ESP FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 125 of 316

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................124
DE AUTO PARKEREN .....................126
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................128
COMFORT-MATIC-
ERSNELLINGSBAK.........................129
START&STOP-SYSTEEM ................131
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................132
SPEED BLOCK ...............................134
PARKEERSENSOREN.....................135
CAMERA ACHTER (PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA)................137
TRAFFIC SIGN RECOGNITION .......138
BRANDSTOFBESPARING ...............139
TANKEN..........................................140
ADDITIEF VOOR DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM) ..........................146
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM
(NATURAL POWER) ........................146
TIPS VOOR HET LADEN .................148
EEN AANHANGER TREKKEN .........149
LANGDURIGE STILSTAND..............156
123
Page 141 of 316

128)Wanneer het systeem actief is, is de
bestuurder verantwoordelijk voor het
controleren van het voertuig en het
monitoren van het systeem, en moet aldus
optreden, indien nodig.
BELANGRIJK
28)In geval van fouten is het mogelijk dat
het systeem niet werkt.
29)Bij lage temperaturen en bij bijzonder
slechte weersomstandigheden kan het zijn
dat het systeem niet werkt.
30)Regen, sneeuw, spatten en sterk
lichtcontrast kunnen de sensor
beïnvloeden.
31)Voer geen reparaties uit in de zone van
de voorruit rondom de sensor.
32)Als het voertuig is uitgerust met een
niet originele wielophangingskit, kan het
systeem mogelijk niet goed werken.
33)Gebruik altijd originele onderdelen voor
het vervangen van de lampen van
koplampen. Andere lampen kunnen de
prestaties van het systeem beperken.
34)Verwijder vreemd materiaal zoals
vogelpoep, insecten, sneeuw of ijs van de
voorruit.
BRANDSTOF-
BESPARING
ALGEMENE INFORMATIE
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste factoren die het
brandstofverbruik vergroten.
Onderhoud van de auto
Banden
Overbodige bagage
Imperiaal/skidrager
Elektrische apparatuur
Klimaatregeling
Aerodynamische accessoires
RIJSTIJL
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste rijstijlen die het
brandstofverbruik vergroten.
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de
uitstoot van uitlaatgassen toe.Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer u
stilstaat voor een stoplicht of voordat
de motor wordt afgezet.
Keuze van de versnellingen
Ook het oneigenlijk gebruik van een
hoge versnelling doet het verbruik en
de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: geef geleidelijk aan
gas.
GEBRUIKSOM-
STANDIGHEDEN
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste gebruikscondities die het
brandstofverbruik vergroten.
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken.
139
Page 144 of 316

open de brandstofklep A fig. 135 en
draai de dop C fig. 135 van de
UREUM-vulopening los en verwijder
deze;
schroef de bijvulfles met AdBlue
(UREUM) in de vulopening totdat die
niet verder kan (fig. 136, ref. 1);
druk de flesbodem naar de
vulopening om de veiligheidsklep van
de fles te ontgrendelen en met bijvullen
te beginnen (fig. 136 ref. 2);
indien het AdBlue-niveau in de fles
tijdens het bijvullen niet daalt, is het
reservoir gevuld; trek de fles naar u toe
om de veiligheidsklep weer te
vergrendelen en draai de fles van de
vulopening (fig. 136, ref. 3);
na het verwijderen van de fles, de
dop C fig. 135 weer op de UREUM-
vulopening terugplaatsen en met de
klok mee helemaal vastdraaien;
draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig om
de motor te starten);
wacht tot de waarschuwing op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld
alvorens het voertuig te verplaatsen; het
waarschuwingslampje kan een paar
seconden tot een halve minuut blijven
branden. In het geval dat de motor
wordt gestart en het voertuig rijdt, zal
het waarschuwingslampje langere
tijd blijven branden, maar er is dan geen
sprake van problemen met de werking
van de motor.
Indien het bijvullen wordt gedaan
met een lege UREUM-tank, moet
u twee minuten wachten alvorens het
voertuig te starten.OPMERKING De rijomstandigheden
(hoogte, snelheid van het voertuig,
gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
UREUM die door het voertuig gebruikt.
Om het additief voor Diesel Emissie
(UREUM) correct te gebruiken, zie ook
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in
de "Technische gegevens".
132)
BELANGRIJK
Bij overschrijding van de maximale
vulniveau van de UREUM tank, kan het
beschadiging van de tank en het
morsen UREUM veroorzaken. Vermijd
alsjeblieft het bijvullen na het vullen
van de tank.
HET MAXIMUM NIVEAU NIET
OVERSCHRIJDEN. De UREUM bevriest
onder -11 ° C. Hoewel het systeem is
ontworpen om te functioneren onder
het vriespunt van het UREUM, verdient
het aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumniveau want de
installatie kan beschadigd raken als het
UREUM bevriest.
Als het UREUM wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of aluminium,
onmiddellijk het gebied met water
schoonmaken en het gebruik
een absorberend materiaal om de
vloeistof die is gemorst op de grond te
verzamelen.
136F1A5005
142
STARTEN EN RIJDEN
Page 151 of 316

BELANGRIJK
40)Al deze limieten moeten in acht worden
genomen en MOGEN NOOIT
OVERSCHREDEN worden. Controleer met
name of de maximaal toegestane
gewichten op de voor- en achteras nooit
worden overschreden wanneer de lading
op het voertuig wordt geplaatst (vooral als
het voertuig van een specifiek
uitrustingsniveau is voorzien).
EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet het voertuig zijn
voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische
installatie. De trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden
gemonteerd. Het gespecialiseerde
personeel moet ook de handleiding
voor het rijden met een aanhanger
overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op de
typegoedkeuring vermeld) niet wordt
overschreden, dient men in acht te
nemen dat deze waarde betrekking
heeft op het toelaatbare gewicht van
een volgeladen aanhangwagen,
inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Monteer bij voorkeur een geschikte
stabilisator op de trekstang.
Bij voertuigen uitgerust met
parkeersensoren kunnen er, na
montage van de trekhaak
storingsmeldingen weergegeven
worden, aangezien sommige
onderdelen (trekstang, kogelkop van de
trekhaak) zich binnen het detectiebereik
van de sensor kunnen bevinden. In
dat geval moet het detectiebereik
gewijzigd worden of moet de functie
parkeerhulp uitgeschakeld worden.
149
Page 152 of 316

Verzeker u ervan dat bij voertuigen met
"Comfort-matic" de versnellingsbak in
de vrijstand staat (N) (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak. Sleep de auto niet als
de versnellingsbak niet in de vrijstand
kan worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
137) 138)
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerde
monteurs aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die aangepast is
aan het maximale aanhangergewicht
van het voertuig waarop de trekhaak
wordt gemonteerd.Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. Gebruik voor de elektrische
aansluiting een 7- of 13-polige 12VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
van de fabrikant van het voertuig en/of
van de fabrikant van de trekhaak op.
Een elektrisch geregelde rem (of
elektrische lier, enz.) moet direct vanaf
de accu worden gevoed, met een kabel
met een diameter van minstens 2,5
mm
2.
BELANGRIJK Schakel de elektrisch
geregelde rem of lier alleen bij
draaiende motor in.
Naast de aansluitingen kan het
elektrische systeem van het voertuig
uitsluitend aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op een kabel voor interne
verlichting van niet meer dan 15 W.
Voor de aansluitingen dient de daarvoor
bestemde regeleenheid te worden
gebruikt met een accukabel met een
doorsnede van minimaal 2,5 mm
2.BELANGRIJK De trekhaak doet de
lengte van het voertuig toenemen.
Indien een trekhaak op versies met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd, kan
er alleen een afneembare trekhaak
geïnstalleerd worden vermits de limiet
van 6 meter voor de totale lengte van
het voertuig wordt overschreden.
Als er geen aanhanger aan de trekhaak
wordt gekoppeld, verwijder dan de
trekhaak van het frame zodat de
originele lengte van het voertuig niet
wordt overschreden.
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.
Installatieschema voor
bestelwagenversies fig. 140
Monteer de trekhaak op de punten die
zijn aangegeven met het symbool Ø
d.m.v. in totaal 6 M10x1,25-schroeven
en 4 M12-schroeven.
150
STARTEN EN RIJDEN
Page 158 of 316

43)Om correcte werking van het systeem
te garanderen, periodiek alle vuilaanslag
verwijderen die zich op de kogelkop, de
trekstang en de montagepijp kan hebben
verzameld. De mechanische onderdelen
moeten op de aangegeven intervallen een
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot mag
alleen behandeld worden met grafiet.
44)Smeer de koppelingen, de glijvlakken
en de kogels regelmatig met vet zonder
hars of olie. Smering vormt ook een betere
bescherming tegen corrosie.
45)Als het voertuig gewassen wordt met
waterstralen onder hoge druk, dan moet de
trekstang met kogelkop verwijderd worden
en moet de speciale dop gemonteerd
zijn. De trekstang met kogelkop mag nooit
behandeld worden met stoomstralen.
46)Bij de verwijderbare trekstang
met kogelkop worden twee sleutels
geleverd. Noteer het sleutelnummer op het
slot voor eventuele nabestelling en bewaar
het.LANGDURIGE
STILSTAND
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
parkeer het voertuig in een
overdekte, droge en indien mogelijk
goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
koppel de minpool van de accu los,
als de auto is uitgerust met een
"accu-cut-of"-functie (scheider), zie
voor de beschrijving van de werkwijze
de paragraaf "Bedieningselementen" in
"Dashboard en bedieningselementen";
maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
zet de ruiten iets open;
dek het voertuig af met een doek of
een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;
pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige
tussenpozen;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, moet dit met de
afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
156
STARTEN EN RIJDEN
Page 202 of 316

ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van het
voertuig wordt gemaakt, zoals:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als het voertuig lang
niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(stofkappen - hoezen - bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
Herstel het additief niveau voor
AdBlue Diesel emissies (UREUN) (voor
versies/markten, indien van
toepassing), bij het aangaan van de
lamp of de melding op het
instrumentenpaneel;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
200
ONDERHOUD EN ZORG
Page 219 of 316

BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding van de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij -10 °C
gebeuren).
Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".Als men na aanschaf van het voertuig
accessoires wil monteren die constante
elektrische voeding nodig hebben
(diefstalalarm, enz.) of veel stroom
verbruiken, dient men contact op te
nemen met het gespecialiseerde
personeel van het Fiat Servicenetwerk.
Zij kunnen het totale stroomverbruik
beoordelen en controleren of de
elektrische installatie hierop berekend is
en of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Zij zullen bovendien over de meest
geschikte systemen van Lineaccessori
MOPAR adviseren.
Er zijn namelijk ook apparaten die bij
afgezette motor stroom blijven
verbruiken en op deze manier de accu
ontladen.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
Als het voertuig is uitgerust met een
acculoskoppelfunctie (accuschakelaar),
zie dan voor de beschrijving van de
loskoppelprocedure de paragraaf
"Bedieningselementen" in "Dashboard
en bedieningselementen").
BELANGRIJK
192)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit
de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
193)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
194)Alvorens aan het elektrische systeem
te gaan werken, de negatieve accukabel
losmaken middels de daarvoor bestemde
klem, na ten minste een minuut te hebben
gewacht nadat de contactsleutel op STOP
is geplaatst.
195)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
55)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Als men
na aanschaf van het voertuig accessoires
wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
217
Page 221 of 316

KOPLAMPSPROEIERS
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
De koplampsproeiers worden
automatisch geactiveerd wanneer, bij
ingeschakeld dimlicht, de
ruitensproeiers worden bediend.
BELANGRIJK
196)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, doordat het zicht
onder slechte weersomstandigheden
wordt beperkt.
BELANGRIJK
57)Schakel de ruitenwissers niet met van
de ruit opgeheven wisserbladen in.
HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgekrikt moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
Het voertuig mag alleen zijdelings
worden opgekrikt door de uiteinden van
de hefarmen van de garagekrik of de
brug in de zones getoond in fig. 215 te
plaatsen.
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de bandenspanning van
de banden en het ruimtebesparend
reservewiel. Deze controle moet bij
koude banden worden uitgevoerd.
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot
abnormale slijtage van de banden fig.
216:
Anormale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
Bte lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: overmatige slijtage
in het midden van het loopvlak;
Banden moeten vervangen worden
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
197) 198) 199) 200)
215F1A0366
219
Page 222 of 316

BELANGRIJKE
INFORMATIE
Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en optrekken met piepende
banden. Vermijd botsingen tegen
stoepranden, kuilen of andere
hindernissen. Lang rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage
op het loopvlak. Neem zo nodig
contact op met het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet
ook niet het reservewiel zorgvuldig te
laten controleren;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe
band moet ook het ventiel worden
vervangen;
om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting niet
wordt omgekeerd.
BELANGRIJK Controleer bij het
vervangen van een band of de
TPMS-sensor voor
bandenspanningcontrole ook van de
vorige velg is afgenomen, samen met
het ventiel.
BELANGRIJK
197)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
198)Als de spanning te laag is, raakt de
band oververhit, met mogelijke ernstige
beschadiging als gevolg.
199)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
200)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
216F1A0240
220
ONDERHOUD EN ZORG