display FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015Pages: 367, PDF Size: 19.31 MB
Page 108 of 367

❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.
OpmerkingAls de motor onbedoeld
is afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
104
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 109 of 367

ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht doordat het pictogram
gaat branden en er verschijnt ook
een bericht op het display. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de stekker A fig. 134 (door
bediening van knop B) van de
accusensor C op de minklem D van de
accu los. Deze sensor mag nooit van
de accu losgemaakt worden, behalve
bij vervanging van de accu.
87) 88)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
89)
Wanneer gestart moet worden fig. 135
met een hulpaccu, de minkabel (-)
van de hulpaccu nooit aansluiten op de
minpool C van de accu van het
voertuig, maar op een massapunt van
de motor/versnellingsbak (raadpleeg de
instructies voor het verbinden van de
kabels, zie paragraaf "Starten met
hulpaccu" in het hoofdstuk
“Noodgevallen”).BELANGRIJK
18) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
134F1A0137135F1A0138
105
Page 117 of 367

KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ...............114
DISPLAY ........................................118
TRIP COMPUTER ...........................127
LAMPJES EN BERICHTEN .............130
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 131
- STORING EBD ................................. 132
- STORING AIRBAG ........................... 132
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 133
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 134
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 134
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 135
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 135
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 135
- STORING STUURBEKRACHTIGING
............................................................ 136
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 136
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 138
- STORING ABS ................................. 138
-BRANDSTOFRESERVE ..................... 139
- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 140
- WATER IN HET DIESELFILTER ......... 140
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 141
- MISTACHTERLICHTEN .................... 141
-ALGEMENE STORINGSMELDING .... 142
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 143
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 144
-DRIVING ADVISOR ........................... 145
- TPMS ............................................... 146- DIMLICHT ........................................ 147
- FOLLOW ME HOME ........................ 147
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 147
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 148
-MISTLAMPEN VOOR ........................ 148
- CRUISE-CONTROL .......................... 148
-SNELHEIDSBEGRENZER ................. 149
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 149
- GROOTLICHT .................................. 149
-STORING BUITENLICHTEN .............. 150
-STORING REMLICHTEN ................... 150
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 151
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 151
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 151
-GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
............................................................ 151
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 152
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 152
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 153
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM ................... 153
-STORING START&STOP ................... 153
113
Page 118 of 367

INSTRUMENTENPANEEL.
Versies met multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
142F1A0356
114
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 119 of 367

Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
143F1A0358
115
Page 120 of 367

SNELHEIDSMETER
De meter A geeft de snelheid van de
auto aan.
TOERENTELLER
De meter C geeft het motortoerental
aan.
BELANGRIJK De inspuitregeleenheid
blokkeert geleidelijk de
brandstoftoevoer wanneer de motor
met te hoge toerentallen draait, wat in
een geleidelijke afname van het
motorvermogen resulteert.
Als de motor stationair draait, kan de
toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalverhoging
aangeven.
Dit is geen defect maar een normaal
verschijnsel. Dit kan optreden wanneer
bijvoorbeeld de klimaatregeling of de
ventilator wordt ingeschakeld. In
dergelijke gevallen is een geringe
toerentalverhoging van nut voor het
behoud van de acculading.BRANDSTOFMETER
De wijzer E geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
E - tank leeg.
F - tank vol (zie de paragraaf "Tanken"
in dit hoofdstuk).
Het lampje op de meter gaat branden
wanneer in de tank circa 10-12 liter
brandstof (voor versies met tankinhoud
van 90-120 liter) of 10 liter (voor versies
met tankinhoud van 60 liter) is
overgebleven.
Rijd nooit met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
BELANGRIJK Als de wijzer op E staat
en het lampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
BELANGRIJK Het wordt sterk
afgeraden om de extra Webasto
verwarming in te schakelen als de tank
op reserveniveau is.KOELVLOEISTOF-
De wijzer D geeft de
koelvloeistoftemperatuur aan en meldt
de gebruiker wanneer de
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan
circa 50°C. Bij normaal gebruik kan
de wijzer op verschillende standen
staan, afhankelijk van de
gebruikscondities.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Het waarschuwingslampje op de meter
kan gaan branden (en bij sommige
versies verschijnt er een bericht op het
display) wanneer de
koelvloeistoftemperatuur te hoog is; zet
in dat geval onmiddellijk de motor af
en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
20)
MOTOROLIENIVEAUMETER(voor bepaalde versies/markten)
De meter geeft de hoeveelheid olie in
de motor grafisch weer.
Bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, toont het display
fig. 144 - fig. 145 het motoroliepeil door
middel van inschakeling/uitschakeling
van vijf symbolen.
116
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
TEMPERATUURMETER
Page 121 of 367

De symbolen doven geleidelijk aan om
het dalende olieniveau aan te geven.
Er branden vier of vijf symbolen
wanneer de oliehoeveelheid voldoende
is. Als het vijfde symbool niet brandt,
duidt dit niet op een defect of op een
tekort aan olie in het oliecarter.Als het olieniveau zich onder het
minimumpeil bevindt, dan verschijnt er
een bericht op het display dat het
minimum motorolieniveau aangeeft en
waarschuwt dat er bijgevuld moet
worden.
BELANGRIJK Controleer het juiste
olieniveau altijd met behulp van de
oliepeilstok (zie paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de
symbolen die het olieniveau aangeven
en:
❒Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is verstreken, wordt de
resterende tijd tot de volgende
servicebeurt weergegeven en gaat
het lampje õ op het
instrumentenpaneel branden.
Wanneer deze onderhoudsdatum
wordt bereikt, verschijnt een speciaal
bericht op het display;
❒Vervolgens, wanneer de termijn voor
het verversen van de motorolie bijna
is verstreken, verschijnt de
resterende afstand tot de volgende
olieverversing op het display.
Wanneer dit onderhoudsinterval is
verstreken, verschijnt een speciaal
bericht op het display.
BELANGRIJK
20) Als de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuur in de
rode zone komt, zet dan
onmiddellijk de motor af uit en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
144 - Versies met multifunctioneel displayF1A0354
Liv.olio
MAX MIN
145 - Versies met herconfigureerbaar multifunction-
eel displayF1A0355
117
Page 122 of 367

DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display of met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display, waarop informatie kan worden
weergegeven die tijdens het rijden
nuttig en noodzakelijk is.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het standaardscherm fig. 146 kan
de volgende informatie worden
weergegeven:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het standaardscherm fig. 147 kan
de volgende informatie worden
weergegeven:
ATijd
BDatum of weergave dagteller in
kilometers (of mijlen)
CKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
DStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
EBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
GEAR SHIFT INDICATOR
(voor bepaalde versies/markten)
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
op het instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op het display wordt
weergegeven, geeft de GSI het advies
om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het
pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT)
wordt weergegeven, de bestuurder
geadviseerd wordt een lagere
versnelling in te schakelen.
BELANGRIJK De aanduiding op het
display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet
nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
146F1A1040147F1A1041
118
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 125 of 367

Verlichting
(Regeling interieurverlichting)
(alleen bij ingeschakeld stadslicht)
Deze functie wordt gebruikt om de
lichtsterkte van het instrumentenpaneel,
de bedieningsknoppen van het
uconnect™systeem (voor bepaalde
versies/markten) en de
bedieningsknoppen van de
automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten) (op 8
niveaus) te regelen.
Ga als volgt te werk om de lichtsterkte
te regelen:
❒druk kort op de knop MODE. Het
eerder ingestelde niveau knippert
op het display;
❒druk op knop
ofom de
gewenste lichtsterkte te regelen;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
OpmerkingBij versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display kan de instelling gemaakt
worden met beide lichten uit (niveau
helderheid "overdag") en met de lichten
aan (niveau helderheid "nacht").Hoogteregeling
koplampen (Correctie
koplampafstelling)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de
koplampafstelling (max. 4 niveaus)
gecorrigeerd worden.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
❒druk kort op de knop MODE. Het
eerder ingestelde niveau knippert
op het display;
❒druk op knop
ofom de
stand aan te passen;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Snelheidslimiet (Piep
snelheid)
Met deze functie kan de
voertuigsnelheidslimiet ingesteld
worden (km/h of mph). Wanneer deze
limiet overschreden wordt, wordt de
bestuurder onmiddellijk gewaarschuwd
(zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Ga als volgt te werk om de
snelheidslimiet in te stellen:
- druk kort op de knop MODE: op het
display verschijnt het opschrift (Piep
snelheid);druk op de knop
ofom de
snelheidsbegrenzing in (On) of uit (Off)
te schakelen;
- als de functie ingeschakeld is (On), op
de knop
ofdrukken om
de gewenste snelheid te selecteren en
vervolgens op de knop MODE om te
bevestigen.
OpmerkingDe waarde kan ingesteld
worden tussen 30 en 200 km/h of
tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van
de ingestelde eenheid. Zie de paragraaf
“Meeteenheid instellen (Meeteenheid)”
die hierna wordt beschreven. Met
elke druk op de knop
/
wordt de waarde 5 eenheden verhoogd
of verlaagd. Houd de knop
/
ingedrukt om de waarde
automatisch snel te verhogen/verlagen.
Wanneer de gewenste waarde wordt
bereikt, kan de instelling afgerond
worden door de knop een paar keer
kort in te drukken.
- druk kort op de knop MODE om terug
te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk om de instelling te
annuleren:
121
Page 126 of 367

- druk kort op de knop MODE, op het
display knippert (On);
- druk op knop
, op het display
gaat (Off) knipperen;
- druk kort op de knop MODE om terug
te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Instelling gevoeligheid
sensor koplampen
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor van de koplampen
op 3 niveaus ingesteld worden.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:
– druk kort op de knop: op het display
begint het eerder ingestelde
gevoeligheidsniveau te knipperen;
– druk op de knop
ofom
de instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.Bochtverlichting
(Inschakeling/uitschakeling van de
“Bochtverlichting”)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de
bochtverlichting in- of uitgeschakeld
worden ("On"/"Off") (zie de beschrijving
in de paragraaf “Buitenverlichting”).
Ga als volgt te werk om de lichten in-
en uit te schakelen:
❒druk kort op de knop MODE. "Aan"
of "Uit" knippert op het display,
afhankelijk van de eerder gemaakte
instelling;
❒druk op
ofom uw keuze
te maken;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Regensensor
(Instelling regensensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de gevoeligheid
van de regensensor op 4 niveaus
worden ingesteld.
Ga als volgt te werk om het gewenste
gevoeligheidsniveau in te stellen:❒druk kort op de knop MODE. Het
eerder ingestelde "niveau" knippert
op het display;
❒druk op de knop
ofom
de instelling uit te voeren;
❒druk kort op de knop MODE om
terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug
te keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
Trip B Aan/Uit (gegevens
Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) ingeschakeld (On) of
uitgeschakeld (Off) worden.
Zie voor meer informatie de paragraaf
"Trip computer".
Ga als volgt te werk om in/uit te
schakelen:
- druk kort op de knop MODE, op het
display knippert ON of OFF (afhankelijk
van wat eerder is ingesteld);
druk op de knop
ofom te
kiezen;
- druk kort op de knop MODE om terug
te keren naar het menuscherm of
houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm
zonder op te slaan.
122
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL