display FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 128 of 316

DE AUTO PARKEREN
117)
22)
Ga als volgt te werk bij het parkeren en
het verlaten van het voertuig:
schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto heuvel op is
geparkeerd, de achteruit als de auto
heuvel af is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Wacht op versies uitgerust met een
automatisch versnellingsbak (Comfort
matic) tot dePop het display wordt
weergegeven, voordat u het rempedaal
loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de autoNOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak (Comfort matic), zonder
eerst de keuzehendel opPte hebben
geplaatst).VERSIES MET HANDMATIGE
VERSNELLINGSBAK
Ga als volgt te werk:
schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto omhoog is
geparkeerd, de achteruit als de auto
omlaag is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
zet de motor af en trek de handrem
aan;
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de contactsleutel niet in de
startinrichting om te voorkomen dat de
accu leeg raakt. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten.
VERSIES MET COMFORT MATIC
Om veilig te parkeren is het van
essentieel belang de 1e versnelling of
de achteruit (R) in te schakelen, met uw
voet op het rempedaal en, als de weg
hellend is, met de handrem
aangetrokken; het is ook essentieel te
wachten tot de ingeschakelde
versnelling van het herconfigureerbare
multifunctionele display verdwijnt
voordat u het rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaand voertuig en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef een klein beetje gas;
houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor;
om de koppeling te beschermen
dient het gaspedaal niet te worden
gebruikt om de auto stil te houden (als
bijv. op een helling is gestopt); de
koppeling zou kunnen beschadigen
door oververhitting. Gebruik in dit geval
het rempedaal en bedien het gaspedaal
alleen als u gereed bent om weg te
rijden;
gebruik de 2e versnelling alleen voor
meer controle over de auto als op
glad wegdek wordt weggereden;
als de eerste versnelling moet
worden ingeschakeld vanuit de
ingeschakelde achteruitversnelling (R),
of omgekeerd, dan mag dit pas gedaan
worden als de auto volledig stil staat
en het rempedaal is ingetrapt;
126
STARTEN EN RIJDEN
Page 132 of 316

AUTOMATISCHE MODUS
BELANGRIJK Voor een correct gebruik
van het systeem dient uitsluitend de
rechtervoet te worden gebruikt om de
pedalen te bedienen.
Trap het rempedaal in;
de motor starten;
duw de versnellingspook naarA/M
fig. 127 om de automatische werking in
te schakelen; duw de versnellingspook
naar(+)(opschakelen) om de eerste
versnelling in te schakelen (vanuitNof
Rkan de pook in de middelste stand
worden geplaatst) of naarRom de
achteruit in te schakelen.
Laat het rempedaal los en druk het
gaspedaal in.
AUTOMATISCHE
WERKING (AUTO met
UP-functie
ingeschakeld)
DeUP-functie kan worden
ingeschakeld door op deUPfig.
128-knop te drukken die onderdeel is
van de bedieningsorganen op het
dashboard. Wanneer deze functie is
ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en wordt
een bevestigingsbericht op het
herconfigureerbare multifunctionele
display weergegeven.Met deUP-functie ingeschakeld,
selecteert het systeem de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental
en de intensiteit waarmee het
gaspedaal wordt ingetrapt, met als doel
steile hellingen soepel en comfortabel
te kunnen berijden.
Indien nodig, (bijvoorbeeld bij inhalen),
schakelt het systeem, na het volledig
intrappen van het gaspedaal, een
of meer versnellingen terug om een
geschikt koppel en vermogen te bieden
voor de door de bestuurder verzochte
acceleratie (dit vindt automatisch plaats
of deUP-functie nou aan of uit staat).24)
BELANGRIJK
24)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
128F0N0348M
130
STARTEN EN RIJDEN
Page 133 of 316

START&STOP-
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en aan de voorwaarden
hiervoor is voldaan en start de motor
zodra de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
Bij stilstaande auto en ingetrapt
rempedaal wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook
in een andere stand danRstaat.Als de auto heuvelopwaarts tot stilstand
wordt gebracht, wordt het uitschakelen
van de motor verhindert om de "Hill
Holder"-functie beschikbaar te houden
(die alleen bij draaiende motor werkt).
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden om aan te geven dat
de motor is uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
De motor start automatisch zodra het
rempedaal losgelaten wordt. Het
pictogram
op het display schakelt
uit.
Duw de pook naar (+), (-)ofRals de
motor met uitgeschakelde “Hill
Holder”-functie gestart is. De motor zal
weer worden gestart.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
25)
VEILIGHEIDS-
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan de motor
alleen weer gestart worden met de
contactsleutel. De bestuurder wordt
van deze toestand op de hoogte
gesteld door een zoemer, het
knipperende waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel
en, indien
aanwezig, een displaybericht.
119) 120)
BELANGRIJK
25)Indien het voertuig handbediende
klimaatregeling heeft en een comfortabele
temperatuur nodig is, kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
zodat de klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
119)Alle inzittenden moeten altijd uit de
auto stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer tijdens het tanken of
de motor is afgezet en of de contactsleutel
in de STOP-stand staat.
131
INSTELLINGEN
Page 136 of 316

Inschakelen van het systeem
Om het systeem in te schakelen de ring
A fig. 131 in de stand
draaien.
Als het systeem is ingeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en, bij
sommige versies, verschijnen een
bericht en de laatst geprogrammeerde
snelheid op het display.
Automatisch uitschakelen van
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring.
BELANGRIJK
121)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
122)Draai bij een defect van het systeem
de draaischakelaar A naarO, controleer
de zekering en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
SPEED BLOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een functie
voor snelheidsbeperking die door de
gebruiker ingesteld kan worden op een
van de 4 mogelijke waarden: 90, 100,
110, 130 km/h.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om deze functie in/uit
te schakelen.
Na inschakeling wordt er op de voorruit
een sticker aangebracht waarop de
ingestelde maximum snelheid is
aangegeven.
WAARSCHUWING De snelheidsmeter
kan conform de wettelijke voorschriften,
een hogere snelheid aangegeven dan
de feitelijke maximum snelheid die door
het Servicenetwerk is ingesteld.
131F1A0363
134
STARTEN EN RIJDEN
Page 137 of 316

PARKEERSENSOREN
De parkeersensoren bevinden zich in
de achterbumper fig. 132 en detecteren
de aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder hiervoor met een
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt.GELUIDSSIGNAAL
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidssignaal geactiveerd.
Geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen het voertuig en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
het blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.STORINGSMELDINGEN
Wanneer de achteruit is ingeschakeld
worden storingen van de parkeersensor
aangegeven door het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel of door het
symbool
op het display en door
het bericht op het multifunctionele
display (voor bepaalde
versies/markten).
WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
123)
26)
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.
132F1A0134
135
Page 139 of 316

CAMERA ACHTER
(PARKVIEW®
ACHTERUITRIJ-
CAMERA)
(voor bepaalde versies/markten)
124)
27)
Het voertuig kan voorzien zijn van een
ParkView®-achteruitrijcamera,
waarmee de bestuurder via het display
als de achteruitversnelling is
ingeschakeld of de achterklep is
geopend het gebied achter het voertuig
in de gaten kan houden fig. 133.
SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Wanneer weergegeven, toont het
statische lijnenrooster de breedte van
de auto.
Het rooster toont afzonderlijke zones
waardoor de afstand vanaf de
achterzijde van de auto kan worden
ingeschat.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond:
Zone (referentie
fig. 133)Afstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0-30 cm
Geel (B) 30-100 cm
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
BELANGRIJK Onder bepaalde
omstandigheden, zoals bij ijs, sneeuw
of modder op het oppervlak van de
camera, kan de gevoeligheid van de
camera afnemen.
BELANGRIJK Als de achterdeuren na
reparaties opnieuw gelakt moeten
worden, zorg er dan voor dat de verf
niet in contact komt met de plastic
camerahouder.
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
124)De aansprakelijkheid voor het
parkeren en andere manoeuvres ligt altijd
en in elk geval bij de bestuurder. Controleer
tijdens deze manoeuvres altijd of er geen
mensen (vooral kinderen) of dieren in
het betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
133F1A0360
137
Page 140 of 316

BELANGRIJK
27)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond
op minstens 10 cm van de sensoren
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
TRAFFIC SIGN
RECOGNITION
(voor bepaalde versies/markten)
125) 126) 127) 128)
28) 29) 30) 31) 32) 33) 34)
Het systeem detecteert automatisch
herkenbare verkeersborden, zoals
snelheidslimieten, inhaalverboden en
borden die het einde van dergelijke
verboden aangeven.
De camera is achter de
achteruitkijkspiegel gemonteerd. De
sensor controleert voortdurend de
verkeersborden om de huidige
snelheidslimiet en eventuele
inhaalverboden aan te geven.
WAARSCHUWING Het systeem is
ontworpen om verkeersborden te lezen
die aan de bepalingen van de
Conventie van Wenen voldoen.
GEBRUIK VAN
VERKEERS-
BORDENHERKENNING
Inschakeling en uitschakeling van
het systeem
Het systeem kan via het displaymenu
in- en uitgeschakeld worden.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Opmerking: De toestand en instellingen
van het systeem veranderen niet tijdens
de in- en uitschakelcycli.
BELANGRIJK
125)Als de camera zijn positie verliest
door een variatie in lading, kan het zijn dat
het systeem tijdelijk niet werkt om te
zorgen dat de camera een zelfkalibratie kan
uitvoeren.
126)Het systeem detecteert alleen de van
te voren ingestelde verkeersborden. Als
aan minimale zichtvoorwaarden en afstand
van het bord wordt voldaan, kan het alle
verkeersborden detecteren.
127)Het systeem is een rij-
assistentiesysteem maar ontzet de
bestuurder niet uit zijn verantwoordelijkheid
voor het rijden met aandacht en
zorgvuldigheid in naleving met de geldende
wetten.
100
134F1A0373
138
STARTEN EN RIJDEN
Page 149 of 316

Als het methaan op is, wordt
automatisch naar benzine
overgeschakeld; op het display stoppen
alle segmenten met knipperen en gaat
de
indicator bij het CNG-symbool fig.
139 branden.
Als de drukdrempel voor
methaanreserve is bereikt en de
gastank volledig is gevuld, wordt
gedurende 5 seconden geforceerd naar
benzine overgeschakeld om het
benzinetoevoersysteem efficiënt te
houden.Algemeen wordt aanbevolen de
benzinetank niet volledig leeg te
laten lopen omdat dit risico's met
zich meebrengt voor de bestuurder:Nadat het methaanniveau tot onder
de reservedempel is geraakt, zal het
voertuig op benzine blijven rijden tot de
benzine op is;
het voertuig kwam tijdens een vorige
rit al zonder benzine te zitten en terwijl
het op methaan rijdt, wordt de
drukdrempel voor methaanreserve
bereikt: in dat geval wordt geforceerd
naar benzine overgeschakeld, waarna
het voertuig tijdens het rijden afslaat.
OPMERKING Zorg dat de sleutel op
OFF staat als methaan wordt getankt.
Als namelijk het systeem al geforceerd
was overgegaan op benzine en er
wordt methaan getankt terwijl de sleutel
op ON staat, zal de motor op benzine
blijven lopen tot die opnieuw wordt
gestart.GEBRUIKSBEPERKINGEN
Wanneer van rijden op methaan wordt
overgeschakeld naar rijden op benzine,
zal de maximumsnelheid worden
beperkt tot 90 km/h; daarom wordt
geadviseerd direct nadat voor het eerst
gemeld wordt dat de methaanreserve
is bereikt, te tanken en na de tweede
melding (dubbele piep) 'riskante' acties
zoals inhalen op de snelweg te
vermijden.
De werking op benzine is uitsluitend
voor noodgevallen bestemd. Om een
grote afstand te kunnen afleggen,
ook wanneer de tankinhoud beperkt is,
worden de prestaties, zoals de
snelheid, het optrekken en het
versnellen (met name heuvelopwaarts)
beperkt.
Daarom wordt geadviseerd om te
waarborgen dat de gastank vol
te houden voordat u lange of, gezien de
belasting of de wegomstandigheden,
zware ritten/reizen maakt.
138F1A0436
139F0N0403I
147
Page 280 of 316

ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem
op onherstelbare wijze beschadigen.
62) 63)
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een scherm met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier
tekens van 0 tot 9.
Uconnect™ 3” Radio:
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren
van de code aan de rechter "BROWSE
ENTER" knop en druk deze in om te
bevestigen.
Uconnect™ 5” Radio – Uconnect™
5” Radio NAVDe geheime code bestaat uit vier cijfers
van 1 t/m 9: druk voor het invoeren
van het eerste cijfer van de geheime
code op de betreffende knop op de
display. Voer de overige cijfers van de
code op dezelfde manier in.
Na het invoeren van het vierde cijfer, de
cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE/ENTER" knop indrukken:
het systeem begint te werken.
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio geblokkeerd. 30
minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw
voertuig mee.
278
MULTIMEDIA
Page 281 of 316

BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd
naar het scherm moet kijken, ga dan de
weg af en parkeer op een veilige plek,
zodat u niet tijdens het rijden wordt
afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
207)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
208)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
62)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
63)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
279