dashboard FIAT PANDA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: PANDA, Model: FIAT PANDA 2018Pages: 240, PDF Size: 13.62 MB
Page 9 of 240

KENNISMAKING MET DE AUTO
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan
kunt u met eigen ogen onmiddellijk zien
wat hier beschreven is.DASHBOARD ................................. 8
SLEUTELS ...................................... 9
CONTACTSLOT .............................. 10
FIAT CODE SYSTEEM..................... 11
PORTIEREN .................................... 11
STOELEN........................................ 13
HOOFDSTEUNEN ........................... 15
STUURWIEL ................................... 16
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ............ 16
BUITENVERLICHTING .................... 17
INTERIEURVERLICHTING ............... 20
RUITEN REINIGEN .......................... 21
KLIMAATREGELING........................ 23
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ..... 27
MOTORKAP.................................... 27
BAGAGERUIMTE ............................ 29
USB-AANSLUITINGEN EN
AUX-INPUT ..................................... 30
SMARTPHONE DOCK .................... 31
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM.. 33
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM
(NATURAL POWER) ........................ 35
7
Page 10 of 240

DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van
de versies.
1. Verstelbare luchtroosters 2. Bedieningshendel buitenverlichting 3. Frontairbag bestuurderszijde 4. Bedieningshendel ruitenwissers voor/achter en
tripcomputer 5. Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden 6. Frontairbag passagierszijde 7. Dashboardkastje (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) 8. Radio (voor bepaalde uitvoeringen/markten) 9. Bedieningsknoppen 10. Versnellingspook 11. Bedieningsorganen voor
verwarming/ventilatie/klimaatregeling 12. Contactslot 13. Instrumentenpaneel 14. Elektrische voorruiten 15. ECO/ASR OFF toetsen (voor bepaalde
versies/markten)
1F1D0131
8
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 19 of 240

Elektrisch verstellen
(voor bepaalde versies/markten)
De spiegels kunnen alleen worden
versteld met de contactsleutel in stand
MAR.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
Selecteer de gewenste spiegel (links
of rechts) met kiesschakelaar A fig.
16;
zet kiesschakelaar A op stand B en
beweeg hem om de linker buitenspiegel
af te stellen;
zet kiesschakelaar A op stand D en
beweeg hem om de rechter
buitenspiegel af te stellen.
Na het afstellen moet kiesschakelaar A
in de tussenvergrendelstand C worden
gezet.BELANGRIJK Wanneer de
achterruitverwarming wordt
ingeschakeld, worden de
verwarmingselementen van de
buitenspiegels geactiveerd (voor
bepaalde versies/markten).
Handmatig inklappen
Indien nodig, de spiegels naar de auto
toe inklappen.
BELANGRIJK Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd uitgeklapt zijn.
BELANGRIJK
15)De buitenspiegel is bolvormig;
hierdoor wordt de afstandswaarneming
ietwat vertekend.
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel fig. 17 worden de
dagverlichting, het stadslicht, dimlicht,
de parkeerlichten, het grootlicht, de
richtingaanwijzers en het "Follow me
home"-systeem bediend.
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel
in de stand MAR.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het dashboard
verlicht.
STADSLICHT /
DAGRIJVERLICHTING
(DRL)
“Dagrijlichten”
(voor bepaalde versies/markten)
16) 17)
15F1D001516F1D0016
A
17F1D0019
17
Page 21 of 240

Het lampjegaat branden wanneer
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt alleen de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.
Uitschakeling:houd de hendel langer
dan twee seconden naar het stuurwiel
getrokken.
MISTACHTERLICHTEN
Druk op knop
, op het dashboard,
om de mistachterlichten in te
schakelen.
Wanneer de mistachterlampen zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
MISTLAMPEN/
MISTACHTERLICHT
(voor bepaalde versies/markten)
De mistlampen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het dimlicht
brandt.
Druk, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, op
knop A fig. 18 als volgt:
Eerste keer indrukken:
mistlampen voor aan;
tweede keer indrukken:
mistachterlichten aan;
derde keer indrukken:
mistkoplampen/mistachterlichten uit.
Wanneer de mistlampen zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
Wanneer de mistachterlampen zijn
ingeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel tegelijkertijd
branden.
BELANGRIJK
16)De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht in landen waar dit tijdens het
rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is.17)De dagrijlichten mogen het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
18F1D0024
19
Page 23 of 240

RUITEN REINIGEN
RUITENWISSERS /
-SPROEIERS VOORRUIT
4) 5) 6)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Draaischakelaar A fig. 21 heeft vier
verschillende standen:
ruitenwisser uit.
wissen met interval.
langzaam continu wissen.
snel continu wissen.
Zet de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de tijdelijke snelle wisstand in
te schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.Met de draaischakelaar A fig. 21 in de
stand
, wordt de wissnelheid
automatisch aan de rijsnelheid
aangepast.
Bij ingeschakelde ruitenwissers, wordt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, ook de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur
(onstabiele stand) om de ruitensproeier
in te schakelen.
Als de hendel langer dan een halve
seconde wordt aangetrokken, dan
worden in één beweging de
ruitenwissers en -sproeiers
ingeschakeld.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt
de ruitenwisser na drie slagen. Na circa
6 seconden volgt nog een extra
reinigingsslag.
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
4) 5) 6)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Zet ring 1 fig. 21 van standOnaar
stand
om de achterruitwisser als
volgt in te schakelen:
wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
synchroon wissen (met de halve
wisfrequentie) als de ruitenwissers voor
werken;
continu wissen met ingeschakelde
achteruitversnelling en bediening.
Bij ingeschakelde ruitenwisser voor en
ingeschakelde achteruitversnelling, is
de werking van de achterruitwisser
continu.
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (onstabiele stand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld. Als de
hendel ten minste een halve seconde
in deze stand wordt gehouden, dan
wordt ook de achterruitwisser
ingeschakeld. Door de hendel los te
laten, wordt de automatische
wis-/wasregeling ingeschakeld, net als
voor de ruitenwisser voor.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra
de hendel wordt losgelaten.
BA
21F1D0020
21
Page 26 of 240

BELANGRIJK Geadviseerd wordt de luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels, of rijdend over stoffige wegen, om
te voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur komt. Gebruik de functie echter niet langdurig, vooral als er meerdere
passagiers aan boord zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
C - Draaiknop luchtverdeling:
luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
verdeling tussen luchtroosters beenruimten (warmste lucht) en luchtroosters op dashboard (koelste lucht).
naar de roosters in de beenruimte. Wegens de natuurlijke neiging van warmte om zich naar boven toe te verspreiden,
warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
verdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten en uitstroomopeningen voorruit/voorste zijruiten. Dit type verdeling
biedt een doeltreffende verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
D - In-/uitschakelknop achterruitverwarming, inklapbare spiegel/voorruitverwarming (voor bepaalde versies/markten). De led op
de knop gaat branden om aan te geven dat de functie is ingeschakeld. Om de accu efficiënt te houden, wordt de functie na
ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
E - Draaiknop voor ventilatorsnelheid en inschakeling/uitschakeling klimaatregeling (voor bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie
ontstaan, waardoor het zicht wordt beperkt.
OPMERKING Om de luchtstroom uit de openingen te stoppen, de knop op 0 plaatsen en knop B op interne luchtrecirculatie.
.
EXTRA VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Deze inrichting versnelt het verwarmen van het interieur wanneer het erg koud is. De verwarming wordt automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en als de motor gestart is en wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is. De extra verwarming wordt automatisch uitgeschakeld nadat de gewenste
comfortsituatie is bereikt.
De verwarming werkt alleen bij lage buitentemperatuur en lage motorkoelvloeistoftemperatuur. De extra verwarming wordt niet
ingeschakeld als de accuspanning te laag is.
24
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 27 of 240

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
Bedieningselementen
.
A - Schakelt de AUTO-functie in (automatische werking klimaatregeling).
B - Verhoogt de luchttemperatuur.
C - Verlaagt de luchttemperatuur.
D - Selecteert handmatige luchtverdeling.
Door op de knoppen te drukken, kan een van de vijf luchtstroomverdelingspatronen gekozen worden:
luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
23F1D0708
25
Page 28 of 240

naar de roosters in de beenruimte. Wegens de natuurlijke neiging van warmte om zich naar boven toe te verspreiden,
warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+verdeling tussen luchtroosters beenruimten (warmste lucht) en luchtroosters op dashboard (koelste lucht).
+verdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten en uitstroomopeningen voorruit/voorste zijruiten. Dit type verdeling
biedt een doeltreffende verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie
ontstaan, waardoor het zicht wordt beperkt.
E - Schakelt de MAX DEF-functie (snelle ontdooiing/ontwaseming voorruit) in/uit.
F - Schakelt de aircocompressor in/uit.
G - Schakelt de interne luchtrecirculatie in/uit.
H - Klimaatregeling aan/uit.
F - Schakelt de achterruitverwarming en (voor bepaalde versies/markten) de spiegelverwarming/voorruitverwarming in/uit.
L/M - Regelt de ventilatorsnelheid.
De automatische klimaatregeling regelt de Start&Stopfunctie (motor uit wanneer de auto nul is) om een passend comfort in het
interieur te garanderen.
OPMERKING: Onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt aanbevolen het gebruik van de Start&Stopfunctie te
beperken om te voorkomen dat de compressor continu wordt in- en uitgeschakeld, waardoor de ramen snel beslaan en
vochtophoping plaatsvindt, met een onaangename geur in het interieur als gevolg.
.
BELANGRIJK
18)Het wordt afgeraden de luchtcirculatie in te schakelen bij lage buitentemperaturen, aangezien de ruiten sneller kunnen beslaan.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht,
R134a of R1234yf. Gebruik tijdens het laden alleen het gas dat is aangeduid op het plaatje in de motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en conditie van het systeem. Het smeermiddel dat voor de compressor wordt gebruikt, is ook
strikt gekoppeld aan het type koelgas; raadpleeg het Fiat Servicenetwerk.
26
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 32 of 240

INITIALISATIE
BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Als de accu is
losgekoppeld of als de zekering
doorbrandt, moet het openen/sluiten
van de achterklep opnieuw
geïnitialiseerd worden. Ga als volgt te
werk: sluit alle portieren en de
achterklep, druk op de
toets op de
afstandsbediening, druk dan op de
knop.
27) 28) 29)
BELANGRIJK
25)Let op dat er geen voorwerpen op de
hoedenplank worden geraakt wanneer
de achterklep wordt geopend.
26)Met de motor aan moet u er altijd voor
zorgen dat de achterklep gesloten is:
uitlaatgassen zouden de laadruimte
ingezogen kunnen worden.
27)Aan elke bevestiging mag een lading
van maximaal 100 kg worden vastgezet.
28)Een zware lading die niet is vastgezet
kan ernstig letsel aan passagiers
veroorzaken in geval van een aanrijding.29)Als in een gebied wordt gereden waar
weinig tankstations aanwezig zijn en men
benzine in een tankje wil meenemen, moet
dit overeenkomstig de geldende
voorschriften en in een goedgekeurd tankje
gebeuren dat op passende wijze met de
bevestigingen is verankerd. Bedenk echter
wel dat op deze manier het risico op brand
bij een ongeval toeneemt.
USB-AANSLUITINGEN
EN AUX-INPUT
(voor bepaalde versies/markten)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
kan het voertuig zijn uitgerust met:
een USB-aansluiting/hoofd
AUX-input fig. 31. De AUX-input voor
het aansluiten van externe apparatuur
(iPod, muziekafspelers, etc.) en de
USB-aansluiting voor het overbrengen
van gegevens van een USB Pen Drive
of andere bronnen (smartphone etc.) en
langzaam opladen;
een extra USB-aansluiting op het
dashboard fig. 32 met de enige functie
de externe apparatuur op te laden
(smartphone etc.).
31F1D0698
30
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 33 of 240

BELANGRIJK Na gebruik van een
USB-oplaadstation, bevelen wij aan het
apparaat (smartphone) af te sluiten en
altijd eerst de kabel uit het contact
van het voertuig te halen, nooit uit het
apparaat. Zie fig. 33 bijvoorbeeld.
Kabels die blijven rondslingeren
of aangesloten blijven, zouden correct
bijladen kunnen beperken en/of de
conditie van de USB-aansluiting.
SMARTPHONE
DOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
kan de auto zijn uitgerust met een
docking station voor smartphones dat
op het dashboard wordt geinstalleerd.
Het installeren/
de-installeren van het
station
Installeer het smartphone docking
station door het in de speciale zetel van
het dashboard in te brengen,
geïllustreerd in fig. 34 (vastklikken).
Om het docking station te verwijderen
op beide knoppen fig. 35tegelijk
drukken.OPMERKING Wanneer het smartphone
docking station niet in gebruik is, wordt
aanbevolen om het te verwijderen uit
zijn zetel om geluiden en/of trillingen te
vermijden.
Inbrengen/verwijderen
van de smartphone
Om een smartphone in het docking
station in te brengen:
zorg ervoor dat ringmoer A fig. 36
gedraaid is in stand
;
32F1D0697
33F1D0801
34F1D0702
35F1D0700
36F1D0703
31