sensor FIAT DUCATO 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 130 of 379

- druk kort op de knop MODE, op het
display knippert (On);
- druk op knop
, op het display
gaat (Off) knipperen;
- druk kort op de knop MODE om terug
te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Instelling gevoeligheid
sensor koplampen
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor van de koplampen
op 3 niveaus ingesteld worden.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:
– druk kort op de knop: op het display
begint het eerder ingestelde
gevoeligheidsniveau te knipperen;
– druk op de knop
ofom
de instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.Bochtverlichting
(Inschakeling/uitschakeling van de
“Bochtverlichting”)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de
bochtverlichting in- of uitgeschakeld
worden ("On"/"Off") (zie de beschrijving
in de paragraaf “Buitenverlichting”).
Ga als volgt te werk om de lichten in-
en uit te schakelen:
❒druk kort op de knop MODE. "Aan"
of "Uit" knippert op het display,
afhankelijk van de eerder gemaakte
instelling;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Regensensor
(Instelling regensensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor op 4 niveaus
worden ingesteld.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:❒druk kort op de knop MODE. Het
eerder ingestelde "niveau" knippert
op het display;
❒druk op de knop
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Trip B Aan/Uit (gegevens
Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) ingeschakeld (On) of
uitgeschakeld (Off) worden.
Zie voor meer informatie de paragraaf
"Trip computer".
Ga als volgt te werk om in/uit te
schakelen:
- druk kort op de knop MODE, op het
display knippert ON of OFF (afhankelijk
van wat eerder is ingesteld);
druk op de knop
ofom te
kiezen;
- druk kort op de knop MODE om terug
te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
126
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 152 of 379

Wat het betekent Wat te doen
geelINDICATIE AANVULLENDE STORING
(Versies met multifunctioneel display)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden:
❒Als de brandstofnoodschakelaar in werking
treedt
❒Storing in de verlichting (mistachterlichten,
richtingaanwijzers, remlichten,
kentekenplaatverlichting, stadslichten,
dagverlichting, automatisme grootlicht
koplampen, richtingaanwijzers aanhanger,
stadslichten aanhanger)De storing kan de volgende oorzaken hebben:
een of meer lampen doorgebrand, de betreffende
zekering(en) doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.
❒Storing waarschuwingslampje airbag (lampje
algemene storing knippert)In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen
aangeven. Laat het systeem controleren door het
Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
❒Storing regensensor
❒Storing sensor dieselfilter
❒Storing aankoppeling aanhanger
❒Storing audiosysteem
❒Storing motoroliedruksensor
❒Storing parkeersensor
❒Water in dieselfilterNeem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
148
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampjesopinstrumentenpaneel
Page 163 of 379

Wat het betekent Wat te doen
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Dit symbool verschijnt op het display als de
brandstofnoodschakelaar in werking is getreden.Zie voor de procedure om de
brandstofnoodschakelaar weer in te schakelen
het deel "Elektrische voeding en
brandstofnoodschakelaar" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig". Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk als de
brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan
worden.
STORING PARKEERSENSOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing van de parkeersensoren
aan te geven.
STORING SYSTEEM DRIVING ADVISOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt op het display en de twee
lampjes van de richtingaanwijzers
engaan
branden, bovendien klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een speciaal bericht.
STORING TRAFFIC SIGN RECOGNITION
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing in het systeem Traffic Sign
Recognition aan te geven.
159
Page 199 of 379

Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv.
spoorwegovergangen) is het raadzaam
de motor af te zetten.AANHANGERS
TREKKEN
BELANGRIJKE
INFORMATIE
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie.
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd die de
speciale documentatie voor het rijden
over wegen zal overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
het voertuig door het gewicht van
een aanhanger afneemt. Ook de
remweg wordt langer en er is meer tijd
nodig om in te halen.
Schakel bij het afrijden van hellingen
een lage versnelling in, in plaats van
voortdurend de rem te gebruiken.Het gewicht van de aanhanger op de
trekhaak vermindert het laadvermogen
van het voertuig met de waarde van
dit gewicht. Om er zeker van te zijn dat
het maximum toelaatbaar
aanhangwagengewicht (op
kentekenbewijs vermeld) niet wordt
overschreden, moet het gewicht van de
volledig geladen aanhangwagen,
inclusief accessoires en bagage in
beschouwing worden genomen.
Neem in elk land de specifieke
snelheidslimieten voor voertuigen met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Men adviseert om een geschikte
stabilisator op de trekstang te
monteren.
Bij voertuigen uitgerust met
parkeersensoren kunnen er, na
montage van de trekhaak
storingsmeldingen weergegeven
worden, aangezien sommige
onderdelen (trekstang, kogelkop van de
trekhaak) zich binnen het detectiebereik
van de sensor kunnen bevinden. In
dat geval moet het detectiebereik
gewijzigd worden of moet de functie
parkeerhulp uitgeschakeld worden.
140) 141)
195
Page 200 of 379

MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor elke versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale aanhangergewicht van het
voertuig waarop de trekhaak wordt
gemonteerd.
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. Gebruik voor de elektrische
aansluiting een 7- of 13-polige 12VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
van de fabrikant van het voertuig en/of
van de fabrikant van de trekhaak op.
Een elektrisch geregelde rem of lier
moet direct vanaf de accu worden
gevoed, met een kabel met een
diameter van minstens 2,5 mm
2.BELANGRIJK Schakel de elektrisch
rem of lier alleen bij draaiende motor in.
Naast de aansluitingen mag het
elektrische systeem van het voertuig
uitsluitend aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op een kabel voor interne
verlichting van de aanhanger van niet
meer dan 15 W. Gebruik voor de
aansluitingen de speciale regeleenheid
met een accukabel met een doorsnede
van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De trekhaak doet de
lengte van het voertuig toenemen.
Indien een trekhaak op versies met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd,
mag er alleen een verwijderbare
trekhaak geïnstalleerd worden, wegens
overschrijding van de limiet van 6 meter
voor de totale lengte van het voertuig.
Als er geen aanhanger is
aangekoppeld, moet de trekhaak uit
zijn bevestiging worden verwijderd,
zodat de originele lengte van het
voertuig niet wordt overschreden.BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.
Installatieschema voor
Bestel-versies fig. 172
De trekhaakstructuur moet bevestigd
worden in de punten die zijn
aangegeven met het symbool Ø, met in
totaal 6 M10x1,25-schroeven en 4
M12-schroeven.
De platen binnen het frame moeten een
minimum dikte hebben van 5 mm.
MAX. GEWICHT OP KOGEL: 100/120
kg afhankelijk van het laadvermogen
(zie tabel “Gewichten” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
142)
Om de trekhaak te kunnen installeren,
moet de bumper worden aangepast
volgens de aanwijzingen in de
montageset van de leverancier.
196
STARTEN EN RIJDEN
Page 235 of 379

Zekeringenkast in het dashboard
fig. 225 - fig. 226
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlichtF12 7,5
Linker dimlichtF13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage stabilisador voor
radio instellingen(S&S)F36 10
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway (voor
transformers)F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel, extra paneel, regeleenheid
accuschakelaar (+sleutel), trekhaak, regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)F49 5
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid, achteruitrijlichten,
Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling, Rijstrook waarschuwingssystemen,
Achteruitrijcamera, Koplampen uitlijning correctorF51 5
231
Page 241 of 379

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een laag amperage
gedurende ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
174) 175)
ZONDER START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
MET START&STOP
SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒maak de stekker A van de
accusensor C op de minpool D van
de accu los (door op de knop B
te drukken);
❒sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van
de sensor F zoals aangegeven in fig.
232;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen de acculader
uit;❒sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer aan
op de sensor C aan zoals
aangegeven in fig. 232.
BELANGRIJK
174) Accuvloeistof is giftig en
corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Het opladen van de
accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte,
ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
232F1A0219
237
Page 247 of 379

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers
afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar
waar aanwezig)●●●●●
Controleren en indien nodig de vloeistofniveaus bijvullen (koelvloeistof, rem-
/ hydraulische koppelingsvloeistof, ruitensproeiervloeistof, batterij en indien
aanwezig, additief voor emissies- UREUM) (!)●●●●●
(!) Het verbruik van additieven voor de emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met LED en het bericht op het
instrumentenpaneel
243
Page 263 of 379

❒stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om
beschadiging van de band, de velg,
de wielophanging en de
stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd
personeel controleren als ze langer
dan 6 jaar onder de auto zijn
gemonteerd. Vergeet ook niet het
reservewiel zorgvuldig te laten
controleren;
❒monteer in geval van vervanging altijd
nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel worden
vervangen;
❒om een gelijkmatige slijtage van voor-
en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting
niet wordt omgekeerd.BELANGRIJK Controleer bij het
vervangen van een band of de
TPMS-sensor voor
bandenspanningcontrole ook van de
vorige velg is afgenomen, samen met
het ventiel.
BELANGRIJK
198) Onthoud dat de wegligging van
het voertuig in grote mate van een
juiste bandenspanning afhankelijk
is.
199) Als de spanning te laag is, raakt
de band oververhit, met mogelijke
ernstige beschadiging als gevolg.
200) Verwissel de banden niet
kruiselings, door ze van de
rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen.
201) Voer bij lichtmetalen velgen
nooit spuitwerkzaamheden uit die
een temperatuur vereisen boven
150°C. Dit kan de mechanische
eigenschappen van de wielen
in gevaar brengen.
RUBBER SLANGEN
Houd voor wat betreft de rubber
slangen van het rem- en
brandstoftoevoersysteem zorgvuldig
het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk
aan.
Ozon, hoge temperaturen en een
langdurig gebrek aan vloeistof in het
systeem zorgen ervoor dat de slangen
uitdrogen en scheuren, met mogelijke
lekkage als gevolg. Daarom zijn
zorgvuldige controles noodzakelijk.
259
Page 377 of 379

Onderhoud en zorg -
Geprogrammeerd
Onderhoudsschema .................... 243
Onderhoud en zorg - periodieke
controles ...................................... 246
Opbergvak boven de cabine .......... 68
Opbergvak boven zonnekleppen .... 68
Opbergvak onder de stoel.............. 18
Opbergvak onder voorste
passagiersstoel ............................ 65
Oppompen .................................... 214
Opstaptrede................................... 74
Parkeerlichten ........................... 50-61
Parkeersensoren ............................ 100
Parkeren ........................................ 189
Plafondverlichting achter (een
lamp vervangen)........................... 227
Plafondverlichting ........................... 58
Plafondverlichting voor (een lamp
vervangen) ................................... 227
Pollenfilter ...................................... 255
Portieren ........................................ 71
Portiervakken ................................. 65
Prestaties ....................................... 288
Regensensor ................................ 53
Remmen
– kenmerken ................................ 273
Remvloeistof .................................. 253
Reservewiel.................................... 274
Richtingaanwijzers .................... 50-223Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur ........................ 365
Rijstijl.............................................. 194
Rollend starten ............................... 206
Rubber slangen.............................. 259
Ruiten reinigen ............................... 52
Ruitensproeiers .............................. 260
Ruitenwisser ............................. 52-260
SBR-systeem................................ 165
Scheidingswand............................. 65
Schuifdeur ..................................... 73
Sensor automatische
inschakeling koplampen ............... 51
Skidrager ....................................... 79
Slepen van het voertuig .................. 238
Sneeuwkettingen ........................... 203
Snelheidsbegrenzer........................ 56
Snelheidsmeter .............................. 120
Snelle bandenreparatiekit
Fix&Go Automatic ......... 213-214-215
Spanning controleren en
herstellen ..................................... 215
Speed block................................... 69
Stadslicht .......................... 48-222-226
Starten met hulpaccu ..................... 206
Start&Stop systeem ....................... 103
Stoelen (Combiversies) ................... 19
Stoelen .......................................... 15
Stoelen met verstelbare
armsteunen .................................. 16Stoelen (Panoramaversies) ............. 19
Stoel met draaivoet ........................ 16
Stopcontact ................................... 67
Stuurbekrachtigingsolie .................. 252
Stuurinrichting ................................ 273
Stuurwiel ........................................ 24
Symbolen....................................... 10
Tablethouder ................................ 67
Tachograaf ..................................... 69
Tankdop ......................................... 110
Tanken ........................................... 110
Tips voor het laden ........................ 192
Toerenteller .................................... 120
TPMS............................................. 88
Traction Plus systeem .................... 87
Transmissie .................................... 272
Trip Computer ................................ 131
Typeplaatje met
identificatiegegevens .................... 266
Veiligheidsgordels
– Gebruik ..................................... 164
Veilig kinderen vervoeren
– Veiligheidsvoorschriften ............. 172
Velgbescherming............................ 275
Velgen en banden .......................... 274
Verlichting uit.................................. 48
Versnellingsbak .............................. 191
Versnellingspook ............................ 191
Verwarming en ventilatie ................. 28