dashboard FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 183 of 379

FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier.
De frontairbags voor bestuurder/
passagier zijn ontworpen om de
inzittenden te beschermen bij
middelzware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en
het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
Bij een frontale botsing wordt de airbag
door een elektronische regeleenheid
opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt het kussen direct weer
leeg.De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende situaties kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet
het front van het voertuig zijn (bijv.
spatbord tegen de vangrail, etc. );❒het voertuig schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails); in deze situaties bieden
ze geen aanvullende bescherming
ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
119)
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. Veiligheidsgordels moeten
dus altijd gedragen worden. Bij een
frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
179
Page 184 of 379

FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 164.FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard is opgeborgen
fig. 165: deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
120)
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde in acht.Handmatige
uitschakeling van
frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit (voor
bepaalde markten/versies).
BELANGRIJK Voor het uitschakelen
van de passagiersairbags (front- en
zijairbags, voor bepaalde versies/
markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. De led op de
knop gaat branden om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
De led naast het symbool
fig. 166
op het dashboard geeft de toestand
van de passagiersbescherming aan. Als
de led niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
Wanneer de passagiersairbags (front-
en zijairbags, voor bepaalde versies/
markten) weer worden ingeschakeld,
dooft de led.
164F1A0312
165F1A0159
180
VEILIGHEID
Page 187 of 379

BELANGRIJK
119) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat
deze het correct openen van de passagiersairbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
120) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom
moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
183
Page 190 of 379

127) Wanneer de contactsleutel is
ingebracht en naar de stand MAR
is gedraaid, kunnen de airbags
ook geactiveerd worden als de
stilstaande auto door een andere
auto wordt aangereden, ook al
is de motor afgezet. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood
van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP
staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerdwordt. In dat geval duidt de
uitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
128) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of
overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
129) Wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, gaat de led
op de knop
op het dashboard
enkele seconden knipperen (het
aantal seconden kan van het land
afhangen) om de correcte werking
van de led op de knop te
controleren.
130) Reinig de stoelen niet met
water of stoom onder druk (met
de hand of in een automatisch
wasstation voor stoelen)
131) De frontairbags hebben een
hogere activeringsdrempel dan de
gordelspanners. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in
werking.
132) Hang geen harde voorwerpen
aan de kledinghaken of de
steunhandgrepen.133) De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die
dus altijd gedragen moeten
worden.
186
VEILIGHEID
Page 208 of 379

LANGDURIGE
STILSTAND
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
❒parkeer het voertuig in een
overdekte, droge en indien mogelijk
goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
❒koppel de minpool van de accu los,
als de auto is uitgerust met een
"accu-cut-of"-functie (scheider), zie
voor de beschrijving van de
werkwijze de paragraaf
"Bedieningselementen" in
"Dashboard en
bedieningselementen";
❒maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❒reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
❒bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
❒zet de ruiten iets open;❒dek het voertuig af met een doek of
een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie
aanwezige vocht dan niet kan
verdampen;
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met
regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, moet dit met de
afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
204
STARTEN EN RIJDEN
Page 214 of 379

❒monteer het reservewiel en laat de
gaten G fig. 187 over de pennen H
vallen. Zorg bij montage van het
reservewiel ervoor dat de
contactvlakken van het reservewiel
volledig schoon zijn, want anders
kunnen de wielbouten na verloop van
tijd loskomen;
❒draai de 5 wielbouten niet te hard
vast;
❒assembleer de gereedschappen en
draai de wielbouten om de beurt en
diametraal vast, in de volgorde
aangegeven in fig. 187;
❒breng het voertuig omlaag met de
wielsleutel en verwijder de krik;
Ten slotte:
❒neem het verwijderde wiel, bevestig
het op de houder E fig. 185 en draai
de knop D vast;❒breng het geassembleerde
gereedschap fig. 184 met het
geschikte verlengstuk B fig. 183 aan
op de bout A fig. 183 van het
hefmechaniek van het reservewiel
aan en draai de sleutel rechtsom om
het reservewiel omhoog te laten
komen totdat het volledig in de zitting
onder de bodemplaat rust.
Controleer daarbij of het vangteken D
fig. 184 in het venstertje van het
hefmechaniek zichtbaar is;
155)
Ga bij voertuigen met lichtmetalen
velgen als volgt te werk:
❒voer de bovenbeschreven
handelingen om het wiel te
verwisselen uit tot het wiel met de
lekke band op het hefmechaniek van
het reservewiel wordt geplaatst;❒neem de kit uit de gereedschapstas
die zich in het dashboardkastje
bevindt;
❒de kit bevat een beugel, drie speciale
bouten en een inbussleutel, maat 10;
❒ga naar de achterkant van het
voertuig waar het reservewiel zich
bevindt;
❒controleer of de kabel van het
hefmechaniek van het reservewiel
volledig is afgerold; neem de bel en
plaats deze in de ronde beugel fig.
189;
❒draai de knop op de bout vast om de
beugel vast te zetten fig. 190.
❒leg de beugel op de binnenkant van
de lichtmetalen velg fig. 191.
186F1A0422
G
H
187F1A0176188F1A0430
210
NOODGEVALLEN
Page 217 of 379

157) Het hefmechaniek van het
reservewiel is voorzien van een
veiligheidskoppelingssysteem om
het mechaniek te beschermen;
dit kan geactiveerd worden als er
buitensporige kracht op de
manoeuvreerbout wordt
uitgeoefend.SNELLE
BANDENREPARATIE
-KIT FIX & GO
AUTOMATIC
(voor bepaalde versies/markten)
De snelle bandenreparatiekit Fix & Go
automatic bevindt zich voorin in de
passagiersruimte en bevat fig. 193:
❒busje A met afdichtmiddel, voorzien
van:
– een doorzichtige vulleiding B;
– een zwart slangetje voor het
herstellen van de spanning E;
– sticker C met het opschrift "max. 80
km/h”, na de reparatie van de band aan
te brengen op een voor de bestuurder
zichtbare plaats (op het dashboard);❒informatiefolder (zie fig. 194), voor
een correct gebruik van de snelle
bandenreparatiekit, die vervolgens
overhandigd moet worden aan het
personeel dat de band behandeld
met FIX&GO moet repareren;
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
❒een paar beschermende
handschoenen in het zijvak van de
compressor;
❒adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
158) 159) 160)
44)
193F1A0180
194F1A0181
213
Page 232 of 379

ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
46)
170) 171) 172) 173)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door. Controleer
eerst de toestand van de zekering
wanneer een elektrisch onderdeel niet
meer werkt: de geleidende band A
fig. 224 mag niet onderbroken zijn. Als
dit wel het geval is, dan moet de
zekering worden vervangen door een
nieuw exemplaar met dezelfde
stroomsterkte (zelfde kleur).
B intacte zekering.
C zekering met doorgebrande
geleidende band.PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen van het voertuig zijn in
drie zekeringenkasten opgenomen;
deze bevinden zich in het dashboard, in
het interieur in de rechter stijl en in de
motorruimte.
Zekeringenkast in het
dashboard
Draai, om toegang te krijgen tot de
zekeringenkast in het dashboard, fig.
226 de drie schroeven A fig. 225 los en
verwijder het deksel.
224F1A0212
225F1A0213
226F1A0214
228
NOODGEVALLEN
Page 235 of 379

Zekeringenkast in het dashboard
fig. 225 - fig. 226
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlichtF12 7,5
Linker dimlichtF13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage stabilisador voor
radio instellingen(S&S)F36 10
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway (voor
transformers)F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel, extra paneel, regeleenheid
accuschakelaar (+sleutel), trekhaak, regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)F49 5
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid, achteruitrijlichten,
Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling, Rijstrook waarschuwingssystemen,
Achteruitrijcamera, Koplampen uitlijning correctorF51 5
231
Page 247 of 379

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers
afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar
waar aanwezig)●●●●●
Controleren en indien nodig de vloeistofniveaus bijvullen (koelvloeistof, rem-
/ hydraulische koppelingsvloeistof, ruitensproeiervloeistof, batterij en indien
aanwezig, additief voor emissies- UREUM) (!)●●●●●
(!) Het verbruik van additieven voor de emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met LED en het bericht op het
instrumentenpaneel
243