FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015Pages: 367, PDF Size: 19.31 MB
Page 111 of 367

BELANGRIJK
90) Neem voor verbinding met de
bestaande apparaten in het
voertuig contact op met het Fiat
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van het voertuig in gevaar zou
kunnen brengen.
OPTIONELE
ACCESSORIES
Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, satellietbewaking via
GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het
Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen de
meest geschikte apparatuur uit het
assortiment Lineaccessori Fiat
aanbevelen, het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
91)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien: fig. 138.Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige
wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt
uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
het voertuig worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
FIAT Auto S.p.A. wijst elke
aansprakelijkheid af voor schade die
het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Auto
S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en/of
die niet conform de verschafte
aanwijzingen zijn gemonteerd.
138
107
Page 112 of 367

RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons,
CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag
alleen in de auto worden gebruikt
met een aparte antenne die aan de
buitenkant is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze
apparaten in het voertuig (zonder
buitenantenne) kan storingen in de
elektrische systemen van het voertuig
veroorzaken. Dit kan de veiligheid
van het voertuig in gevaar brengen en
een potentieel gevaar voor de
gezondheid van de passagiers
opleveren.
Tevens kan de zend- en
ontvangstkwaliteit beperkt worden door
het afschermingseffect van de
carrosserie.
Voor wat betreft het gebruik van
mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS)
met het officiële EU-keurmerk, wordt
verwezen naar de gebruiksaanwijzingen
van de fabrikant van de mobiele
telefoon.INBOUWVOORBEREIDING
TELEPASS OP DE
REFLECTERENDE
VOORRUIT
(voor bepaalde versies/markten)
Als het voertuig is uitgerust met een
reflecterende voorruit, installeer dan de
Telepass in de zone die is aangegeven
in fig. 139 - fig. 140.
BELANGRIJK
91) Let op bij het monteren van
aanvullende spoilers, lichtmetalen
velgen of niet originele
wieldeksels: deze kunnen namelijk
de ventilatie van de remmen
beperken, wat de remefficiëntie
tijdens hard remmen, herhaald
remmen en op lange afdalingen
beïnvloedt. Let erop dat de slag
van de pedalen nergens door
wordt belemmerd (matten, enz.).
139F1A0310
140F1A0311
108
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 113 of 367

TANKEN
IN HET KORT
Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen conform de
Europese specificatie EN590.
Zet de motor af alvorens te tanken.
WERKING BIJ LAGE
TEMPERATUREN
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselolie
onvoldoende worden wegens de
vorming van paraffine met een slechte
werking van het
brandstoftoevoersysteem als gevolg.
Om deze problemen te voorkomen, zijn
afhankelijk van het seizoen
verschillende soorten dieselolie
beschikbaar: zomerdiesel, winterdiesel
en arctische diesel (koude landen).
Als diesel wordt getankt met
specificaties die niet geschikt zijn voor
de gebruikstemperatuur, wordt
geadviseerd om TUTELA DIESEL ART
additief in de op de verpakking
aangegeven verhoudingen met de
brandstof te mengen. Schenk het
additief vóór de dieselolie in de tank.Als het voertuig gedurende een lange
periode in de bergen of in koude zones
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken.
In dit geval wordt tevens geadviseerd
om de tank meer dan 50% gevuld
te houden.
19)
TANKEN
Om de tank volledig te vullen, kan men
twee keer bijvullen nadat het
tankpistool is afgeslagen. Meer bijvullen
kan storingen in het
brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
TANKDOP
Om toegang te krijgen tot de
vulopening: open de klep A fig. 141 en
draai de dop B los door de
contactsleutel linksom te draaien. De
dop is voorzien van een koord C dat
aan de klep vastzit, om verlies van
de dop te voorkomen.
De hermetische afsluiting kan een lichte
toename van de druk in de tank
veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen
normaal.Haak tijdens het tanken de dop aan de
binnenkant van de klep zoals getoond
in fig. 141.
92)
141F1A0144
109
Page 114 of 367

BELANGRIJK
19) Tank uitsluitend dieselolie die
aan de Europese norm EN590
voldoet. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt,
mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de
motor ook maar zeer kortstondig
heeft gewerkt, moet behalve de
tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd
worden.
BELANGRIJK
92) Breng geen open vuur of
brandende sigaretten in de buurt
van de vulopening van de tank:
brandgevaar. Kom niet te dicht
met het gezicht bij de vulopening,
om geen schadelijke dampen in
te ademen.
MILIEUBESCHERMING
Dieselmotoren hebben de volgende
emissiereductiesystemen:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie (EGR);
❒roetfilter (DPF) (voor bepaalde
versies/markten)
93)
DIESELROETFILTER
(DPF)
Het dieselroetfilter is een mechanisch
filter in het uitlaatsysteem dat
roetdeeltjes in de uitlaatgassen van
dieselmotoren opvangt.
De toepassing van een roetfilter is
nodig om bijna alle roetdeeltjes
te elimineren, overeenkomstig de
huidige en toekomstige wettelijke
voorschriften.
Tijdens normale rijomstandigheden
registreert de elektronische
regeleenheid een reeks gegevens (bijv.
reistijd, type route, temperaturen, etc.)
en berekent vervolgens hoeveel
roetdeeltjes door het filter zijn
opgevangen.
110
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 115 of 367

Aangezien dit filter roetdeeltjes opvangt,
moet het regelmatig geregenereerd
(gereinigd) worden door de roetdeeltjes
te verbranden.
De regeneratie wordt automatisch
geregeld door de elektronische
motorregeleenheid afhankelijk van de
toestand van het roetfilter en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig.
Tijdens de regeneratie van het roetfilter
kan het volgende optreden: een
beperkte toename van het
motortoerental, inschakeling van de
ventilator, een beperkte toename van
de rookvorming en hoge
uitlaatgastemperaturen.
Dit is normaal en heeft geen negatieve
invloed op de rijeigenschappen van
het voertuig en op het milieu. Als het
betreffende bericht wordt weergegeven,
raadpleeg dan de paragraaf "Lampjes
en berichten".
BELANGRIJK
93) Het dieselroetfilter (DPF)
ontwikkelt tijdens zijn normale
werking zeer hoge temperaturen.
Parkeer het voertuig niet op licht
ontvlambaar materiaal (gras,
droge bladeren, dennennaalden
enz.): brandgevaar.
111
Page 116 of 367

112
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten
Page 117 of 367

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ...............114
DISPLAY ........................................118
TRIP COMPUTER ...........................127
LAMPJES EN BERICHTEN .............130
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 131
- STORING EBD ................................. 132
- STORING AIRBAG ........................... 132
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 133
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 134
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 134
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 135
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 135
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 135
- STORING STUURBEKRACHTIGING
............................................................ 136
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 136
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 138
- STORING ABS ................................. 138
-BRANDSTOFRESERVE ..................... 139
- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 140
- WATER IN HET DIESELFILTER ......... 140
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 141
- MISTACHTERLICHTEN .................... 141
-ALGEMENE STORINGSMELDING .... 142
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 143
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 144
-DRIVING ADVISOR ........................... 145
- TPMS ............................................... 146- DIMLICHT ........................................ 147
- FOLLOW ME HOME ........................ 147
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 147
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 148
-MISTLAMPEN VOOR ........................ 148
- CRUISE-CONTROL .......................... 148
-SNELHEIDSBEGRENZER ................. 149
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 149
- GROOTLICHT .................................. 149
-STORING BUITENLICHTEN .............. 150
-STORING REMLICHTEN ................... 150
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 151
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 151
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 151
-GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
............................................................ 151
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 152
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 152
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 153
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM ................... 153
-STORING START&STOP ................... 153
113
Page 118 of 367

INSTRUMENTENPANEEL.
Versies met multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
142F1A0356
114
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 119 of 367

Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
143F1A0358
115
Page 120 of 367

SNELHEIDSMETER
De meter A geeft de snelheid van de
auto aan.
TOERENTELLER
De meter C geeft het motortoerental
aan.
BELANGRIJK De inspuitregeleenheid
blokkeert geleidelijk de
brandstoftoevoer wanneer de motor
met te hoge toerentallen draait, wat in
een geleidelijke afname van het
motorvermogen resulteert.
Als de motor stationair draait, kan de
toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalverhoging
aangeven.
Dit is geen defect maar een normaal
verschijnsel. Dit kan optreden wanneer
bijvoorbeeld de klimaatregeling of de
ventilator wordt ingeschakeld. In
dergelijke gevallen is een geringe
toerentalverhoging van nut voor het
behoud van de acculading.BRANDSTOFMETER
De wijzer E geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
E - tank leeg.
F - tank vol (zie de paragraaf "Tanken"
in dit hoofdstuk).
Het lampje op de meter gaat branden
wanneer in de tank circa 10-12 liter
brandstof (voor versies met tankinhoud
van 90-120 liter) of 10 liter (voor versies
met tankinhoud van 60 liter) is
overgebleven.
Rijd nooit met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
BELANGRIJK Als de wijzer op E staat
en het lampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
BELANGRIJK Het wordt sterk
afgeraden om de extra Webasto
verwarming in te schakelen als de tank
op reserveniveau is.KOELVLOEISTOF-
De wijzer D geeft de
koelvloeistoftemperatuur aan en meldt
de gebruiker wanneer de
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan
circa 50°C. Bij normaal gebruik kan
de wijzer op verschillende standen
staan, afhankelijk van de
gebruikscondities.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Het waarschuwingslampje op de meter
kan gaan branden (en bij sommige
versies verschijnt er een bericht op het
display) wanneer de
koelvloeistoftemperatuur te hoog is; zet
in dat geval onmiddellijk de motor af
en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
20)
MOTOROLIENIVEAUMETER(voor bepaalde versies/markten)
De meter geeft de hoeveelheid olie in
de motor grafisch weer.
Bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, toont het display
fig. 144 - fig. 145 het motoroliepeil door
middel van inschakeling/uitschakeling
van vijf symbolen.
116
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
TEMPERATUURMETER