ESP FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2015Pages: 367, PDF Size: 19.31 MB
Page 5 of 367

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat Ducato hebt gekozen. Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van
dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te gebruiken. Wij raden aan het aandachtig door te lezen voordat u voor de eerste
keer gaat rijden.
Dit boekje bevat informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum uit de
technologische eigenschappen van uw Fiat Ducato kunt halen. Dit boekje geeft tevens een beschrijving van de speciale kenmerken, essentiële
informatie over het correcte onderhoud van uw voertuig, alsmede tips voor veilig rijden.
Wij vragen u de waarschuwingen en aanwijzingen aandachtig te lezen die in de tekst gemarkeerd zijn met de volgende symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
toestand van het voertuig;
milieubescherming.
OPMERKING Deze symbolen zijn, indien nodig, aan het einde van elke paragraaf weergegeven en gevolgd door een getal. Dat getal heeft
betrekking op de overeenkomstige waarschuwing aan het einde van het betreffende deel.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en de details
van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de mensen
bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst .. en goede reis!
In dit instructieboek zijn alle versies van de Fiat Ducato beschreven. Derhalve dient uitsluitend de informatie in
beschouwing te worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht
hebt. De gegevens in deze publicatie zijn slechts indicatief. Fiat Group Automobiles kan op elk moment de in deze
publicatie beschreven specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer
informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Page 22 of 367

Stoelverwarming
(voor bepaalde versies/markten)
Met de sleutel op stand MAR, knop E
fig. 20 indrukken om de functie in/uit te
schakelen.
CAPTAIN CHAIR STOEL
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
Captain Chair fig. 21 stoel die,
afhankelijk van de uitvoering, op
verschillende manieren versteld kan
worden (draaiend of vast, met
veiligheidsgordel, enz.).
Zie voor de verschillende mogelijkheden
hetgeen beschreven is in de vorige
paragraaf "Draaibare stoel met
ingebouwde gordel").KLEP OP ZITBANK
(voor bepaalde versies/markten)
De stoel is voorzien van een
uitvouwbare klep die kan worden
gebruikt als leesplank. Trek voor
gebruik aan het lipje A fig. 22 en breng
de klep omlaag. De klep is voorzien
van twee bekerhouders en een
steunvlak met papierklem.
13)
OPBERGVAK ONDER DE
STOEL
(voor bepaalde versies/markten)
Onder de stoel bevindt zich een
opbergvak A fig. 23 dat gemakkelijk
verwijderd kan worden door de haken
op de vloer los te maken.
20F1A0030
21F1A0345
22F1A0031
23F1A0032
18
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 367

11) Verstel de stoelen nooit tijdens
het rijden. Zorg er tijdens het
draaien van de stoel voor dat deze
niet tegen de handrem komt.
12) Controleer of de stoel in de
rijstand is vergrendeld voordat de
motor gestart wordt.
13) Zet geen zware voorwerpen op
de klep terwijl het voertuig rijdt,
bij bruusk remmen of een botsing
zouden deze de inzittenden
kunnen raken en tot ernstig letsel
kunnen leiden.
14) Als de bank van de 2e rij is
neergeklapt mag er niet met
passagiers op de 3e rij worden
gereden. Plaats geen voorwerpen
op de rugleuning van de
neergeklapte bank van de 2e rij:
bij een botsing of bruusk remmen
kunnen deze voorwerpen tegen
de inzittenden komen en ernstig
letsel veroorzaken. Voor meer
informatie, zie de sticker onder de
bank.
15) Controleer of de bank goed
vergrendeld is in de rails op de
vloer wanneer hij teruggeplaatst
wordt.
BELANGRIJK
2) De bekleding van uw voertuig is
langdurig bestand tegen slijtage
als gevolg van normaal gebruik
van het voertuig. Het verdient
echter aanbeveling om hevig
en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en
klittenbandsluitingen te
vermijden, omdat de grote druk
die hierdoor op een bepaalde plek
op de bekleding ontstaat,
plaatselijke slijtage en
beschadiging van de bekleding
kan veroorzaken.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
16)
Verstellen
❒Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
❒Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 37 en breng de hoofdsteun
omlaag.
37F1A0039
23
Page 41 of 367

❒luchtrecirculatie, om de functie
altijd uit- of ingeschakeld te houden;
❒
voor het snel ontwasemen/
ontdooien van de voorruit, de
achterruit en de achteruitkijkspiegels.
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem, kan te allen
tijd de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende
knoppen: het systeem past
automatisch de eigen instellingen aan
de nieuwe instellingen aan. Wanneer
tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het woord FULL. Zo worden
de functies niet langer automatisch
geregeld en moeten ze handmatig
worden bediend, totdat opnieuw de
knop AUTO wordt ingedrukt. Als een of
meer functies handmatig zijn
ingeschakeld, dan blijft de regeling van
de luchttemperatuur automatisch,
behalve als de compressor is
uitgeschakeld: in dat geval kan er geen
lucht in het interieur worden gevoerd
met een lagere temperatuur dan de
buitenlucht.BEDIENINGSELEMENTEN
Knop voor het instellen
van de luchttemperatuur
(I)
Draai de knop naar rechts of links om
de in het interieur gewenste
temperatuur te verhogen of te verlagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
het display weergegeven.
Draai de knop helemaal naar rechts of
helemaal naar links tot de uiterste
waarden HI of LO om respectievelijk de
functie van maximale verwarming of
maximale koeling in te schakelen:
❒Functie HI (maximale verwarming):
inschakelen door de
temperatuurknop naar rechts te
draaien, voorbij de maximale waarde
(32 °C).
Deze functie kan worden gebruikt om
het interieur te verwarmen, waarbij
het vermogen van het systeem
maximaal wordt benut. Wanneer deze
functie wordt ingeschakeld, is de
temperatuurregeling niet meer
automatisch en wordt de lucht
maximaal verwarmd. De
ventilatorsnelheid en de luchtverdeling
worden door het systeem geregeld.Als de motorkoelvloeistof niet
voldoende warm is, schakelt het
systeem niet onmiddellijk de
maximumsnelheid van de ventilator in,
zodat de toevoer van te koude lucht
in het interieur wordt beperkt.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
mogen alle handmatige instellingen
worden verricht.
Om de functie uit te schakelen, volstaat
het om de temperatuurknop naar links
te draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
❒Functie LO (maximale koeling):
inschakelen door de
temperatuurknop naar links te
draaien, voorbij de maximale waarde
(16 °C).
Deze functie kan worden gebruikt om
het interieur te koelen, waarbij het
vermogen van het systeem maximaal
wordt benut. Wanneer deze functie
wordt ingeschakeld, is de
temperatuurregeling niet meer
automatisch en wordt de lucht
maximaal gekoeld. De
ventilatorsnelheid en de luchtverdeling
worden door het systeem geregeld.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
mogen alle handmatige instellingen
worden verricht.
37
Page 60 of 367

❒door een verzoek om sequentieel te
schakelen bij een automatische
versnellingsbak;
❒bij een voertuigsnelheid onder de
ingestelde limiet
❒door het gaspedaal in te trappen; in
dit geval wordt het systeem eigenlijk
niet uitgeschakeld, maar wordt
voorrang aan het acceleratieverzoek
gegeven. De Cruise-Control blijft
actief, zonder de noodzaak om de
CAN/RES-knop in te drukken om na
het accelereren naar de vorige
toestand terug te keren.
In de volgende gevallen wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld:
❒als het ABS- of het ESP -systeem in
werking treedt;
❒in geval van een systeemstoring.
27) 28)
SNELHEIDSBEGRENZER
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden
die door de bestuurder ingesteld
kunnen worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van de auto van de druk op
het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
Indien nodig kan de ingestelde
snelheidslimiet overschreden worden
(bijvoorbeeld om in te halen) door
het gaspedaal volledig in te trappen.
Door de druk op het gaspedaal
geleidelijk te verminderen wordt de
functie weer geactiveerd zodra de
snelheid van het voertuig onder de
ingestelde snelheid komt.Inschakeling van het
systeem
Om het systeem in te schakelen,
draaischakelaar A fig. 68 in stand
zetten.
Inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door het aangaan van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
en, bij sommige versies, met een
bericht op het display.plus de laatst
geprogrammeerde snelheidswaarde.
De snelheidslimiet
programmeren
De snelheidslimiet kan
geprogrammeerd worden zonder het
systeem in te hoeven schakelen.
Beweeg, om een hogere snelheid dan
de weergegeven snelheid op te slaan,
hendel A omhoog (+). Elke beweging
van de hendel komt overeen met een
verhoging van de snelheid van
ongeveer 1 km/h; als de hendel
omhoog wordt gehouden, dan neemt
de snelheid toe met stappen van 5
km/h.
68F1A0363
56
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 95 of 367

DRIVING ADVISOR
(waarschuwing rijstrookafwijking)
(voor bepaalde versies/markten)
82) 79) 80)
De Driving Advisor is een
waarschuwingssysteem dat de
bestuurder informeert bij
rijstrookafwijking omdat hij/zij afgeleid
is.
Op de voorruit is een videosensor in de
buurt van de achteruitkijkspiegel
gemonteerd die de markeringslijnen op
de weg en de positie van het voertuig
ten opzichte van deze lijnen detecteert.
BELANGRIJK Bij voertuigen met Driving
Advisor wordt geadviseerd contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk
als de voorruit vervangen moet worden.
Ook al wordt deze ingreep door een
centrum gespecialiseerd in het
vervangen van ruiten verricht, blijft het
noodzakelijk om naar het Fiat
Servicenetwerk te gaan om de camera
te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is altijd actief wanneer het
voertuig gestart wordt. Het kan
uitgeschakeld of ingeschakeld worden
met de knop A fig. 128 op het
dashboard (zie volgende beschrijving).
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld en er verschijnt een
speciaal bericht op het display.
Wanneer het systeem ingeschakeld
wordt, gaat de led op de betreffende
knop uit. Als de gebruiker het systeem
uitschakelt, gaat de led op de knop
permanent branden en verschijnt er een
bericht op het display om te bevestigen
dat het systeem uitgeschakeld is.Het systeem wordt bij elke startcyclus
van het voertuig geactiveerd en begint
met de herkenning van de
bedrijfscondities (toestand die aan de
bestuurder gemeld wordt door het
branden van de 2 lampjes van de
richtingaanwijzersenop
het instrumentenpaneel).
Wanneer het systeem de
bedrijfscondities herkent, wordt het
actief, d.w.z. het kan de bestuurder met
visuele en akoestische waarschuwingen
assisteren. Daarom gaan de twee
lampjes van de richtingaanwijzers
en
op het instrumentenpaneel uit om
herhaaldelijke waarschuwingen te
voorkomen tijdens het rijden in de stad
of over bochtige wegen op lage
snelheid.
BELANGRIJK Als de bedrijfscondities
niet langer aanwezig zijn, blijft het
systeem ingeschakeld maar is het niet
actief. Dit wordt aan de bestuurder
gemeld door het permanent gaan
branden van de 2 lampjes van
de richtingaanwijzers
enop het
instrumentenpaneel.
128F1A0322
91
Page 97 of 367

BELANGRIJKE INFORMATIE
De Driving Advisor kan niet werken bij
een niet perfect gebalanceerde of
excessieve belading.
De werking van het systeem kan in
sommige gevallen negatief beïnvloed
worden door de morfologie van het
terrein/de weg waarover gereden wordt
(bijv. rijden over hobbels),
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (verblinding door de
zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone vóór de camera.
De Driving Advisor kan niet werken na
een storing in de volgende
veiligheidssystemen: ABS, ESP, ASR en
Traction Plus.
De werking van het systeem kan
negatief beïnvloed worden door
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (verblinding door de
zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone vóór de camera.
De zone van de voorruit rond de
camera mag niet gedeeltelijk of geheel
worden afgedekt door voorwerpen (bijv.
stickers, beschermfolie, enz.).
BELANGRIJK
78) Als de camera van zijn plaats
komt door een wijziging in de
belading, kan het systeem tijdelijk
niet werken om de camera in de
gelegenheid te stellen een
automatische kalibratie uit te
voeren.
79) De Driving Advisor is geen
automatisch rijsysteem en
vervangt de bestuurder niet bij het
onder controle houden van het
traject van het voertuig. De
bestuurder is persoonlijk
verantwoordelijk voor het
behouden van voldoende
aandacht voor het verkeer en de
wegomstandigheden en voor
het controleren van de baan van
het voertuig.
80) In geval van vage, overlappende
of ontbrekende
rijstrookmarkeringen, kan het
systeem de bestuurder niet
assisteren: in dit geval zal de
Driving Advisor niet actief zijn.
93
Page 108 of 367

❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.
OpmerkingAls de motor onbedoeld
is afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
104
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 111 of 367

BELANGRIJK
90) Neem voor verbinding met de
bestaande apparaten in het
voertuig contact op met het Fiat
Servicenetwerk om elk probleem
te voorkomen dat de veiligheid
van het voertuig in gevaar zou
kunnen brengen.
OPTIONELE
ACCESSORIES
Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, satellietbewaking via
GPS enz.) of veel stroom verbruiken,
dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het
Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen de
meest geschikte apparatuur uit het
assortiment Lineaccessori Fiat
aanbevelen, het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
91)
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien: fig. 138.Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige
wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt
uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
het voertuig worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
FIAT Auto S.p.A. wijst elke
aansprakelijkheid af voor schade die
het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Auto
S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en/of
die niet conform de verschafte
aanwijzingen zijn gemonteerd.
138
107
Page 122 of 367

DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display of met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display, waarop informatie kan worden
weergegeven die tijdens het rijden
nuttig en noodzakelijk is.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het standaardscherm fig. 146 kan
de volgende informatie worden
weergegeven:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).
OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Op het standaardscherm fig. 147 kan
de volgende informatie worden
weergegeven:
ATijd
BDatum of weergave dagteller in
kilometers (of mijlen)
CKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
DStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
EBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
GEAR SHIFT INDICATOR
(voor bepaalde versies/markten)
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
op het instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op het display wordt
weergegeven, geeft de GSI het advies
om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het
pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT)
wordt weergegeven, de bestuurder
geadviseerd wordt een lagere
versnelling in te schakelen.
BELANGRIJK De aanduiding op het
display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet
nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
146F1A1040147F1A1041
118
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL