sensor FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 196 of 316

ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op
het deksel van de accu. De
kabelklemmen moeten ook corrosievrij
zijn en stevig aan de klemmen
bevestigd worden. Indien gebruik
gemaakt wordt van een accusnellader
terwijl de accu in de auto gemonteerd
is, moeten, alvorens de lader aan te
sluiten, eerst de kabels van de accu
worden losgekoppeld. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
169) 170)
VERSIES ZONDER
START&STOP-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.
VERSIES MET
START&STOP-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de stekker A van de
accusensor C op de minpool D van de
accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van de
sensor F zoals aangegeven in fig. 199;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen de acculader
uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer op de
sensor C aan zoals aangegeven in
fig. 199.
194
NOODGEVALLEN
Page 203 of 316

ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 144.000 km/6 jaar (130 - 150 - 180 Multijet 2
versies) 192.000 km/8 jaar (115 Multijet 2 versies) cyclisch herhaald worden, te beginnen vanaf het eerste interval, daarna
dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 2 4 6 8 10
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning, indien nodig,
herstellen; vervaldatum van de "Fix & Go Automatic" reparatiekit kit
controleren (voor bepaalde versies/markten)●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisserbladen van de ruitenwissers voor/achter
controleren (voor bepaalde versies/markten)●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem) en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
201
Page 204 of 316

km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 2 4 6 8 10
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar
waar aanwezig)●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1) (2)●●●●●
Controleer vloeistofniveau hydraulica COMFORT-MATIC-versnellingsbak (3)
(*)●●●●●
Controleer olie voor inschakelsysteem hydraulische koppeling (voor versies
met COMFORT-MATIC-versnellingsbak) (3) (*)●●●●●
Vervang olie voor inschakelsysteem hydraulische koppeling (voor versies
met COMFORT-MATIC-versnellingsbak) (4) (*)●●
Visueel de aandrijfriem(en) van de hulporganen controleren (versies zonder
automatische riemspanner) (130 - 150 - 180 MultiJet 2-versies)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (5)●●
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
(2) Het verbruik van additieven tegen emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje en
bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
(3) Controle jaarlijks uit te voeren in koude klimaten.
(*) OPMERKING (voor versies met COMFORT-MATIC-versnellingsbak): om het oliepeil van de versnellingsbak te controleren en de vloeistof van het hydraulisch
systeem van de koppeling te controleren/verversen, gaat u naar een Fiat Servicepunt. (4) Of om de 2 jaar
(5) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van het hulporgaan gecontroleerd worden.
202
ONDERHOUD EN ZORG
Page 207 of 316

Natural Power versies
km x 1000 40 80 120 160 200
Jaren246810
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren en zo nodig de
sproeiers afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem) en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor visueel controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter visueel controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren (voor bepaalde
versies/markten)●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelvloeistof,
remmen/hydraulische koppeling, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●
Conditie van de aandrijfriem en bediening hulporganen visueel controleren
(bij versies zonder automatische riemspanner)●●
205
Page 222 of 316

BELANGRIJKE
INFORMATIE
Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en optrekken met piepende
banden. Vermijd botsingen tegen
stoepranden, kuilen of andere
hindernissen. Lang rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage
op het loopvlak. Neem zo nodig
contact op met het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar
onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet
ook niet het reservewiel zorgvuldig te
laten controleren;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe
band moet ook het ventiel worden
vervangen;
om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting niet
wordt omgekeerd.
BELANGRIJK Controleer bij het
vervangen van een band of de
TPMS-sensor voor
bandenspanningcontrole ook van de
vorige velg is afgenomen, samen met
het ventiel.
BELANGRIJK
197)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
198)Als de spanning te laag is, raakt de
band oververhit, met mogelijke ernstige
beschadiging als gevolg.
199)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
200)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
216F1A0240
220
ONDERHOUD EN ZORG
Page 301 of 316

INSTELLINGEN
Druk op de toets
op het frontpaneel
voor de weergave van het menu
"Instellingen" op het display.
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu omvat de volgende opties:
Weergave;
Klok & Datum;
Veiligheid/Hulp (voor bepaalde
uitvoeringen/markten);
Lichten (voor bepaalde versies/
markten);
Portieren+Vergrendeling;
Audio;
Telefoon/Bluetooth;
Radio;
Terug naar Stand.inst.
Veiligheid/Hulp
(voor bepaalde versies/markten)
Regensensor
De gevoeligheid van de regensensor
kan met deze functie worden ingesteld
(voor versies/markten, waar aanwezig).
Lichten
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie zijn de volgende
instellingen mogelijk:
Sensor koplampenaanpassing van de
activeringsgevoeligheid van de
koplamp;
"Autom. groot licht" (voor bepaalde
versies/markten): inschakeling/
uitschakeling van het grootlicht van de
koplampen;
"Dagrijlichten" (DRL) (voor bepaalde
versies/markten): inschakeling/
uitschakeling van de dagrijlichten;
"Bochtverlichting" (voor bepaalde
versies/markten): inschakeling/
uitschakeling van de bochtverlichting;
portieren en portiervergrendelingen.
Gebruik deze functie om de
automatische portiervergrendeling bij
rijdend voertuig in of uit te schakelen
(functie "Autoclose").
"MORE" MODUS
Druk op toets MORE op het frontpaneel
om de werkinstellingen te zien:
Buitentemperatuur
Klok
Kompas (alleen voorUconnect™
5” Radio Nav)
Trip Computer (alleen voor
Uconnect™5” Radio Nav)
Instellingen (alleen voorUconnect™
5” Radio Nav)NAVIGATIE
211)
(Alleen voorUconnect™5” Radio Nav)
Een route plannen
BELANGRIJK In het belang van de
veiligheid en om afleiding tijdens het
rijden te beperken, kunt u het beste
altijd uw route plannen voordat u op
weg gaat.
Met de functie bestemming zoeken
kunt u uw bestemmingen vinden en
bereiken op verschillende manieren:
door te zoeken op specifiek adres,
gedeeltelijk adres, specifiek type locatie
(bijv. een tankstation of een restaurant),
een postcode of een POI (Point of
Interest) nabij uw huidige positie (bijv.
een restaurant met het zoektype
ingesteld op "dichtbij"), een paar
lengte- en breedtegraadcoördinaten, of
door het selecteren van een punt op
de kaart.
Selecteer "Zoeken" in het hoofdmenu
en stel de zoektocht in naar een
bestemming. Terwijl u de informatie
ingeeft, toont de lijst de
overeenkomende adressen en POI's in
twee verschillende lijsten.
299
Page 313 of 316

Onderhoud en zorg - periodieke
controles........................199
Opbergvak onder de stoel...........21
Opbergvak onder voorste
passagiersstoel...................50
Oppompen........................190
Opstaptrede........................16
Parkeerlichten......................29
Parkeersensoren...................135
Plafondverlichting...................32
Plafondverlichting achter (een
lamp vervangen).................166
Plafondverlichting voor (een lamp
vervangen)......................166
Pollenfilter.........................215
Portieren............................12
Portiervergrendeling.................35
Prestaties..........................249
Regensensor.......................37
Remvloeistof.......................214
Reservewiel........................234
Richtingaanwijzers...................29
Rijstijl..............................139
Rollend starten.....................193
Rubber slangen....................224
Ruiten reinigen......................36
Ruitenwisser....................36-218
SBR-systeem.....................103
Schakelindicator....................58
Schuifdeur..........................14Sensor automatische
inschakeling koplampen...........30
Slepen van het voertuig............196
Sneeuwkettingen..................221
Snel herstel bandenspanning
Fix&Go Automatic...............190
Speed block.......................134
Speed Limiter......................133
Sproeiers..........................218
Stadslicht......................28-165
Start&Stop-systeem................131
Starten met hulpaccu..............193
Stoel met draaivoet..................18
Stoelen.............................17
Stoelen (Combiversies)..............22
Stoelen (Panoramaversies)...........21
Stoelen met verstelbare
armsteunen......................18
Stopcontact.........................50
Stuurbekrachtiging.................233
Stuurbekrachtigingsvloeistof........213
Stuurwiel............................25
Symbolen............................4
Systeeminspectie..................227
Tablethouder.......................50
Tachograaf..........................51
Tankdop...........................140
Tanken........................140-254
Tips voor het laden.................148Tips, bediening en algemene
informatie.......................277
TPMS..............................95
TPMS (systeem).....................95
Traction Plus systeem...............94
Transmissie........................128
Trip computer.......................60
Uconnect 3" Radio................280
Uconnect 5” Radio – Uconnect
5” Radio Nav....................290
Uitlijning lichtbundel.................31
Veiligheidsgordels
Gebruik........................102
Velgen en banden..................234
Verlichting uit........................28
Versie met aardgassysteem
(Natural Power)..................146
Versnellingspook...................128
Verwarming en ventilatie.............39
VIN-plaatje.........................226
Vloeistof voor ruitensproeiers/-
achterruitsproeier................213
Vloeistoffen en smeermiddelen......259
Vrachtruimte........................20
Wielen............................234
Wielen en banden..................219
Wieluitlijning.......................234
Winterbanden......................221
Wisserbladen voorruit
vervangen.......................218