ESP FIAT PUNTO 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2020, Model line: PUNTO, Model: FIAT PUNTO 2020Pages: 215, PDF Size: 9.23 MB
Page 96 of 215

92
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Als de auto op een steile helling staat, kan
de rolautomaat blokkeren; dit is een nor-
maal verschijnsel. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als u de gordel snel uittrekt.
Hij blokkeert ook bij hard remmen, bot-
singen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-
veiligheidsgordels met rolautomaat.
De veiligheidsgordels voor de achterste
zitplaatsen moeten gedragen worden vol-
gens het schema weergegeven infig. 2
(met veiligheidsgordel voor de middelste
zitplaats) of volgens het schema weerge-
geven in fig. 3 (achterbank met twee zit-
plaatsen, voor bepaalde versies/markten).
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vast
door de gesp A in de sluiting Bte druk-
ken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de
rolautomaat blokkeert, laat dan de gor-
del een stukje teruglopen en trek de gor-
del vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de
knop C. Begeleid de gordel tijdens het te-
ruglopen, zodat wordt voorkomen dat de
gordelband draait.
Via de oprolautomaat wordt de lengte
van de gordel automatisch aangepast aan
het postuur van de drager en wordt toch
voldoende bewegingsvrijheid geboden.
fig. 1F0M0040m
fig. 3F0M0502m
fig. 2F0M0041m
Druk tijdens het rijden niet
op de knop C-fig. 1.
ATTENTIE!
091-110 PUNTO POP 1ed NL 03/04/14 15:15 Pagina 92
Page 115 of 215

111
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 112
PARKEREN .......................................................................\
..... 114
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ........................................................... 114
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 115
WINTERBANDEN .............................................................. 119
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 119
AUTO LANGERE T IJD STALLEN ................................... 120
S
S
T
T
A
A
R
R
T
T
E
E
N
N
E
E
N
N
R
R
I
I
J
J
D
D
E
E
N
N
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 111
Page 119 of 215

115
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
fig. 2F0M0503m
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en zo de
slag van de pedalen beperken.
ATTENTIE!
Laat na het schakelen de ver-
snellingspook los. Door het
rijden met een hand aan de
versnellingspook wordt op
het schakelmechanisme in de versnel-
lingsbak een geringe kracht uitgeoe-
fend, waardoor onnodige slijtage kan
ontstaan.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet gebruikt. Ze verminderen de ae-
rodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik
voor het vervoer van volumineuze voor-
werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen die
in het “Geprogrammeerd Onderhouds-
schema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 115
Page 120 of 215

116
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental, waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te
overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale be-
drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van
15 tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of ca-
ravans moet de auto uitgerust zijn met een
trekhaak van een goedgekeurd type en een
adequate elektrische installatie. De mon-
tage van de trekhaak moet door gespecia-
liseerd personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhandigd
m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger of caravan wordt beperkt. Ook de
remweg wordt langer en u hebt meer tijd
nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een verhoogd toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de mo-
tor veel langzamer op, terwijl het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te rijden
en geen hoge toerentallen te gebruiken: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de mo-
tor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel
nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het in-
schakelen van een lage versnelling voor
een snelle acceleratie verhoogt het brand-
stofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge
versnelling neemt het verbruik en de scha-
delijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien
slijt de motor hierdoor sneller.
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 116
Page 121 of 215

117
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aange-
houden. Deze richtlijnen worden even-
tueel aangevuld door extra informatie van
de fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen
aan de huidige EU-normen 94/20 en daar-
op volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale aanhangergewicht van de auto
waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet
een gestandaardiseerde stekkerverbinding
worden gebruikt die kan worden beves-
tigd op de daarvoor bestemde steun op de
trekhaak. Bovendien moet op de auto een
regeleenheid voor de buitenverlichting van
de aanhanger worden geïnstalleerd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-
den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-
zingen van de fabrikant van de auto en/of
van fabrikant van de trekhaak moeten
worden opgevolgd. Een eventueel elektrisch geregelde rem of
een ander systeem (lier enz.) moet recht-
streeks op de accu worden aangesloten
met een kabel met een diameter van mi-
nimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt worden als
de motor draait.
Naast de voorgeschreven elektrische aan-
sluitingen, mogen slechts een eventuele
elektrisch geregelde rem en een 15 W-
gloeilamp voor de binnenverlichting van
de aanhanger op de elektrische installatie
van de auto worden aangesloten.
Gebruik voor het aansluiten de regeleen-
heid van de inbouwvoorbereiding en een
kabel vanaf de accu met een diameter van
ten minste 2,5 mm
2.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-
ring), moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het to-
tale gewicht van de aanhangwagen of ca-
ravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Wij raden het gebruik aan van een ge-
schikte stabilisator op de trekhaak van de
aanhanger.
Het ABS waarmee de auto
kan zijn uitgerust, werkt niet
op het remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 117
Page 123 of 215

119
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan
dient u in het interieur van de auto een
voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de
maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden
(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen
te voorkomen of zoveel mogelijk te be-
perken. Hierdoor wordt het breken van
de kettingen voorkomen en daarmee
beschadiging van de carrosserie en de
mechanische onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwket-
tingen met een beperkte dikte van 9 mm.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de ban-
denspanning en het type winterbanden
exact aan de gegevens die staan vermeld
in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie
“H” geldt een maximum snelheid
van 210 km/h. Deze maximum snel-
heden zijn in overeenstemming met
de huidige wetgeving.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 119
Page 124 of 215

120
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is aan-getrokken;
❒maak de minkabel los van de accu encontroleer de acculading. Gedurende
het stallen moet deze controle iedere
drie maanden worden herhaald. Laad
de accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder een groen
middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon enbehandel ze met een beschermende
was;
❒reinig en conserveer de glimmende me-talen delen met daarvoor geschikte
middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de ruiten-wissers en achterruitwisser in met talk-
poeder en laat ze los van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of eenademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan niet
kan verdampen;
❒breng de bandenspanning 0,5 bar bovende normaal voorgeschreven spanning
en controleer deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt,moet de lading iedere maand gecon-
troleerd worden; laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur heeft
zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor nietaf.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met
een diefstalalarm, schakel dan het alarm
uit met de afstandsbediening.
Beperk de snelheid alsu sneeuwkettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden
en andere obstakels en rijd,
om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stuk-
ken op sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!
111-120 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 13.58 Pagina 120
Page 125 of 215

121
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 122
TE LAAG REMVLOEIST OFNIVEAU ............................... 122
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 122
STORING AIRBAG SYSTEEM ............................................ 123
TE HOGE KOELVLOEIST OFTEMPERATUUR ............. 123
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE OP GELADEN ........................................... 124
TE LAGE MOTOROLIEDRUK -
OLIEKWALITEIT O NVOLDOENDE .............................. 124
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “D UALDRIVE” ................... 125
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 125
MINIMUM MOTO ROLIEPEIL ........................................... 125
STORING EBD ..................................................................... 125
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen) ......................................................... 126
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD) (benzine-uitvoe ringen) ....................................... 126
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UI TGESCHAKELD ......... 127
STORING ABS ..................................................................... 127
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 127
NIET OMGELEGDE V EILIGHEIDSGORDEL ................127
VOORGLOEI-INSTALLATIE ............................................. 128
STORING VOOR GLOEI-INSTALLAT IE ........................128WATER IN BRAN
DSTOFFILTER .................................... 128
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – FIAT CODE ............................. 129
DEFECTE BUITENVE RLICHTING .................................. 129
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 129
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 129
DPF (Multijet-uitvoeringen) ................................................ 130
STORING ESP ....................................................................... 130
VERSLETEN RE MBLOKKEN ............................................. 130
STORING HILL HOLDER ................................................. 130
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 131
FOLLOW ME HO ME .......................................................... 131
MISTLAMPEN V
OOR ......................................................... 131
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 131
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 131
INSCHAKELING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “D UALDRIVE” ................... 131
GROOTLICHT ..................................................................... 131
KANS OP GLADHEID ....................................................... 132
BEPERKTE ACT IERADIUS ................................................ 132
ASR-SYSTEEM .......................................................................\
132
SNELHEIDSLIMIET OV ERSCHREDEN ........................... 132
L
L
A
A
M
M
P
P
J
J
E
E
S
S
E
E
N
N
B
B
E
E
R
R
I
I
C
C
H
H
T
T
E
E
N
N
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 121
Page 134 of 215

130
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE - VALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
STORING ESP
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-
den blijft branden en het lampje op de
knop ASR OFF gaat branden, wendt u
dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
Opmerking Als het lampje knippert tij-
dens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP in werking is getreden.
á
STORING
HILL HOLDER
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een sto-
ring in het Hill Holder-systeem. Wendt
u in dat geval zo snel mogelijk tot het
Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
ábranden.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een
bijbehorende melding op het display.
*
VERSLETEN
REMBLOKKEN
(geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden als de remblokken voor ver-
sleten zijn; laat deze in dat geval zo snel
mogelijk vervangen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een
bijbehorende melding op het display.
d
REINIGING VAN ROETFILTER (DPF)
BEZIG (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF –
geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven. Het
lampje gaat continu branden om de
bestuurder er op te wijzen dat het DPF-
systeem het regeneratieproces moet uit-
voeren om de verzadiging met verontrei-
nigende stoffen (partikels) te verhelpen.
Het lampje gaat niet bij iedere regenera-
tie van het roetfilter branden, maar alleen
als de rijomstandigheden vereisen dat de
bestuurder er op attent wordt gemaakt.
Om het lampje te laten doven moet de
auto doorrijden, totdat het regeneratie-
proces is voltooid. Dit duurt gemiddeld
15 minuten. De optimale omstandigheden
om het proces te voltooien, worden be-
reikt wanneer de auto 60 km/h rijdt bij
een toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op
een defect aan de auto. Het is dus niet no-
dig om de auto naar de garage te brengen.
Als het lampje gaat branden, verschijnt op
het display een bijbehorende melding
(voor bepaalde uitvoeringen/markten).
hDe rijsnelheid moet altijd
worden aangepast aan de
verkeerssituatie en de weersomstan-
digheden en u dient zich altijd aan de
geldende verkeerswetgeving te hou-
den. U kunt de motor ook uitzetten
met een brandend DPF-lampje; het
herhaaldelijk onderbreken van het re-
generatieproces kan echter een vroeg-
tijdige verslechtering van de motor-
oliekwaliteit veroorzaken. Het is
daarom aan te raden altijd te wach-
ten tot het lampje gedoofd is voordat
u de motor uitzet en de hierboven be-
schreven aanwijzingen op te volgen.
Het is niet aan te raden het regene-
ratieproces van het DPF te voltooien
bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
121-132 PUNTO POP 1ed NL 07/10/13 14.55 Pagina 130
Page 148 of 215

144
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE- VALLEN
❒als een spanning van ten minste 1,8 barwordt gemeten, herstel dan de correc-
te bandenspanning (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem) en rijdt
verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbij-zijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling los en verbind
de koppeling direct met het ventiel van de
band fig. 13; op deze manier wordt de
spuitbus niet met de compressor verbon-
den en wordt de afdichtvloeistof niet in de
band gespoten. PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
❒maak de koppeling
A-fig. 14los;
❒draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai despuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Aaan op de spuitbus
en plaats de doorzichtige vulbuis Bin
het daarvoor bestemde vak.
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de met de ban-
denreparatieset behandelde band
repareert.
ATTENTIE!
fig. 13F0M0365mfig. 14F0M0206m
133-164 PUNTO POP 1ed NL 25/03/14 16:31 Pagina 144