service FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015Pages: 367, PDF Size: 19.31 MB
Page 39 of 367

INSCHAKELING VAN DE
INTERNE
LUCHTRECIRCULATIE
Draai knop D naar
.
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat er
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral
als er meerdere passagiers aan boord
zijn, om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
BELANGRIJK Met de interne
luchtrecirculatie kan de gewenste
toestand (verwarming of koeling,
afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden.Het wordt echter afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen omdat dit
de mogelijkheid dat de ruiten beslaan
aanzienlijk doet toenemen.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de klimaatregeling
minstens eens per maand ongeveer
10 minuten in. Laat vóór het begin van
het zomerseizoen het systeem
controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
OpmerkingHet systeem gebruikt het
koelmiddel R134a dat het milieu niet
verontreinigt als het per ongeluk
weglekt. Gebruik nooit het koelmiddel
R12, aangezien dit niet compatibel
is met de systeemcomponenten.
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
ALGEMENE INFORMATIE
De automatische klimaatregeling regelt
de temperatuur, de hoeveelheid en
de verdeling van de lucht in het
interieur.
De temperatuurregeling is gebaseerd
op de “gelijkwaardige temperatuur”:
m.a.w. het systeem werkt continu om
het comfort in het interieur op een
constant peil te houden en om
eventuele verschillen in de
weersomstandigheden buiten te
compenseren, met inbegrip van
zonnestralen die worden waargenomen
door een speciale sensor.
De automatisch geregelde parameters
en functies zijn:
❒luchttemperatuur bij de roosters;
❒luchtverdeling bij de roosters;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling
van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor
(voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
51F1A0330
35
Page 46 of 367

ONAFHANKELIJKE
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan optioneel worden
uitgerust met twee verschillende
soorten onafhankelijke verwarming: een
volautomatische en een
programmeerbare verwarming.
AUTOMATISCHE VERSIE
De extra verwarming schakelt
automatisch in wanneer de motor
wordt gestart en op basis van de
buitentemperatuur en de
koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
21)
BELANGRIJK Als het systeem wordt
ingeschakeld bij lage
buitentemperaturen, controleer dan of
het brandstofpeil boven het
reserveniveau staat. Is dat niet het
geval, dan kan het systeem blokkeren
en dient u zich tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden.PROGRAMMEERBARE
VERSIE
De extra verwarming werkt volledig
onafhankelijk van de motor en zorgt
voor:
❒verwarming van het interieur bij
afgezette motor;
❒ontdooiing van de ruiten;
❒opwarming van de koelvloeistof van
de motor en vervolgens van de
motor zelf alvorens te starten.
Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander om de
koelvloeistof te verwarmen, met een
uitlaatdemper voor de
verbrandingsgassen;
❒een doseerpomp die is aangesloten
op de tankleidingen voor
brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar die is
aangesloten op de leidingen van het
motorkoelsysteem;
❒een regeleenheid die is aangesloten
op het verwarmings-/
ventilatiesysteem van het interieur, die
voor de automatische regeling zorgt;
❒een elektronische regeleenheid
om de in de verwarming ingebouwde
brander te controleren en te regelen;❒een digitale timer fig. 54 om de
verwarming handmatig in te
schakelen of om het inschakeltijdstip
te programmeren.
De extra verwarming zorgt (in de winter)
voor verwarming van het interieur,
temperatuurbehoud en circulatie van de
koelvloeistof van de motor gedurende
een vastgestelde tijd. Zo kan bij het
starten van de motor een optimale
temperatuur van zowel de motor als het
interieur worden verzekerd.
De verwarming kan automatisch
worden ingeschakeld als hij met de
digitale timer is geprogrammeerd,
of ook handmatig door op de toets
“prompte verwarming” van de timer te
drukken.
Na inschakeling van de verwarming
(handmatig of automatisch), bedient de
elektronische regeleenheid de
circulatiepomp van de koelvloeistof en
ontsteekt de brander op een vooraf
ingestelde en gecontroleerde manier.
Ook de opbrengst van de
circulatiepomp wordt door de
elektronische regeleenheid
gecontroleerd, om de opwarmtijd tot
een minimum te beperken.
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 47 of 367

Wanneer het systeem werkt, schakelt
de regeleenheid de ventilator van het
verwarmingssysteem in het interieur
met de tweede snelheid in.
Het thermisch vermogen van de ketel
wordt automatisch geregeld door
de elektronische regeleenheid,
afhankelijk van de
koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De verwarming is
voorzien van een thermische beveiliging
die de verbranding onderbreekt in
geval van oververhitting door een te
laag koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke
gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
en alvorens de verwarming opnieuw in
te schakelen, de toets voor
programmaselectie worden ingedrukt.
De verwarming kan spontaan
uitschakelen wegens uitgebleven
verbranding na het starten of wanneer
de vlam tijdens de werking dooft.
Voer in dergelijke gevallen de
uitschakelprocedure uit en probeer de
verwarming opnieuw in te schakelen.
Wendt u zich tot het Fiat
Servicenetwerk als de verwarming
hierna nog niet werkt.Inschakeling van het
verwarmingssysteem
Als het voertuig is voorzien van
automatische klimaatregeling, stelt de
regeleenheid de temperatuur en de
luchtverdeling in wanneer de
standverwarming wordt ingeschakeld.
Indien een handbediende
klimaatregeling/verwarming is voorzien,
moet voor een maximale werking van
de verwarming nagegaan worden of de
draaiknop voor de regeling van de
luchttemperatuur in het interieur op de
stand “warme lucht” staat.
Zet, om voorrang te geven aan de
verwarming van het interieur, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.
Zet, om voorrang te geven aan het
ontdooien van de voorruit, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.
Zet, om beide functies te verkrijgen, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.Digitale timer fig. 54
1) Weergave tijd/timer
2) Controlelampje ventilatie
3) Tijdinstelknop "vooruit"
4) Programmakeuzeknop
5) Oproepnummer van klokvoorselectie
6) Inschakelknop voor onmiddellijke
verwarming
7) Controlelampje voor instelling/aflezen
tijd
8) Tijdinstelknop "achteruit"
9) Controlelampje verwarmingscyclus
54F1A0057
43
Page 50 of 367

BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.
BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Is dat niet het geval, dan kan
het systeem blokkeren en dient u zich
tot het Fiat Servicenetwerk te wenden.
❒Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
explosie- of brandgevaar te
voorkomen.
❒Parkeer het voertuig niet boven gras,
droge bladeren of ander ontvlambaar
materiaal: brandgevaar!
❒In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven
120°C komen (bv. bij
spuitwerkzaamheden in een
moffeloven). Bij hogere temperaturen
kunnen de onderdelen van de
elektronische regeleenheid
beschadigd raken.❒Tijdens de werking bij afgezette
motor, verbruikt de verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom moet men de motor een
bepaalde tijd laten draaien om ervoor
te zorgen dat de accu weer goed
wordt opgeladen.
❒Volg, om het koelvloeistofniveau te
controleren, de aanwijzingen in de
paragraaf “Koelvloeistof” van het
hoofdstuk “Onderhoud van het
voertuig”. Het water in het
verwarmingssysteem moet minstens
10% antivries bevatten.
❒Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval aan het begin van het
winterseizoen) door het Fiat
Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama- en
Combiversies)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
systeem (optioneel), met
bedieningsknoppen op de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 55.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F fig. 56 op
het bedieningspaneeltje.
55F1A0062
46
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 58 of 367

BELANGRIJK
3) Gebruik de ruitenwissers niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. Onder
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als hierna
de ruitenwissers niet meer
werken, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
26) Eventuele waterstrepen kunnen
de ruitenwissers ongewenst doen
inschakelen.
CRUISE-CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem, waarmee het voertuig
(bij een snelheid boven 30 km/h)
op lange, rechte en droge wegen met
weinig veranderingen qua
rijomstandigheden (bijv. snelwegen),
met een constante, vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen. Het
gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het
systeem niet in de stad.
Inschakeling van het
systeem
Draai schakelaar A fig. 66 - fig. 67 naar
ON of
(afhankelijk van de versie).
Het systeem kan niet in de 1e of de
achteruitversnelling ingeschakeld
worden. Het systeem kan het beste
geactiveerd worden in de 4e versnelling
of hoger.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.Wanneer het systeem is ingeschakeld,
gaat het lampjebranden en
verschijnt er een speciaal bericht op het
instrumentenpaneel.
66 - Versies zonder SnelheidsbegrenzerF1A0364
67 - Versies met SnelheidsbegrenzerF1A0363
54
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 62 of 367

Automatische
uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring.
BELANGRIJK
27) Als met actieve cruise-control
wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de
vrijstand worden gezet.
28) Draai bij een defect van het
systeem de draaischakelaar A
naarO, controleer de zekering en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR MET SPOTS
Schakelaar A fig. 69 wordt gebruikt om
de plafondverlichting in/uit te
schakelen. Zet de schakelaar A in de
middelste stand: de lampjes C en
D gaan aan/uit bij het openen/sluiten
van de voorportieren. Met schakelaar A
links ingedrukt zijn de lampjes C en D
altijd uit. Met schakelaar A rechts
ingedrukt blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B is een spot; bij
uitgeschakelde plafondverlichting gaan
deze spots op de volgende manieren
branden:
❒links ingedrukt: het lampje C gaat
aan;❒rechts ingedrukt: het lampje D gaat
aan.
BELANGRIJK Controleer alvorens het
voertuig te verlaten of beide
schakelaars in de middelste stand
staan; wanneer de portieren worden
gesloten, gaan de lampjes uit, zodat
wordt voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, wordt de
plafondverlichting in ieder geval 15
minuten na het uitzetten van de motor
automatisch uitgeschakeld.
Tijdregeling
plafondverlichting
Om het in- en uitstappen 's nachts of
bij slechte verlichting te
vereenvoudigen, zijn er bij sommige
versies 2 verschillende tijdregelingen
voor het inschakelen van de verlichting.
TIJDEGEREGELDE WERKING OM IN
HET VOERTUIG TE STAPPEN
De plafondverlichting schakelt op de
volgende manieren in:
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
voorportieren worden ontgrendeld;
❒ongeveer 3 minuten wanneer een
portier worden geopend;
❒ongeveer 10 seconden wanneer de
portieren worden gesloten.
69F1A0074
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 73 of 367

TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het
gebruik van de tachograaf het door de
fabrikant geleverde instructieboek.
Voertuigen (met of zonder aanhanger)
met een gewicht van meer dan 3,5 ton,
moeten uitgerust zijn met een
tachograaf.
BELANGRIJK Elke verandering aan het
controle-instrument of aan het
signaaltransmissiesysteem, die de
registratie door het controle-instrument
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus
gebruik, is strafbaar.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
personeel verzorgd: raak het apparaat
en de bijbehorende voedings- en
registratiekabels nooit aan. De eigenaar
van het voertuig waarin de tachograaf
is geïnstalleerd, dient de tachograaf
regelmatig te laten keuren.
Het systeem moet ten minste elke twee
jaar gekeurd en getest worden om de
juiste werking ervan vast te stellen. Laat
na elke controle het gegevensplaatje
vernieuwen en controleer of de
voorgeschreven gegevens erop zijn
aangegeven.
SPEED BLOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een functie
voor snelheidsbeperking die door de
gebruiker ingesteld kan worden op een
van de 4 mogelijke waarden: 90, 100,
110, 130 km/h.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om deze functie in/uit
te schakelen.
Na inschakeling wordt er op de voorruit
een sticker aangebracht waarop de
ingestelde maximum snelheid is
aangegeven.
WAARSCHUWING De snelheidsmeter
kan conform de wettelijke voorschriften,
een hogere snelheid aangegeven dan
de feitelijke maximum snelheid die door
het Servicenetwerk is ingesteld.
69
Page 84 of 367

BELANGRIJK
48) Controleer na enkele kilometers
rijden of de schroeven van de
bevestigingen nog goed zijn
vastgedraaid.
49) Verdeel de lading gelijkmatig en
houd bij het rijden rekening met
een verhoogde
zijwindgevoeligheid.
BELANGRIJK
6) Houd u aan de van toepassing
zijnde wetten met betrekking
tot de maximale afmetingen.
7) Overschrijd nooit de maximum
toegestane belastingen (zie
hoofdstuk“Technische gegevens).
KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. De koplampen
moeten juist gericht zijn om de beste
zichtcondities aan alle bestuurders
te garanderen, terwijl met
ingeschakelde koplampen wordt
gereden. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Het voertuig helt achterover indien
beladen. Hierdoor schijnt de lichtbundel
meer naar boven.
In dat geval moeten de koplampen
opnieuw worden afgesteld.Hoogteregeling
koplampen
Druk opofop het
bedieningspaneel fig. 124.
Het display op het instrumentenpaneel
geeft de ingestelde stand aan.
BELANGRIJK Controleer de afstelling
van de koplampen elke keer dat het
gewicht of de verdeling van de lading
verandert.
MISTLAMPEN
AFSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
MODEMODE
124F1A0326
80
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 85 of 367

KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor
gebruik in het land waar het voertuig
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden
wordt in landen waar op de andere
weghelft wordt gereden, dient de
richting van de bundel gewijzigd te
worden door een speciale folie op de
koplamp aan te brengen, zodat
verblinding van tegenliggers wordt
voorkomen. Voor het afdekken van de
koplampen is een speciale folie
opgenomen in het assortiment
Lineaccessori Fiat dat verkrijgbaar is bij
het Fiat Servicenetwerk.ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
remkracht, zodat het voertuig ook
tijdens paniekremmen onder controle
gehouden kan worden.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het ABS garandeert de
richtingstabiliteit van het voertuig tijdens
het remmen en optimaliseert
tegelijkertijd de remweg.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat zorgt voor de verdeling
van de remkracht tussen de voor- en
de achterwielen.BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
50)
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS wordt ingeschakeld omdat er
een lichte trilling van het rempedaal
voelbaar is en het systeem iets meer
geluid maakt: dit geeft aan dat de
snelheid moet worden aangepast aan
het type wegdek waarop wordt
gereden.
51) 52) 52) 53) 54) 55) 56) 57)
MSR
(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van het voertuig
kan leiden.
81
Page 95 of 367

DRIVING ADVISOR
(waarschuwing rijstrookafwijking)
(voor bepaalde versies/markten)
82) 79) 80)
De Driving Advisor is een
waarschuwingssysteem dat de
bestuurder informeert bij
rijstrookafwijking omdat hij/zij afgeleid
is.
Op de voorruit is een videosensor in de
buurt van de achteruitkijkspiegel
gemonteerd die de markeringslijnen op
de weg en de positie van het voertuig
ten opzichte van deze lijnen detecteert.
BELANGRIJK Bij voertuigen met Driving
Advisor wordt geadviseerd contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk
als de voorruit vervangen moet worden.
Ook al wordt deze ingreep door een
centrum gespecialiseerd in het
vervangen van ruiten verricht, blijft het
noodzakelijk om naar het Fiat
Servicenetwerk te gaan om de camera
te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is altijd actief wanneer het
voertuig gestart wordt. Het kan
uitgeschakeld of ingeschakeld worden
met de knop A fig. 128 op het
dashboard (zie volgende beschrijving).
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld en er verschijnt een
speciaal bericht op het display.
Wanneer het systeem ingeschakeld
wordt, gaat de led op de betreffende
knop uit. Als de gebruiker het systeem
uitschakelt, gaat de led op de knop
permanent branden en verschijnt er een
bericht op het display om te bevestigen
dat het systeem uitgeschakeld is.Het systeem wordt bij elke startcyclus
van het voertuig geactiveerd en begint
met de herkenning van de
bedrijfscondities (toestand die aan de
bestuurder gemeld wordt door het
branden van de 2 lampjes van de
richtingaanwijzersenop
het instrumentenpaneel).
Wanneer het systeem de
bedrijfscondities herkent, wordt het
actief, d.w.z. het kan de bestuurder met
visuele en akoestische waarschuwingen
assisteren. Daarom gaan de twee
lampjes van de richtingaanwijzers
en
op het instrumentenpaneel uit om
herhaaldelijke waarschuwingen te
voorkomen tijdens het rijden in de stad
of over bochtige wegen op lage
snelheid.
BELANGRIJK Als de bedrijfscondities
niet langer aanwezig zijn, blijft het
systeem ingeschakeld maar is het niet
actief. Dit wordt aan de bestuurder
gemeld door het permanent gaan
branden van de 2 lampjes van
de richtingaanwijzers
enop het
instrumentenpaneel.
128F1A0322
91