service FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 33 of 332

A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met het Keyless Operation-systeem,
kan het bestuurdersportier met de
reservesleutel worden vergrendeld of
ontgrendeld. Raadpleeg
"Reservesleutel".
Bestuurdersportier met interne
slotschakelaar
Met gebruik van de slotschakelaar op
het bestuurdersportier kunnen alle
portieren worden vergrendeld of
ontgrendeld.A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Opmerking Zorg ervoor dat u tijdens
het uitstappen de portieren niet
vergrendelt als de sleutel zich nog in het
voertuig bevindt.
Voertuigsnelheid gevoeldige
automatische portiervergrendeling
(met impactgevoelig
ontgrendelmechanisme)
Alle portieren vergrendelen automatisch
wanneer de voertuigsnelheid ongeveer
de 15 km/u overschrijdt. Bovendien
ontgrendelen alle portieren bij een harde
botsing met een ander voertuig, die
heel gevaarlijk kan zijn voor de
inzittenden. Dit is zo bedacht voor
reddingswerkzaamheden wanneer er
een onverwacht ongeluk gebeurt.
20)
Opmerking Zelfs als het voertuig leidt
onder significante vervorming door een
botsing, etc. kan het, afhankelijk van delocatie en hoek van de botsing, en van
de vorm en conditie van het andere
voorwerp in de botsing, zijn dat de
portieren niet ontgrendeld worden. De
graad van vervorming of schade aan
het voertuig hoeft niet persé overeen te
komen met het ontgrendelen van de
portieren.
Opmerking Deze functies worden
geactiveerd wanneer het voertuig de
fabriek verlaat. Als u deze functies wilt
activeren of deactiveren, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Ontgrendelen met de
contactschakelaar, de
motorschakelaar of de kieshendel
Alle portieren kunnen altijd worden
ontgrendeld op de volgende wijze.
Voertuigen met handgeschakelde
versnellingsbak - Als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "LOCK" wordt
gezet of de werkingsmodus in OFF is
gezet.
Voertuigen met automatische
versnellingsbak - De hendel van de
kiesschakelaar in “P” (PARK) terwijl de
werkingsmodus in ON is gezet. Of de
bedieningsmodus staat in "OFF".
Deze functies worden gedeactiveerd
wanneer het voertuig de fabriek verlaat.
Als u deze functies wilt activeren of
deactiveren, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
34AHA10545335AHA105466
31
Page 35 of 332

andere portieren wilt ontgrendelen,
draai dan de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC" of zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Opmerking De tijd die verstrijkt tussen
het indrukken van de ontgrendelknop
(B) op de sleutel of de vergrendel-/
ontgrendelknop (C) van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier en de automatische
vergrendeling, kan worden aangepast.
Neem voor meer informatie contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Opmerking Het is mogelijk de portieren
te vergrendelen en tegelijkertijd het
Dead Lock-systeem in te schakelen
door maar één keer op de
vergrendelknop (A) op de sleutel, of de
vergrendel-/ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier te drukken. Neem
voor meer informatie contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Het systeem testen
Open alle portierruiten en schakel het
Dead Lock-systeem in. (Raadpleeg
"Instelling van het systeem".) Reik na
inschakeling van het Dead
Lock-systeem door de ruiten in het
voertuig en stel vast dat u de portieren
niet kunt ontgrendelen met de
slotschakelaars.
Opmerking Neem voor advies over het
inschakelen van het Dead
Lock-systeem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.ACHTERPORTIEREN MET
KINDERSLOT (dubbele
cabine)
A — Vergrendelen
B — Ontgrendelen
Het kinderslot helpt voorkomen dat de
portieren abusievelijk worden geopend,
vooral met kleine kinderen op de
achterbank.
Op ieder portier is een hendel
aangebracht. Als de hendel in de
vergrendelde stand staat, kan het
portier niet met de interne handgreep
worden geopend.
Om een met kinderslot vergrendeld
portier te openen, moet de externe
handgreep worden gebruikt. Als de
hendel in de ontgrendelde stand staat,
werkt het kinderslot niet.
21) 22) 23)
ACHTERKLEP
Openen
Trek de handgreep omhoog en doe de
achterklep omlaag.
Sluiten
Doe de achterklep omhoog en sluit
hem met genoeg kracht om hem stevig
op zijn plaats te vergrendelen.
38AHA10186239AHA101875
40AHA101888
33
24) 25) 26) 27) 28) 29)
Page 37 of 332

20)Wanneer de
voertuigsnelheidsgevoelige automatische
portiervergrendeling/botsinggevoelig
ontgrendelmechanisme misschien niet
werkt in de volgende omstandigheden, laat
het voertuig dan onmiddellijk controleren bij
een Fiat Servicenetwerk. 1- Het portier
vergrendelt automatisch wanneer de
voertuigsnelheid ongeveer de 15 km/u
overschrijdt. 2 - Het portier ontgrendelt
automatisch tijdens het rijden. 3 – Zelfs als
de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat, gaat het
SRS-waarschuwingslampje niet branden of
blijft branden. 4 – Het SRS-
waarschuwingslampje gaat tijdens het
rijden branden. 5 - Het centrale
portiervergrendelingssysteem is stuk.
21)Als een kind op de achterbank wordt
vervoerd, gebruik dan het kinderslot om te
voorkomen dat een portier abusievelijk
wordt geopend en een ongeval wordt
veroorzaakt.
22)Als bij ingeschakeld kinderslot en de
hiervoor beschreven vergrendelingswijze
de binnenhandgreep van een achterportier
wordt bediend, lukt het niet om het portier
te openen, om het portier te openen moet
de handgreep aan de buitenkant gebruikt
worden. Bij inschakeling van de
noodvergrendeling wordt de knop van de
centrale portiervergrendeling/ontgrendeling
niet buiten werking gesteld.
23)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer na
inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk is
ingeschakeld door aan de handgreep aan
de binnenzijde van de portieren te trekken.24)Ga tijdens het laden en lossen van
bagage niet achter de uitlaatpijp staan. De
hitte van de uitlaatpijp kan leiden tot
brandwonden.
25)Zorg ervoor dat uw vingers niet tussen
de achterklep komen.
26)Leg geen gewicht op de achterklep.
27)Zorg ervoor dat de achterklep stevig
dicht zit, voordat u wegrijdt. Als de
achterklep opengaat tijdens het rijden,
kunnen de voorwerpen in de bagageruimte
eruit vallen en op de weg terechtkomen.
28)Als het dead lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat het
voertuig wordt verlaten, of er niemand
meer aan boord is. Wanneer de batterij van
de afstandsbediening leeg is, kan het
systeem alleen worden uitgeschakeld door
de metalen baard van de sleutel in beide
portiersloten te steken en te draaien, zoals
hiervoor is beschreven: in dit geval blijft het
systeem alleen op de achterdeuren
ingeschakeld.
29)Dit veerbelaste systeem heeft
inschakelingskrachten die ontwikkeld zijn
voor optimaal comfort. Bij een botsing of
een windstoot kunnen de veren loshaken
waardoor de deuren plots kunnen
dichtvallen.
30)Op voertuigen met achterbumper, dient
u de achterklep niet omlaag te laten omdat
de achterklep dan kan beschadigen.
31)Sluit nooit de achterklep als de schakel
of draad niet vastzit.STOELEN
STOELVERSTELLING
Stel de bestuurdersstoel dusdanig af
dat u comfortabel zit, goed bij de
pedalen, het stuurwiel, de schakelaars,
enz. kunt, en altijd goed zicht hebt.
32) 33) 34) 35) 36) 37) 38) 39) 40) 41) 42) 43) 44) 45)
10)
VOORSTOELEN
Handbediend (waar aanwezig)
1 — Voor- of achterwaarts verstellen:
Trek de hendel omhoog, zet de stoel in
de gewenste stand en laat de hendel
weer los.
2—
Rugleuning kantelen: Trek de hendel
omhoog, leun tot de gewenste stand naar
achteren en laat de hendel weer los.
3—Hoogte van het stoelkussen
verstellen (alleen aan de bestuurderszijde
van de anderhalve en dubbele cabine):
Draai aan de knop en zet het stoelkussen
op de gewenste hoogte.
44AHA105626
35
Page 44 of 332

Open een van de portieren als alle
portieren gesloten zijn.
Vergrendel alle portieren met het
Keyless Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie.
De versnellingspook (automatische
versnellingsbak) staat in de stand “P”
(parkeren).
Opmerking Als het portier wordt
geopend, maar het stuurwiel niet op
slot gaat, gaat de zoemer af om aan te
geven dat het stuurwiel niet is
vergrendeld.
Ontgrendelen
Het stuurwiel kan op de volgende
manieren worden ontgrendeld.
Zet de bedieningsmodus op "ACC".
Start de motor.
18) 19)
Opmerking Als het stuurwiel niet
ontgrendelt, knippert het
waarschuwingslampje, gaat de interne
zoemer af en gaat het
waarschuwingslampje branden. Draai
de motorschakelaar nogmaals, terwijl u
het stuurwiel enigszins naar links en
rechts draait.
Opmerking Als het stuurslot niet naar
behoren werkt, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet de
bedieningsmodus op "OFF" en druk op
de vergrendelknop van de Keyless
Operation-sleutel. Druk vervolgens opde motorschakelaar. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje weer gaat
branden.
Opmerking Als er sprake is van een
storing in het stuurslot, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een
veilige plaats en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
CLAXONSCHAKELAAR
Druk op het stuurwiel op of rond de
claxonmarkering.
Type 1
Type 2
60AHZ100903
61AHA103505
62AA0108106
63AHA107590
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 48 of 332

Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
Opmerking De functies kunnen zoals
hieronder aangegeven, worden
gewijzigd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk:Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Opmerking De buitenspiegels kunnen
door de volgende handelingen ingeklapt
of uitgeklapt worden, zelfs bij iedere
bovenstaande wijziging.
Na het indrukken van de
vergrendelingsschakelaar om de
portieren te vergrendelen, als de
vergrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels ingeklapt.
Na het indrukken van de
ontgrendelingsschakelaar om de
portieren te ontgrendelen, als de
ontgrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels weer uitgeklapt.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
73AHA101396
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 49 of 332

Type 2
Opmerking De spiegelverwarming kan
automatisch worden ingeschakeld.
Wendt u voor nadere informatie tot het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
56)De buitenspiegel is bolvormig; hierdoor
wordt de afstandswaarneming ietwat
vertekend. Bovendien is het spiegelglas
van de onderste spiegel bolvormig,
waardoor het gezichtsveld wordt vergroot.
Hierdoor lijkt de omvang van de
weerspiegelde objecten kleiner en ontstaat
de indruk dat deze objecten zich op grotere
afstand bevinden dan werkelijk het geval is.
57)Probeer de achteruitkijkspiegels niet te
verstellen tijdens het rijden. Dit kan
gevaarlijk zijn. Verstel de spiegels altijd
voordat u gaat rijden.58)Uw voertuig is uitgerust met bolle
spiegels. Vergeet niet dat de objecten die u
in de spiegel ziet, kleiner en verder weg
lijken dan met een normale platte spiegel.
Gebruik deze spiegel niet om de afstand
tussen naderende voertuigen in te
schatten, als u van rijstrook verandert.
59)Bestuur het voertuig niet met
ingeklapte spiegels. Het gebrek aan zicht
naar achteren dat normaal gesproken door
de spiegels wordt geboden, kan leiden tot
ongevallen.
BELANGRIJK
20)De spiegels kunnen met de hand
worden in- of uitgeklapt. Als de spiegel
echter met de spiegelschakelaar is
ingeklapt, moet de spiegel ook weer met de
schakelaar worden uitgeklapt, en niet met
de hand. Als u de spiegel met de
schakelaar inklapt en vervolgens met de
hand weer uitklapt, klikt de spiegel niet naar
behoren op zijn plaats vast. Daardoor zou
de spiegel tijdens het rijden door wind of
trillingen kunnen bewegen en het zicht naar
achteren kunnen belemmeren.
BUITENVERLICHTING
COMBINATIE-
SCHAKELAAR
KOPLAMPEN EN
DIMLICHT
Koplampen
Opmerking Laat de lampen niet
langdurig branden als de motor is
afgezet (niet draait). Hierdoor kan de
accu leeglopen.
Opmerking Als het regent of als het
voertuig is gewassen, raakt de
binnenkant van de lens soms beslagen;
dit duidt niet op een slechte werking.
Als de lamp wordt ingeschakeld,
verdwijnt de condensatie door de
warmte. Als zich echter water in de
lamp verzamelt, raden we u aan de
lamp te laten nakijken.
Opmerking De lampen van
HID-koplampen (indien aanwezig)
hebben de volgende eigenschappen:
Wanneer de koplampen gebruikt
worden, kleurt het licht langzaam
blauw-wit.
De levensduur van de lamp neemt af
naarmate deze herhaaldelijk wordt in-
en uitgeschakeld. De helderheid kan
afnemen, de lamp kan gaan flikkeren en
het licht kan een rode gloed aannemen
wanneer de lamp het einde van de
levensduur bereikt. Laat uw voertuig in
dit geval nakijken door het Fiat
Servicenetwerk
74AA0110220
47
Page 50 of 332

Type 1
Draai de schakelaar om de lampen aan
te zetten.
OFF— alle lampen zijn uit
— positielichten, achterlampen,
kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting zijn aan
— koplampen en andere lampen
gaan aan
Type 2
Draai de schakelaar om de lampen aan
te zetten.OFF— alle lampen zijn uit
AUTO— als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" staat,
gaan koplampen, positielichten,
achterlampen, kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting
automatisch aan en uit, naargelang de
lichtomstandigheden buiten. Alle
lampen gaan automatisch uit als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet.
— positielichten, achterlampen,
kentekenplaat- en
instrumentenpaneelverlichting zijn aan
— koplampen en andere lampen
gaan aan
Opmerking De gevoeligheid van de
automatische in-/uitschakeling kan
worden aangepast. Neem voor meer
informatie contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Opmerking Als de mistkoplampen
(indien aanwezig) aangaan als dat nodig
is, omdat de schakelaar in de stand
"AUTO" staat, gaan de lampen ook
automatisch weer uit als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet.
Opmerking Als de koplampen zijn
uitgeschakeld door de automatische
in-/uitschakeling met de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ON",
gaan de mistkoplampen (indien
aanwezig) en de mistachterlichten
(indien aanwezig) ook uit. Als de
koplampen daarna weer worden
ingeschakeld door de automatische
in-/uitschakeling, worden de
mistkoplampen ook ingeschakeld maar
blijven de mistachterlichten
uitgeschakeld. Als u het mistachterlicht
weer wilt inschakelen, dient u de
schakelaar opnieuw te bedienen.
Opmerking Dek de sensor (A) voor de
automatische in-/uitschakeling niet af
door een sticker of label op de voorruit
te plakken.
75AA0061221
76AA0071497
48
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 51 of 332

Opmerking Bedien de schakelaar
handmatig en laat uw voertuig nakijken,
als de schakelaar in de stand "AUTO"
staat, maar de lampen niet aan- of
uitgaan.
Automatische uitschakeling lampen
(koplampen, mistlampen, enz.)
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier wordt geopend.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier vervolgens
gedurende ongeveer drie minuten dicht
blijft. [Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.
Opmerking De automatische
uitschakeling van de lampen kan ook
worden uitgeschakeld. Wendt u voor
nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.
Lampbewakingszoemer
Als de volgende handeling wordt
verricht, gaat een zoemer af om de
bestuurder eraan te herinneren dat de
lampen moeten worden uitgeschakeld.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem]
Als het bestuurdersportier wordt
geopend als de sleutel in de stand
"LOCK" of "ACC" staat of uit het
contactslot wordt verwijderd, terwijl de
lampen aan zijn. [Voor voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem] Als hetbestuurdersportier wordt geopend als
de bedieningsmodus op "ACC" of
"OFF" staat, terwijl de lampen aan zijn.
In beide gevallen stopt de zoemer
automatisch als de automatische
uitschakelfunctie wordt geactiveerd, de
lampschakelaar uit wordt gezet of het
portier wordt gesloten.
Dagrijlichten
(Indien aanwezig)
De dagrijlichten gaan aan als de motor
draait, de lampschakelaar in de stand
"OFF" of "AUTO" staat en de
achterlampen uit zijn.
60) 61)
Dimlicht (overschakeling
grootlicht/dimlicht)
Als de lampschakelaar in de stand
staat, schakelen de koplampen
iedere keer als hendel (A) volledig naar
achteren wordt getrokken, over van
grootlicht naar dimlicht (of van dimlicht
naar grootlicht). Zolang het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het
indicatielampje voor grootlicht op het
instrumentenpaneel ook.
77AJZ101023
49
Page 53 of 332

A — Richtingaanwijzers: gebruik voor
een normale afslag stand (A). De hendel
gaat automatisch terug als de afslag is
genomen.
B — Signalering voor een verandering
van rijstrook: als de hendel (B) zachtjes
wordt bewogen om van rijstrook te
veranderen, knipperen de
richtingaanwijzers en het indicatielampje
op het instrumentenpaneel alleen
zolang de hendel wordt bediend.
Bovendien knipperen de
richtingaanwijzers en het indicatielampje
op het instrumentenpaneel drie keer als
de hendel (B) zachtjes wordt
aangeraakt en gelijk weer wordt
losgelaten.
Opmerking Als de lamp ongebruikelijk
snel knippert, is de lamp in de
richtingaanwijzers mogelijk
doorgebrand. We raden u aan het
voertuig na te laten kijken.De volgende functies kunnen worden
geactiveerd:
Knipperen van de richtingaanwijzers
als de hendel wordt bediend met de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ACC".
Het 3 keer knipperen van de
richtingaanwijzers voor het veranderen
van rijstrook kan worden uitgeschakeld.
De tijd die nodig is om de hendel te
bedienen en de richtingaanwijzers drie
keer te laten knipperen, kan worden
aangepast.
Het geluid van het knipperen van de
richtingaanwijzers kan worden
gewijzigd. Wendt u voor nadere
informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
SCHAKELAAR
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de schakelaar van de
alarmknipperlichten als het voertuig in
een noodgeval op de weg moet worden
stilgezet. De alarmknipperlichten
kunnen altijd worden gebruikt,
ongeacht de stand van de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus.
Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten aan te zetten en
alle richtingaanwijzers gaan constant
knipperen. Druk nogmaals op de
schakelaar om de alarmknipperlichten
uit te zetten.Opmerking Op voertuigen uitgerust
met het noodremsysteem werkt het
noodremsysteem niet, zolang de
alarmknipperlichten knipperen doordat
de schakelaar handmatig is ingedrukt.
Raadpleeg "Noodremsysteem".
SCHAKELAAR
MISTLAMPEN
(indien aanwezig)
Schakelaar mistkoplampen
De mistkoplampen kunnen worden
bediend terwijl de koplampen of
achterlampen aan zijn. Draai de knop
naar "ON" om de mistkoplampen in te
schakelen. Een indicatielampje op het
instrumentenpaneel gaat ook branden.
Draai de knop naar "OFF" om de
mistkoplampen uit te schakelen. Zodra
u de knop loslaat, keert hij automatisch
terug naar de oorspronkelijke stand.
80AA0061205
81AHA101383
51
Page 57 of 332

Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als de centrale portiervergrendeling
wordt gebruikt om het voertuig af te
sluiten.
Als de Keyless Entry- of de Keyless
Operation-sleutel wordt gebruikt om het
voertuig af te sluiten.
Als het voertuig is uitgerust met het
Keyless Operation-systeem en de
Keyless Operation-functie wordt
gebruikt om het voertuig af te sluiten.
Automatische uitschakeling:
als de lamp is ingeschakeld met de
contactschakelaar op de stand "LOCK"
of "ACC" of de bedieningsmodus op
"OFF" of "ACC", en het portier wordt
geopend, schakelt de lamp na
ongeveer 30 minuten automatisch uit.
Als de lamp automatisch uit is gegaan,
gaat de lamp in de volgende gevallen
weer branden:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als het Keyless Entry- of het Keyless
Operation-systeem wordt gebruikt.
Als alle portieren worden gesloten.
C — UIT
De lamp gaat uit, ongeacht of een
portier open of gesloten is.Opmerking Als de sleutel is gebruikt
om de motor te starten en de sleutel
wordt uitgenomen, terwijl de portieren
gesloten zijn, gaat de lamp branden en
na een paar seconden weer uit.
Opmerking Als de Keyless
Operation-functie is gebruikt om de
motor te starten en de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet, terwijl het portier gesloten is,
gaat de lamp branden en na ongeveer
15 seconden weer uit (indien aanwezig).
Opmerking De tijd waarna de lamp
uitgaat (vertraging) kan worden
ingesteld. Raadpleeg voor meer
informatie het Fiat Servicenetwerk.
Opmerking De automatische
uitschakeling kan niet worden gebruikt
als de schakelaar van de
binnenverlichting in de stand "ON" (1)
staat. Deze functie kan ook worden
uitgeschakeld. Raadpleeg voor meer
informatie het Fiat Servicenetwerk.Kaartleeslampjes (indien aanwezig)
Druk op de schakelaar (A) om het
lampje aan te zetten. Druk er nogmaals
op om het weer uit te zetten.
90AHA114736
55