display FIAT SCUDO 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2012Pages: 219, PDF Size: 4.21 MB
Page 46 of 219

42
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor A
Als u de knop A/Cindrukt, schakelt de
aircocompressor in en kunnen op het dis-
play de letters A/Cworden weergegeven
om de inschakeling te bevestigen. Als u bij
ingeschakelde compressor opnieuw op de
knopA/Cdrukt, schakelt de aircocom-
pressor uit en verdwijnen ook de letters
van het display om de uitschakeling te be-
vestigen. Als u de aircocompressor uit-
schakelt, wordt de recirculatie uitgescha-
keld om het eventuele beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Als het systeem de in-
gestelde temperatuur echter niet meer
kan handhaven, gaat de temperatuur knip-
peren en dooft ook het opschrift AUTO.BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur te voeren met een tempe-
ratuur die lager is dan de buitentempera-
tuur; bovendien kunnen (in bijzondere
weersomstandigheden) de ruiten zeer snel
beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
Het uitschakelen van de compressor blijft
ook opgeslagen als de motor wordt uit-
geschakeld. U kunt de automatische re-
geling van de aircocompressor weer in-
schakelen door nogmaals de knop A/Cin
te drukken of de knop AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet.
Als de compressor is ingeschakeld bij
draaiende motor, kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waarde
(één staafje verlicht).
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE!
Page 47 of 219

43
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor C
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-
maatregeling automatisch alle functies in
die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer
de weersomstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HIop
beide displays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur om
toevoer van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld, nadat
de koelvloeistoftemperatuur de juiste
temperatuur heeft bereikt.Als de functie voor snel ontdooien/ont-
wasemen is ingeschakeld, gaan het lamp-
je op de betreffende knop en het lampje
op de knop van de achterruitverwarming
branden.
Als de functie voor maximaal ontwase-
men/ontdooien is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld. Als u de knop
voor maximale ontdooiing/ontwaseming
indrukt, of de knoppen voor de luchtre-
circulatie of de uitschakeling van de com-
pressor of de knop AUTO, schakelt het
systeem de functie maximaal ontdooi-
en/ontwasemen uit en worden alle be-
drijfsomstandigheden van voor het in-
schakelen van de functie hersteld.Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(indien aanwezig) F
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Page 48 of 219

44
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Systeem uitschakelen (A/C) A
Het systeem schakelt uit als u op de knop
Adrukt. Bij uitgeschakeld systeem zijn de
omstandigheden van de klimaatregeling:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempe-
raturen in het geheugen op voordat het
systeem wordt uitgeschakeld. Als u ver-
volgens op een willekeurige knop drukt
(behalve de knop van de achterruitver-
warming), worden de functies weer her-
steld. Als de functie van de ingedrukte
knop niet was ingeschakeld voor de uit-
schakeling, dan wordt deze functie ook ge-
activeerd; als deze daarentegen was inge-
schakeld, blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking
van het systeem weer wilt inschakelen,
druk dan op de knop AUTO.HULPVERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De uitschakeling van de verwarming vindt
automatisch plaats als het gewenste com-
fort is bereikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand MAR
hebt gezet.Handmatig regelbare verwarming
en airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop MofIin het
rode gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (met
de knop D).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
Page 53 of 219

49
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Follow me home (indien aanwezig)
Met deze functie wordt een bepaalde pe-
riode ingesteld (45 seconden) waarin de
ruimte voor de auto wordt verlicht; de
functie worden ingeschakeld door bij con-
tactslot in stand Sof verwijderde sleutel
de linker hendel in de richting van het
dashboard te drukken. Deze functie wordt
ingesteld door de hendel binnen 2 minu-
ten na het uitschakelen van de motor te
bedienen.
Als de auto is uitgerust met automatisch
inschakelende buitenverlichting en dim-
licht, wordt de functie follow me home au-
tomatisch ingeschakeld als een portier
wordt geopend.SCHEMERSENSOR
(automatische koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen
in sterkte van het omgevingslicht waar te
nemen op basis van de ingestelde gevoe-
ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe
minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen.
Inschakelen fig. 58
Draai de draaiknop in stand AUTO: op
deze manier gaan, afhankelijk van de sterk-
te van het omgevingslicht, tegelijkertijd de
buitenverlichting en de dimlichten auto-
matisch branden.
fig. 58F0P0286m
Uitschakelen fig. 58
Zet de draaiknop terug in stand å; bij uit-
schakeling van de functie verschijnt er een
bericht op het display.
De schemersensor is niet in staat om mist
te signaleren. Daarom moet bij mist de
verlichting handmatig worden ingescha-
keld.
Page 56 of 219

52
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.
Zet voor het uitschakelen van de regen-
sensor de hendel van de ruitenwissers in
standI,1of2. Bij uitschakeling van de
functie verschijnt er een melding op het
display.
Voor het inschakelen van de regensensor
moet de hendel in een andere stand wor-
den gezet en daarna in stand AUTO.De regensensor kan de volgende specia-
le omstandigheden die van invloed zijn op
de gevoeligheid van de sensor signaleren
en zichzelf aanpassen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒waterstrepen veroorzaakt door ver-
sleten wisserrubbers;
❒verschil tussen dag en nacht (het zicht
wordt ‘s nachts sterker gehinderd door
vocht op de ruit).Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.Schakel de regensensor niet
in als de auto in een wastun-
nel wordt gereinigd.
ATTENTIE!
Voor het reinigen van de
voorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uitge-
schakeld.
ATTENTIE!
Schakel het systeem niet in
als er ijs op de voorruit zit.
ATTENTIE!
Page 62 of 219

58
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0P0343m F0P0338m
Functie selecteren
Zet de knop in de stand LIMIT. De be-
grenzer is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld. Het display toont de laatst ge-
programmeerde snelheid.
F0P0330m
F0P0332mF0P0344m F0P0351m
Snelheid programmeren
De instelling is mogelijk bij draaiende mo-
tor zonder de begrenzer in te schakelen.
Geprogrammeerde snelheid verhogen:
❒druk op de knop Set +.
Kort indrukken verhoogt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verhoogt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
Geprogrammeerde snelheid verlagen:
❒druk op de knop Set -.
Kort indrukken verlaagt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verlaagt de snelheid
in stappen van 5 km/h.In-/uitschakelen (OFF)
De begrenzer schakelt in bij de eerste
keer indrukken van de knop, nogmaals in-
drukken schakelt de begrenzer uit (OFF).
F0P0334m
F0P0334mF0P0339m F0P0340m
Page 68 of 219

64
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, ga dan
als volgt te werk om de brandstoftoevoer
weer te herstellen:
❒draai de sleutel in stand S;
❒neem de contactsleutel uit, steek de
sleutel weer in het contactslot en start
de motor op de normale wijze.
BRANDSTOFONDERBR
EEKSCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar, die geregeld
wordt door de regeleenheid van het air-
bagsysteem, werkt bij een botsing (onge-
acht de richting) van een bepaalde omvang,
waardoor de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Op het instelbare multifunctionele display
verschijnt een bericht als de brandstof-
noodschakelaar inschakelt.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, herstel
dit systeem dan niet, zodat brand
wordt voorkomen.
ATTENTIE!
Page 81 of 219

77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
IMPERIAAL/SKIDRAGER
De bevestigingspunten zijn voorbereid in
de goot op het dak van de auto.
Bevestig de steunen van de imperiaal/ski-
drager in de daarvoor bestemde schroef-
draadgaten, zoals afgebeeld in fig. 108.
WAARSCHUWING U dient zich strikt
aan de montagevoorschriften te houden
die bij de set zijn geleverd. De montage
moet altijd door deskundige personen
worden uitgevoerd.
fig. 108F0P0100m
Controleer na enkele kilo-
meters opnieuw of de beves-
tigingsbouten nog goed vastzitten.
ATTENTIE!
Houdt u strikt aan de wette-
lijke regels betreffende de
maximale afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig
en houd tijdens de rit reke-
ning met een verhoogde zijwindge-
voeligheid.
ATTENTIE!
Overschrijd nooit het maxi-
mum draagvermogen (zie het
hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Contro-
leer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de juis-
te wijze.
ATTENTIE!
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de mo-
torkap onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Voer deze handelingen alleen
uit bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Als de auto is uitgerust met een diefsta-
lalarm, dan wordt een niet goed gesloten
motorkap aangegeven door een brandend
lampje
9in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het display.
Page 87 of 219

83
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig),
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en
krachtiger door het systeem wordt ge-
remd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij
een storing in het ESP (lampje
™brandt).
Als het ABS in werking
treedt , merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt ; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>,xen STOP op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een
melding (indien aanwezig) op het multi-
functionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje xop het ins-
trumentenpaneel gaat branden (op
het multifunctionele display (indien
aanwezig) verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloei-
stof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het con-
ventionele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht .
ATTENTIE!
Page 89 of 219

85
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfec-
te conditie zijn en de voorgeschreven
afmetingen hebben.
ATTENTIE!
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje
™op het instrumentenpaneel
continu branden. Bovendien verschijnt een
melding op het display (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”). Wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servi-
cenetwerk.ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trek-
kracht van de auto en grijpt automatisch
in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslip-
pen, vermindert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem
ervoor dat het wiel automatisch
wordt afgeremd. Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
❒te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeel-
ten (aquaplaning).