als de limiet voor het geprogram-
meerd onderhoud bijna is bereikt,
wordt de nog af te leggen afstand
weergegeven, waarbij het symbool õ
op het display gaat branden. Als de
limiet is bereikt, verschijnt op het dis-
play een waarschuwing.
❒vervolgens wordt, als de termijn voor
het olieverversen bijna is verlopen, op
het display de resterende afstand tot
de volgende olieverversing weergege-
ven. Als de limiet is bereikt, verschijnt
op het display een waarschuwing. Het geleidelijk doven van de symbolen
geeft het dalen van het olieniveau aan.
Als het olieniveau lager is dan de minimum
waarde en er bijgevuld moet worden, dan
knipperen de 5 streepjes op het display.
Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-
den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-
bool niet gaat branden, betekent dit niet
dat er een storing is of dat er te weinig olie
in het motorcarter zit.
BELANGRIJK Controleer voor het juiste
oliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-
graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en zorg”).
Page 21 of 282

20
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM fig. 16
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
AStand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld).
BTijd (altijd weergegeven, ook bij uit-
genomen contactsleutel en gesloten
voorportieren).
CKilometerteller (weergave kilometer/
mijltotaalteller) en informatie Trip
computer.
OpmerkingBij uitgenomen contactsleu-
tel wordt bij het openen van een van de
voorportieren het display verlicht en
wordt enkele seconden de tijd en de ki-
lometer- of mijltotaalteller weergegeven.BEDIENINGSKNOPPEN fig. 17
▲Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
MODEKort indrukken voor toegang
tot het menu en/of naar het vol-
gende scherm te gaan of de keu-
ze te bevestigen.
Even ingedrukt houden om te-
rug te keren naar het begin-
scherm.
▼Om het scherm en de keuzemoge-
lijkheden naar beneden te doorlopen
of de weergegeven waarde te verla-
gen.OpmerkingBij de knoppen ▲en ▼
hangt de werking van het volgende af:
Setup-menu
– binnen het menu kunt u het menu naar
boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde ver-
hogen of verlagen.
fig. 16F0N0016mfig. 17F0N0017m
Page 22 of 282

21
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
SETUP-MENU fig. 18
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen ▲en ▼
worden gekozen, waarna u de volgende
keuzemogelijkheden kunt selecteren of in-
stellingen (setup) kunt uitvoeren.
Het setup-menu kan worden ingeschakeld
door de knop MODEkort in te drukken.
Door de knoppen ▲en ▼telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is afhankelijk van het geselec-
teerde menupunt.Een menupunt selecteren
– als u de knop MODEkort indrukt, kunt
u in het menu de instelling selecteren die
u wilt wijzigen;
– met de knop ▲of ▼(door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MODEkort indrukt, kunt
u de instelling opslaan en tegelijkertijd te-
rugkeren naar het eerder geselecteerde
menupunt.
“Klokje instellen” selecteren
– druk kort op de knop MODEom de
eerste eenheid (uren) te wijzigen;
– met de knop ▲of ▼(door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instel-
ling worden geselecteerd;
– als u de knop MODEkort indrukt, kunt
u de instelling opslaan en tegelijkertijd ver-
dergaan naar het volgende onderdeel van
het instelmenu (minuten);
– na het instellen van de tijd keert u te-
rug naar het eerder geselecteerde menu-
punt.Als u de knop MODE even ingedrukt houdt:
– als u zich in het menu bevindt, dan ver-
laat u het setup-menu;
– als u zich in een menu-onderdeel be-
vindt, dan verlaat u dat menu-onderdeel;
– worden alleen de reeds opgeslagen in-
stellingen bewaard (reeds bevestigd door
het indrukken van de knop MODE).
Het setup-menu heeft een tijdregeling; als
het menu na het verstrijken van een
bepaalde tijd wordt afgesloten, dan blijven
alleen de reeds opgeslagen instellingen
bewaard (reeds bevestigd door het kort
indrukken van de knop MODE).
Page 23 of 282

22
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Druk kort op de knop MODEom vanuit het beginscherm
te navigeren. Druk op de knop ▲of ▼om in het menu
te navigeren.
OpmerkingAls de auto rijdt, is om veiligheidsredenen
alleen een beperkt menu (instelling “SPEEd”) toegan-
kelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toe-
gankelijk.
fig. 18
F0N1007i
Page 24 of 282

23
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Snelheidslimiet (SPEEd) instellen
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden inge-
steld. Als deze limiet wordt overschreden,
wordt de bestuurder gewaarschuwd (zie
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Ga voor het instellen van de snelheids-
limiet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display verschijnt het opschrift (SPEEd) en
de ingestelde meeteenheid (km/h of mph);
– druk op de knop▲of ▼om de snel-
heidslimiet in te schakelen (On) of uit te
schakelen (OFF);
– als de functie al was ingeschakeld (On),
kan met de knop ▲of ▼de gewenste
snelheidslimiet worden ingesteld en wor-
den bevestigd door het indrukken van de
knop MODE;OpmerkingDe waarde kan worden in-
gesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen
20 en 125 mph, afhankelijk van de inge-
stelde meeteenheid (zie de paragraaf
“Meeteenheid instellen Unit”) hierna.
Elke keer als u de knop ▲/▼indrukt,
wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of
verlaagd. Als u de knop ▲/▼ingedrukt
houdt, lopen de cijfers automatisch snel
door of terug. Als u dicht bij de juiste
waarde bent, stelt u de exacte waarde in
door de knop telkens in te drukken en los
te laten.
– druk kort op de knop MODEom terug
te keren naar het menuscherm of houd de
knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.Klokje instellen (Hour)
Met deze functie kunt u het klokje instel-
len.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het
display knipperen de “uren”;
– druk op de knop ▲of ▼om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE; op het
display knipperen de “minuten”;
– druk op de knop ▲of ▼om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODEom terug
te keren naar het menuscherm of houd de
knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm zonder op te slaan.